5.2De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank merkt in de eerste plaats op dat het dossier van het opsporingsonderzoek weinig structuur kent, moeilijk toegankelijk is en wat betreft de daarin opgenomen gegevens geen sluitend beeld geeft over het geleden nadeel.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de feiten het volgende.
Ten aanzien van feit 1 primair overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte was in de tenlastegelegde periode volgens haar eigen verklaringde enige bestuurder en feitelijk leidinggevende van [bedrijf 1] . Uit verklaringen van diverse werknemersblijkt ook dat verdachte als enige de feitelijke leiding had in deze onderneming.
Uit het dossierleidt de rechtbank af dat in iedere periode van vier weken [bedrijf 1] digitaal bij het CAK het aantal uren en de soort geleverde zorg op cliëntniveau indiende. [bedrijf 1] diende tevens maandelijks de geleverde uren zorg, per soort zorg op totaalniveau in bij de betreffende zorgkantoren. Indien het zorgkantoor akkoord was met de aangeleverde gegevens door [bedrijf 1] gaf het zorgkantoor opdracht aan het CAK om over te gaan tot betaling van de geleverde zorguren aan [bedrijf 1] .
Eén keer per vier weken werd door [bedrijf 1] een digitaal bestand, afkomstig uit het Cura systeem naar het CAK gestuurd. Het Cura systeem is een geautomatiseerd systeem waarin door medewerkers van [bedrijf 1] een registratie plaatsvond van de zorgverstrekking aan de verschillende cliënten. Zo werd per cliënt onder meer de naam van de zorgverlener, de soort geleverde zorg, het aantal verstrekte uren zorg en de indicatie van het Centrum voor Indicatiestelling Zorg (hierna: CIZ) ingevoerd. [bedrijf 1] leverde deze klantzorggegevens digitaal aan het CAK in een bestand. Dit bestand werd door het CAK omgezet in een ‘productieoverzicht per cliënt per periode’. Op dit productieoverzicht staat per dienst, het burgerservicenummer, de soort verleende zorg per periode en het aantal uren aan verleende zorg per periode vermeld. Op basis van deze gegevens en na toestemming van het zorgkantoor werd [bedrijf 1] door het CAK uitbetaald. Op basis van de Regeling Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) dient [bedrijf 1] een sluitende cliënt- en urenregistratie te kunnen overleggen die onder andere als basis dient voor de jaarrekening. Bij [bedrijf 1] is ervoor gekozen deze productregistratie te laten plaatsvinden op basis van een door de cliënt ondertekende registratie vanuit het CURA systeem.
Ad 1. en 2. (betreffende [naam 1] )
In de administratie van [bedrijf 1] werd een overzicht ‘verantwoording vs planning’ over de periode 1-1-2010 t/m 31-12-2010 betreffende mevrouw [naam 1] aangetroffen. Op voornoemde lijst staat vermeld dat mevr. [naam 1] in deze periode 146:40 uren aan persoonlijke verzorging heeft ontvangen.
Uit de klantgegevens van het CIZ blijkt dat mevr. [naam 1] op 18 januari 2008 de indicaties “Persoonlijke Verzorging” klasse 2, Ondersteunende Begeleiding dagactiviteit klasse 2 en op 1 januari 2009, Begeleiding klasse 2, toegewezen heeft gekregen.
[naam 1] heeft tegenover de opsporingsambtenarenen bij haar verhoor bij de rechter-
commissarisverklaard dat ze nooit persoonlijke verzorging heeft ontvangen, maar wel huishoudelijke hulp en dat de handtekening op voornoemd overzicht ‘verantwoording vs planning’ wel op die van haar lijkt, maar dat zij nooit ondertekende met de naam [naam 1] .
[medewerker 1] heeft verklaard dat zij als zorghulp werkzaam was bij [bedrijf 1] en ingezet werd als huishoudelijke hulp voor drie uur in de week in de huishouding bij mevrouw [naam 1] in de periode van maart 2008 tot en met november 2011 en dat mevr. [naam 1] in die periode nooit persoonlijke verzorging heeft ontvangen.
