ECLI:NL:RBOVE:2015:5563

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
08.011957-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een bierflesje in Deventer

Op 17 december 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige man, die op 8 november 2014 in Deventer een poging tot zware mishandeling heeft gepleegd. De verdachte voelde zich aangevallen door het slachtoffer en sloeg met een bierflesje, waardoor het slachtoffer in het gezicht werd geraakt en het flesje brak. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlastelegging van poging tot zware mishandeling, maar sprak hem vrij van de primaire tenlastelegging van zware mishandeling, omdat er geen bewijs was voor blijvend letsel.

De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 160 uur. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die gediagnosticeerd was met een middelenafhankelijkheid en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De verdachte had blijk gegeven van verantwoordelijkheid door hulp te zoeken en was bereid om mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 560,- aan het slachtoffer, die bestond uit immateriële schade en schade aan kleding. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering, zodat dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.011957-15 (P)
Datum vonnis: 17 december 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 december 2015, na verwijzing op 18 maart 2015 door de politierechter naar de meervoudige kamer. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Schram en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
[slachtoffer] (zwaar) heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
Primair
hij op of omstreeks 8 november 2014 te Deventer aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten wonden/(blijvend) letsel in het aangezicht, heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een (kapotte) (bier)fles, althans een glazen en/of scherp voorwerp, in/tegen het gezicht te steken/slaan;
Subsidiair
hij op of omstreeks 8 november 2014 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, met een (kapotte) (bier)fles, althans een glazen en/of scherp voorwerp, in/tegen het gezicht heeft gestoken/geslagen;,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade plus een te matigen bedrag voor de materiële schade (kleding), met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft bepleit dat zijn cliënt van het onder primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde. De rechtbank heeft in het dossier geen bewijsmiddelen aangetroffen waaruit blijkt dat het slachtoffer blijvend letsel of littekens heeft opgelopen. Hierdoor komt de rechtbank tot het oordeel dat niet bewezen is dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
hij omstreeks 8 november 2014 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een bierfles in het gezicht heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 302 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel en de gronden daarvoor

De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden opleggen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van (voltooide) zware mishandeling zonder wapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
In dit geval heeft verdachte zich schuldig maakt aan een poging tot zware mishandeling.. Omdat verdachte zich aangevallen voelde door het slachtoffer, dat achter hem stond, heeft verdachte van zich af geslagen terwijl hij een bierflesje in zijn hand had. Verdachte raakte hierbij het slachtoffer in het gezicht met het bierflesje, waarbij het flesje brak. Als gevolg van deze mishandeling heeft het slachtoffer letsel in het gezicht opgelopen. Naast lichamelijk letsel heeft het voorval ook psychische gevolgen gehad voor het slachtoffer, zoals blijkt uit diens schriftelijke verklaring.
In het kader van deze strafzaak heeft de reclassering een advies opgesteld. Uit het advies blijkt dat verdachte is gediagnosticeerd met een middelenafhankelijkheid (alcohol en drugs) en antisociale persoonlijkheidsstoornis. Verdachte is wederom in behandeling bij de Tender in Deventer en volgt een intake bij Tactus verslavingszorg.. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog en het risico op onttrekken aan voorwaarden als laag/gemiddeld. De reclassering adviseert om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandeling/begeleiding bij de Tender en Tactus.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij via de Stadsbank te Apeldoorn in de schuldhulpverlening zit, dat hij sinds kort weer werk heeft via een uitzendbureau, dat hij niet meer dagelijks bier drinkt en geen drugs meer gebruikt en dat hij aan het slachtoffer heeft laten weten dat het hem spijt. Ook heeft verdachte verklaard mee te willen werken aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Gelet op het gegeven dat verdachte direct na het gebeuren blijk heeft gegeven van het nemen van zijn verantwoordelijkheid door hulp te zoeken, het feit dat de rechtbank niet het voltooide delict bewezen acht, maar een poging en een gevangenisstraf de goede weg die verdachte is ingeslagen, onevenredig zal doorkruisen, zal de rechtbank verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen maar een werkstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank passend om als straf op te leggen een werkstraf voor de duur van 160 uren. Daarnaast zal zij, gelet op de ernst van het feit en ter voorkoming van recidive en om de daarvoor noodzakelijke bijzonder voorwaarden mogelijk te maken, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren opleggen.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te [adres] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.679,93, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 99,98 mobiele telefoon;
  • € 49,95 spijkerbroek;
  • € 30,- T-shirt en
  • € 1.500,- immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. Dit geldt echter niet voor de opgevoerde mobiele telefoon. De rechtbank zal de benadeelde partij voor die schadepost niet-ontvankelijk verklaren. De opgevoerde schadepost voor wat betreft de kleding zal de rechtbank matigen tot een bedrag van € 60,-, omdat de rechtbank dit bedrag, gelet op de afschrijving, redelijk voorkomt.
De immateriële schade zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 500,-, omdat de benadeelde partij het meerdere onvoldoende heeft onderbouwd.
In totaal zal de rechtbank het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 560,- inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. Voor het meer gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, zodat dit deel van de vordering nog bij de burgerlijke rechter aangebracht kan worden.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die is toegebracht. Ook is het in het voordeel van het slachtoffer dat de maatregel wordt opgelegd. Gelet op de omvang van het bedrag gaat de rechtbank ervan uit dat het meegenomen kan worden in het schuldhulpverleningstraject van verdachte.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt de reclassering op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het meerdere niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. S. Taalman en mr.
R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2015.
Mr. Elbers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie Eenheid Oost-Nederland, IJS Team Deventer-Noord/Diepenveen met registratienummer PL0600-2015033523. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 december 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering;
2. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 11 november 2015 door
[verbalisant] , hoofdagent, pag. 4 tot en met 15 (inclusief bijlagen).