ECLI:NL:RBOVE:2015:5453

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 december 2015
Publicatiedatum
11 december 2015
Zaaknummer
ak_zwo_15_568_1
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit loongerelateerde WGA-uitkering en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 11 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Werkgeverschap Rbg, eiseres, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder. Het geschil betreft de loongerelateerde WGA-uitkering van werkneemster mevrouw [naam 2]. Verweerder had op 22 oktober 2014 een besluit genomen waarin werkneemster in aanmerking werd gebracht voor een WGA-uitkering. Zowel werkneemster als eiseres hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Op 10 februari 2015 verklaarde verweerder de bezwaren ongegrond, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 30 juni 2015 zijn eiseres en haar gemachtigde, [naam 1], verschenen, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door M.A. Kuilderd. De rechtbank deed op 8 september 2015 een tussenuitspraak waarin werd vastgesteld dat de besluitvorming een deugdelijke medische onderbouwing miste. Verweerder nam daarop op 22 september 2015 een nieuw besluit, waarbij werkneemster als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt werd aangemerkt per 14 november 2014. Eiseres gaf op 5 oktober 2015 aan zich met dit nieuwe besluit te kunnen verenigen. De rechtbank oordeelde dat het procesbelang van eiseres bij een beoordeling van het beroep was komen te vervallen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank droeg verweerder op het griffierecht van € 331,- aan eiseres te vergoeden en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.115,26. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/568

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Stichting Werkgeverschap Rbg, te Nijverdal, eiseres,
gemachtigde: [naam 1] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 oktober 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder mevrouw [naam 2] (werkneemster) in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Werkneemster en eiseres zijn hiertegen in bezwaar gekomen.
Bij besluit van 10 februari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2015.
Namens eiseres zijn verschenen [naam 1] en B.P. van der Molen-Stoel.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.A. Kuilderd.
De rechtbank heeft op 8 september 2015 een tussenuitspraak gedaan.
Verweerder heeft daarop op 22 september 2015 een nieuw besluit genomen. Eiseres heeft bij brief van 5 oktober 2015 laten weten zich met dit besluit te kunnen verenigen.

Overwegingen

1. Voor de feiten en het verloop van het geding verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak van 8 september 2015.
1.1.
Bij deze tussenuitspraak heeft de rechtbank als zijn oordeel gegeven dat de besluitvorming een deugdelijke medische onderbouwing mist. Verweerder heeft daarop een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij werkneemster niet alleen volledig maar ook duurzaam arbeidsongeschikt wordt geacht per 14 november 2014.
1.2.
Bij brief van 5 oktober 2015 heeft eiseres laten weten zich volledig te kunnen vinden in de nieuwe beslissing op bezwaar van 22 september 2015.
2. De rechtbank overweegt als volgt.
2.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder met het besluit van 22 september 2015 geheel aan het beroep van eiseres is tegemoetgekomen. Om deze reden is het procesbelang van eiseres bij een beoordeling van het beroep komen te ontvallen. Een dergelijk belang kan niet zijn gelegen in de vergoeding van griffierecht en in de veroordeling van de proceskosten in beroep, omdat ook toepassing kan worden gegeven aan de artikelen 8:74 en 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht zonder dat het beroep gegrond wordt verklaard.
3. Het beroep is wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk.
4. De rechtbank bepaalt dat verweerder aan eiseres het door eiseres betaalde griffierecht van € 331,- vergoedt.
5. De rechtbank ziet voorts aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden begroot op € 2.115,26. Dit bedrag is als volgt bepaald.
5.1.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] , arts-gemachtigde. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder f, van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de kosten voor de verleende rechtsbijstand door een arts-gemachtigde vast op
€ 490,- (0,5 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de gevraagde kosten van het medisch advies. Eiseres heeft een tweetal facturen overgelegd tot een bedrag van in totaal € 3.932,50, maar deze facturen niet, ook niet desgevraagd, voorzien van een specificatie naar uren. De rechtbank ziet daarom aanleiding de vergoeding voor de kosten van medisch advies in totaal te bepalen op het in het Besluit tarieven in strafzaken maximaal te vergoeden aantal uren voor een advies (14) x het maximumtarief van € 116,09 per uur, derhalve een bedrag van € 1.625,26. Voor vergoeding van de gevraagde reiskosten is geen plaats, nu deze zijn gemaakt door de gemachtigde en al in de vergoeding van kosten van rechtsbijstand zijn inbegrepen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 331,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.115,26.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. Peper, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Ernens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.