Door [bedrijf 1] werden, via digitale productie overzichten op naam van [naam 1] , in het jaar 2009 onder verschillende cliëntnummers in totaal 143:06 + 23:40 = 166:46 uren, in het jaar 2010 146:40 uren en in het jaar 2011 127:25 uren aan persoonlijke verzorging ingediend bij het CAK.
Ad 3. (betreffende [naam 2] )
Door [bedrijf 1] werden, via digitale productie overzichten op naam van [naam 2] , in het jaar 2009 176:26 uren, in het jaar 2010 237:50 uren en in het jaar 2011 220:45 uren aan persoonlijke verzorging ingediend bij het CAK.
Uit de klantgegevens van het CIZ blijkt dat mevr. [naam 2] op 7 april 2010 de indicatie “Persoonlijke Verzorging” klasse 3 en op 22 december 2008 “Ondersteunende Begeleiding” klasse 1 toegewezen heeft gekregen.
Mevr. [naam 2] heeft verklaard dat zij ongeveer drie jaar lang drie uur per week huishoudelijke hulp kreeg van [bedrijf 1] , maar nooit persoonlijke verzorging heeft gekregen van [bedrijf 1] . Het aanvraagformulier voor de hulp is volgens haar ingevuld door verdachte.Ook de zorghulp van mevr. [naam 2] , [medewerker 2] , heeft verklaard dat zij vanaf oktober 2010 tot 1 november 2011 één keer per week drie uur huishoudelijke werkzaamheden heeft verricht.
Ad 4. en 5. (betreffende [naam 3] )
Door [bedrijf 1] werden, via digitale productie overzichten op naam van [naam 3] , in het jaar 2009 78:24 uren, in jaar 2010 149:50 uren en in het jaar 2011 39:05 uren aan persoonlijke verzorging ingediend bij het CAK.
Uit de klantgegevens van het CIZ blijkt dat de heer [naam 3] op 17 augustus 2009 de indicatie “Persoonlijke Verzorging” klasse 2 toegewezen heeft gekregen.
De heer [naam 3] heeft tegen de opsporingsambtenaren verklaard dat hij vanaf september 2009 tot en met november 2010 huishoudelijke hulp heeft gehad van [bedrijf 1] . In het eerste jaar drie uren en later 2,5 uren per week. De aanvraag huishoudelijke hulp had hij gedaan bij de gemeente Enschede en deze was hem ook toegekend. Het aanvraagformulier voor persoonlijke verzorging heeft hij nog nooit eerder gezien en hij heeft een dergelijk formulier ook niet getekend. Hij heeft verklaard nooit hulp in de vorm van persoonlijke verzorging te hebben ontvangen van [bedrijf 1] . Voorts is er tijdens zijn vakantie van 7 december 2010 tot en met 7 maart 2011 gewoon door gedeclareerd. Over de hem getoonde lijsten ‘overzicht verantwoording vs planning’ verklaarde de heer [naam 3] dat hij deze lijsten nooit heeft gezien.
In de administratie van [bedrijf 1] werden twee lijsten op naam van [naam 3] met de kop: ‘overzicht verantwoording vs planning’ over de periodes 1-1-2010 t/m 31-12-2010 en 01-01-2010 t/m 02-01-2011, aangetroffen. Op voornoemde lijsten staat vermeld dat de heer [naam 3] in deze periodes, ook tijdens vorenbedoelde vakantieperiode, persoonlijke verzorging heeft ontvangen.
[medewerker 3] heeft verklaard dat zij vanaf 24 mei 2010 tot en met december 2010 uitsluitend huishoudelijke werkzaamheden bij de heer [naam 3] heeft verricht.
