ECLI:NL:RBOVE:2015:5432

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 december 2015
Publicatiedatum
11 december 2015
Zaaknummer
08/760172-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Rotterdammer voor gewelddadige woningoverval in Enschede met psychische druk als verweer

Op 11 december 2015 heeft de Rechtbank Overijssel een 24-jarige man uit Rotterdam veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf voor zijn rol in een gewelddadige woningoverval in Enschede op 25 november 2010. Tijdens deze overval werden de slachtoffers, een stel met een baby, bedreigd met een vuurwapen en gedwongen hun waardevolle spullen, waaronder mobiele telefoons en een laptop, af te geven. De overvallers waren gemaskerd en gebruikten geweld om hun doel te bereiken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn beroep op psychische overmacht, verantwoordelijk was voor zijn daden. De verdediging stelde dat de verdachte onder druk stond van een gewapende medeverdachte, maar de rechtbank vond onvoldoende bewijs voor deze claim. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar op basis van de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, en legde een gevangenisstraf op die lager was dan de door de officier van justitie gevorderde vijf jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/760172-15
Datum vonnis: 11 december 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in P.I. Rotterdam, locatie Hoogvliet EMD te Rotterdam.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 november 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. W.J. van Bel, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 25 november 2010 te Enschede tezamen en in vereniging met anderen, met geweld, goederen uit een woning heeft gestolen toebehorende aan aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dan wel tezamen en in vereniging met anderen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft afgeperst.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 25 november 2010 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een of meer (mobiele) telefoon(s) en/of een laptop, in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of het kind van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) - voorzien van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of gemaskerd en/althans voorzien van (een) bivakmuts(en) - de woning van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is/zijn binnen gedrongen en/of in die woning (een) vuurwapen(s) op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht (gehouden);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 25 november 2010 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (in een woning aan de [adres] ) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer (mobiele) telefoon(s) en/of een laptop en/althans enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) - voorzien van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of gemaskerd en/althans voorzien van (een) bivakmuts(en) – de woning van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is/zijn binnen gedrongen en/of in die woning (een) vuurwapen(s) op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben
gericht (gehouden).

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 november 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv);
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , van 25 november 2010, pagina’s 51 t/m 61;
  • het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] , van 26 november 2010, pagina’s 86 t/m 88.
5.2
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 november 2010 in de gemeente Enschede tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen mobiele telefoons en een laptop, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of het kind van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders - voorzien van een vuurwapen en voorzien van bivakmutsen - de woning van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zijn binnengedrongen en in die woning een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] heeft gericht (gehouden).
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.De strafbaarheid van de verdachte

7.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat sprake is van psychische overmacht. Daarbij is aangevoerd dat een medeverdachte in de woning ineens een wapen tevoorschijn haalde. Verdachte was zeer bang voor deze medeverdachte. Hij kende hem niet en wist niet waartoe hij in staat was. Verdachte kreeg van de man vervolgens orders om boven naar geld te zoeken en die orders heeft hij opgevolgd, mede uit angst. Toen hij weer beneden kwam moest hij daar ook naar geld zoeken. De gedragingen van verdachte komen voort uit een actuele concrete nood. Er was sprake van een van buiten komende drang waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon bieden en ook niet hoefde te bieden. Door de grote druk was de wilsvrijheid van verdachte aangetast. In dergelijke omstandigheden kon van verdachte niet verwacht worden dat hij tegen de instructies van de man met het wapen zou ingaan.
De verdediging is van oordeel dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat verdachte zich in de voor psychische overmacht vereiste geestestoestand bevond waarin hij geen keuzevrijheid had dan wel niet van hem gevergd kon worden dat hij zich zou onttrekken. De lezing van verdachte wordt niet bevestigd door de verklaringen van beide aangevers en de verklaring van de medeverdachte. Het beroep op psychische overmacht moet dan ook worden verworpen.
7.3
De overwegingen van de rechtbank
Vooropgesteld dient te worden dat voor een geslaagd beroep op psychische overmacht is vereist dat de gedragingen van verdachte voortkomen vanuit een van buitenaf komende dwang dan wel drang waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
Verdachte heeft samen met een gewapende medeverdachte een woningoverval gepleegd en heeft zichzelf daarmee verwijtbaar in deze situatie gebracht. De rechtbank is op grond van het onderhavige dossier en het verhandelde ter terechtzitting, in het bijzonder gelet op de verklaringen van de aangevers en medeverdachte [medeverdachte] , niet gebleken dat sprake was van een dusdanige druk van de kant van de gewapende medeverdachte dat geen andere reactie dan het plegen van het tenlastegelegde mogelijk was. Voorts zijn er meer momenten in de tijd geweest waarop verdachte ervandoor had kunnen gaan en contact met de politie had kunnen opnemen. De rechtbank verwerpt het verweer.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte een gevangenisstraf opgelegd dient te krijgen voor de duur van 12 maanden, zodat hij in september 2016 weer een opleiding kan volgen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft deelgenomen aan een brutale overval waarbij de slachtoffers in de beschermde omgeving van hun woning door de overvallers, die waren voorzien van (bivak)mutsen of een capuchon terwijl één van hen een vuurwapen bij zich had, werden gedwongen de diefstal van mobiele telefoons en een laptop toe te laten. Daarbij werd het wapen op de slachtoffers gericht gehouden, terwijl de baby van de slachtoffers zich in de woonkamer bevond. Verdachte heeft zijn eigen financiële motieven voorop laten staan en geen oog gehad voor met name de psychische schade die mede door zijn toedoen bij de slachtoffers teweeg is gebracht. De slachtoffers hebben de overval, zo blijkt uit hun verklaringen bij de politie en uit de slachtofferverklaringen, als beangstigend ervaren en het mag als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat een overval in een woning een grove aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers inhoudt en maatschappelijke gevoelens van onveiligheid en onrust met zich meebrengt.
Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank bij haar overwegingen de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht betrokken, voor zover deze voor het onderhavige feit zijn vastgesteld. Deze oriëntatiepunten geven voor het delict overval in een woning met licht geweld en/of bedreiging als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Naast de hiervoor genoemde ernstige feiten en omstandigheden, dient de rechtbank bij de strafmaat anderzijds ook rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Blijkens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 30 oktober 2015 is verdachte eerder veroordeeld voor een geweldsdelict.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr in rekening gebracht het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 augustus 2015 waarbij verdachte ter zake diefstal met geweld is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het rapport van de reclassering van 16 november 2015. Verdachte heeft zich voor wat betreft het tenlastegelegde tot de terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen. Hierdoor kon de reclassering geen verbanden leggen tussen het tenlastegelegde en de diverse leefgebieden en onthoudt zij zich van advies.
Hoewel het hier gaat om een zeer ernstig feit zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank betrekt hier ook bij de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van de duur die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.

9.De schade van benadeelden

De door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ingediende vorderingen kunnen, gelet op het verhandelde ter terechtzitting buiten beschouwing worden gelaten. Blijkens mededeling van de benadeelde partij is de schade inmiddels vergoed.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 27 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en mr. E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2015.