Ad 6. en 7. (betreffende [naam 4] )
Door [bedrijf 1] BV werden, onder de Algemeen Gegevens Beheer-code (hierna: AGB-code) van het kantoor in de regio Zaanstreek/Waterland, op naam van [naam 4] over 2010 in totaal 141:20 uren en over 2011 in totaal 99:05 uren aan persoonlijke verzorging bij het CAK ingediend.
Door [bedrijf 1] BV werden, onder de AGB-code van het kantoor in de regio Rotterdam, op naam van [naam 4] over 2010 in totaal 119:40 uren aan persoonlijke verzorging ingediend bij het CAK.
Uit de klantgegevens van het CIZ blijkt dat mevr. [naam 4] op 10 mei 2010 de indicatie “Persoonlijke Verzorging” klasse 3 overgaande in klasse 2 toegewezen heeft gekregen.
Mevr. [naam 4] heeft tegenover de opsporingsambtenaren verklaard dat zij enkel huishoudelijke hulp heeft gevraagd en ontvangen en dat zij hier maandelijks € 115,-- voor betaalde. De huishoudelijke hulp heeft zij gekregen van februari 2010 tot en met september 2011. [naam 4] heeft verder verklaard dat zij nooit persoonlijke verzorging heeft gehad.
Bij haar verhoor bij de rechter-commissaris heeft mevr. [naam 4] verklaard dat ze van verschillende mensen hulp heeft gehad, maar als die klaar waren met het huishoudelijke werk moest zij een handtekening zetten op een brief waarop drie uren stond vermeld.
De getuige [medewerker 4] heeft verklaard dat zij huishoudelijke hulp heeft verleend aan mevr. [naam 4] en dat mevr. [naam 4] verder geen hulp kreeg van [bedrijf 1] .
[medewerker 5] heeft verklaard dat verdachte op haar naam de indicatie voor mevr. [naam 4] voor 3,9 uur per week persoonlijke verzorging en drie uur per week huishoudelijke hulp heeft aangevraagd. Mevr. [naam 4] heeft echter nooit persoonlijke verzorging ontvangen en hierdoor kloppen de overzichten verantwoording vs planning niet.
In de administratie van [bedrijf 1] werden drie overzichten ‘verantwoording vs planning’ over de periodes 1-1-2010 t/m 30-09-2010, 01-01-2010 t/m 02-01-2011 en 03-01-2011 t/m 30-01-2011 aangetroffen waarin staat vermeld dat mevr. [naam 4] in deze periodes respectievelijk 114:15, 174 en 11:50 uren persoonlijke
verzorging heeft ontvangen.
Ad 8. (betreffende [naam 5] )
Op de lijst van het CAK is te zien dat voor [naam 5] over 2010 in totaal 68:55 uren voor verpleging en in totaal 70:50 uren voor persoonlijke verzorging zijn ingediend door [bedrijf 1] .
Uit de klantgegevens van het CIZ blijkt dat mevr. [naam 5] op 25 juni 2010 de indicatie “Persoonlijke Verzorging” klasse 3 en “Verpleging” klasse 3 toegewezen heeft gekregen.
Mevr. [naam 5] heeft verklaard dat haar intake heeft plaatsgevonden toen ze in augustus 2010 in een revalidatiecentrum zat. Eind oktober 2010 kwam zij weer thuis waarna ze na vijf dagen weer werd opgenomen in het revalidatiecentrum. De getuige verklaart helemaal geen hulp van [bedrijf 1] te hebben ontvangen.
[medewerker 5] heeft verklaard dat mevrouw [naam 5] nooit enige vorm van zorg heeft ontvangen en dat er wel door [bedrijf 1] zorg is gedeclareerd.
Ad 9. en 10. (betreffende [naam 6] )
In de administratie van [bedrijf 1] werd een overzicht “verantwoording vs planning” over de periode 1-1-2010 t/m 30-09-2010 betreffende mevrouw [naam 6] aangetroffen, waarop over die periode 101,25 uren persoonlijke verzorging zijn verantwoord.
Op de lijst van het CAK is te zien dat voor [naam 6] onderstaande uren aan persoonlijke verzorging werden ingediend door [bedrijf 1] BV:
- over 2010 in totaal 174:15 uren via het kantoor in de regio Zaanstreek/Waterland;
- over 2010 in totaal 39:30 uren via het kantoor in de regio Rotterdam;
- over 2011 in totaal 35:20 uren via het kantoor in de regio Rotterdam;
- over 2011 in totaal 70:50 uren via het kantoor in de regio Zaanstreek/Waterland.
Uit de klantgegevens van het CIZ blijkt dat mevr. [naam 6] op 6 januari 2010 de indicatie “Persoonlijke Verzorging” klasse 2 toegewezen heeft gekregen.
Mevr. [naam 6] heeft verklaard dat zij [bedrijf 1] heeft gevraagd voor huishoudelijke hulp. Zij had ook wel persoonlijke verzorging nodig (douchen), maar dat werd gedaan door haar familieleden. Zij heeft nooit persoonlijke verzorging van [bedrijf 1] ontvangen. Met betrekking tot het overzicht “verantwoording vs planning” heeft mevr. [naam 6] verklaard dat de handtekening wel van haar is, maar dat zij niet weet hoe die handtekening onder het overzicht komt.Bij de rechter-commissaris heeft mevr. [naam 6] verklaard dat ze alleen huishoudelijke hulp kreeg.
[medewerker 6] heeft verklaard dat zij drie uur huishoudelijke hulp heeft verleend bij mevr. [naam 6] . Ze kon ook alleen maar huishoudelijke hulp geven om dat ze geen andere diploma’s bezat.
Ad 11. (betreffende [naam 7] )
Op de lijst van het CAK is te zien dat voor [naam 7] over 2010 90 uren aan dagactiviteit ouderen Basis (code 150) zijn ingediend door [bedrijf 1] .
Uit de klantgegevens van het CIZ blijkt dat de heer [naam 7] voor de periode 21 maart 2006 t/m 21 maart 2011 de indicatie “Begeleiding in groepsverband” klasse 3 en “Huishoudelijke Verzorging” klasse 1 toegewezen heeft gekregen. Hierna is de heer [naam 7] op 28 oktober 2009 echter geherïndiceerd voor de indicatie “Ondersteunde Begeleiding Dag”.Door aanscherping van de wetgeving kwam de heer [naam 7] vanaf 1 januari 2010 niet meer in aanmerking voor deze indicatie.
De heer [naam 7] heeft verklaard dat hij vier jaren zorg heeft gekregen van [bedrijf 1] en dat dit geduurd heeft tot 2011. Verdachte is bij hem geweest en heeft alle formulieren ingevuld. Hij kreeg één keer per week twee uur hulp in de huishouding en er kwam één keer per week iemand langs om met hem te praten en hem te helpen bij zijn administratie. De heer [naam 7] verklaart verder dat hij nooit aan groepsactiviteiten heeft meegedaan. Het is hem wel eens gevraagd maar dat heeft hij geweigerd.
Bij de rechter-commissaris heeft de heer [naam 7] verklaard dat hij geen activiteiten in groepsverband heeft gedaan.
[medewerker 7] heeft verklaard dat zij drie jaren bij [naam 7] heeft gewerkt en alleen schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht.
[medewerker 8] heeft verklaard dat zij van eind 2009 tot midden 2010 elke week twee uur heeft schoongemaakt bij [naam 7] .
Ad 12. en 13. (betreffende [naam 8] )
Op de lijst van het CAK is te zien dat voor [naam 8] over 2010 onder de AGB-code van het [bedrijf 1] kantoor in de regio Zaanstreek/Waterland in totaal 76:15 uren en onder de AGB-code van het [bedrijf 1] kantoor in de regio Rotterdam in totaal 146:55 uren aan persoonlijke verzorging zijn ingediend.
In de administratie van [bedrijf 1] werd een tweetal lijsten overzicht “verantwoording vs planning” over de periode 1-1-2010 t/m 30-09-2010 en 01-10-2010 t/m 02-01-2011 betreffende mevrouw [naam 8] aangetroffen, waarop respectievelijk 146:55 en 138:55 uren persoonlijke verzorging zijn verantwoord.
Uit de klantgegevens van het CIZ blijkt dat mevr. [naam 8] op 22 januari 2010 de indicatie “Persoonlijke Verzorging” klasse 3 toegewezen heeft gekregen.
Mevr. [naam 8] heeft verklaard dat zij geen huishoudelijke hulp heeft ontvangen van [bedrijf 1] , maar van een andere zorgaanbieder. De overzichten “verantwoording vs planning” kende zij niet en had ze niet eerder gezien. Daarnaast gaf zij aan dat ze in periode april 2010 op vakantie is geweest terwijl er toch uren waren gedeclareerd. Ook de medewerkers die op de genoemde overzichten staan kent zij niet. Daarnaast viel het haar op dat dubbel gedeclareerd
is door twee kantoren van [bedrijf 1] .
Bij de rechter-commissaris heeft mevr. [naam 8] verklaard dat zij geen zorg heeft gekregen van [bedrijf 1] en geen contact met [bedrijf 1] heeft gehad.
[medewerker 9] heeft verklaard dat zij de vaste huishoudelijke hulp van mevrouw [naam 8] is geweest, maar dat zij nooit voor [bedrijf 1] heeft gewerkt maar voor de zorgaanbieder [bedrijf 2] uit Den Haag.
Ad 14. en 15. (betreffende [naam 9] )
Op de lijst van het CAK is te zien dat voor [naam 9] over 2010 in totaal 141:20 uren aan persoonlijke verzorging zijn ingediend door [bedrijf 1] .
In de administratie van [bedrijf 1] werden lijsten overzicht “verantwoording vs planning” over de periode 1-1-2010 t/m 30-09-2010 en 01-10-2010 t/m 02-01-2011 betreffende de heer [naam 9] aangetroffen, waarop respectievelijk 141:2 en 108:45 uren persoonlijke verzorging zijn verantwoord.
Uit de klantgegevens van het CIZ blijkt dat de heer [naam 9] op 12 maart 2010 de indicatie “Persoonlijke Verzorging” klasse 3 en “Begeleiding Individueel” klasse 3 en Begeleiding Groep” klasse 4, toegewezen heeft gekregen.
De heer [naam 9] heeft verklaard dat hij huishoudelijke hulp en een deel individuele begeleiding heeft ontvangen van [bedrijf 1] . De begeleiding bestond uit het doen van boodschappen en de administratie bijhouden. Persoonlijke verzorging heeft hij nooit ontvangen. Na een aantal conflicten heeft hij het contract met [bedrijf 1] ontbonden. Hij kent de overzichten “verantwoording vs planning” niet.
[medewerker 5] heeft met betrekking tot de heer [naam 9] verklaard dat zij voor 100% zeker weet dat hij nooit zorg van [bedrijf 1] heeft ontvangen. Zij heeft de indicatie “Persoonlijke Verzorging” wel aangevraagd, maar de heer [naam 9] wilde na zijn operatie geen hulp meer en zij weet zeker dat hij nooit persoonlijke verzorging heeft ontvangen.
Ad 16. en 17. (betreffende [naam 10] )
Op lijsten van het CAK is te zien dat voor [naam 10] onder verschillende cliëntnummers onder meer onderstaande uren zijn ingediend door [bedrijf 1] :
- over 2009 143:06 uren aan speciale begeleiding;
- over 2010 205:30 uren aan persoonlijke verzorging;
- over 2010 16:55 uren aan verpleging;
- over 2011 160:50 uren aan persoonlijke verzorging;
- over 2011 28:35 uren aan verpleging.
In de administratie van [bedrijf 1] werd een overzicht “verantwoording vs planning” over de periode 01-10-2010 t/m 02-01-2011 betreffende mevrouw [naam 10] aangetroffen, waarop 205:30 uren persoonlijke verzorging zijn verantwoord.
Uit de klantgegevens van het CIZ blijkt dat [naam 10] op 21 augustus 2008 de indicatie “Persoonlijke Verzorging” klasse 2 en op 5 augustus 2010 de indicaties Verpleging klasse 1,”Persoonlijke Verzorging” klasse 3 en 2 en op 25 augustus 2010 de indicaties “Persoonlijke Verzorging” klasse 3 en “Verpleging” klasse 1”, toegewezen heeft gekregen.
Mevr. [naam 10] heeft verklaard dat zij drie keer per week huishoudelijke hulp van [bedrijf 1] en één uur persoonlijke begeleiding heeft ontvangen. Andere zorg heeft ze nooit ontvangen. In reactie op de haar getoonde CAK lijsten heeft zij verklaard nooit persoonlijke verzorging en/of verpleging en ook nooit zoveel uren begeleiding te hebben ontvangen. Ook de lijsten verantwoording vs planning heeft zij nooit gezien.
[naam 20] , zijnde het nichtje van mevr. [naam 10] , heeft verklaard dat zij samen met haar tante met [bedrijf 1] heeft afgesproken dat zij, [naam 20] , de huishoudelijke taken zou verrichten en dat zij daarvoor door [bedrijf 1] zou worden betaald. Wel kreeg haar tante ook andere zorg van [bedrijf 1] in de vorm van begeleiding, te weten één uur praten in de week. Verdere zorg is er niet verleend, zeker geen persoonlijke verzorging of verpleging.
Ad 18. (betreffende [naam 11] )
Op de lijsten van het CAK is te zien dat voor [naam 11] over 2010 94:55 uren en over 2011 69:55 uren aan persoonlijke verzorging zijn ingediend door [bedrijf 1] .
Uit de klantgegevens van het CIZ blijkt dat mevr. [naam 11] op 21 januari 2010 de indicatie “Persoonlijke Verzorging” klasse 1 en op 16 juni 2010 de indicaties “Verpleging” klasse 1, “Persoonlijke Verzorging” klasse 3 en 2 en op 25 augustus de indicatie “Persoonlijke Verzorging” klasse 2 toegewezen heeft gekregen.
Mevr. [naam 11] heeft verklaard dat zij in 2010 met [bedrijf 1] in aanraking is gekomen. Door een medewerker van het bureau werd bij haar thuis een formulier ingevuld. Ze had duidelijk aangegeven alleen huishoudelijke hulp te willen afnemen en geen behoefte te hebben aan persoonlijke verzorging. De huishoudelijke hulp die ze kreeg bestond uit maximaal drie uren per week. Dat er persoonlijke verzorging is gedeclareerd klopt volgens haar niet. Ze keek niet altijd op de urenbriefjes die moest tekenen.
[medewerker 10] heeft verklaard dat zij van december 2010 tot juni 2011 twee uur per week huishoudelijke werkzaamheden heeft verricht bij mevr. [naam 11] . Ze heeft geen andere werkzaamheden verricht.
[medewerker 11] heeft verklaard dat zij in de maand augustus 2010 twee keer in de week vier uur huishoudelijke werkzaamheden heeft verricht bij mevr. [naam 11] .
[medewerker 12] heeft verklaard dat zij rond april 2010 anderhalf uur per week soms drie uur per twee weken huishoudelijke werkzaamheden heeft verricht bij mevr. [naam 11] .
[medewerker 3] heeft verklaard dat zij in 2010 huishoudelijk werk heeft verricht bij mevr. [naam 11] .
Ad 19. (betreffende [naam 12] )
Op de lijst van het CAK is te zien dat voor [naam 12] over 2010 in totaal 24:10 uren aan
individuele begeleiding “BG Begeleiding (code 200)” zijn ingediend door [bedrijf 1] .
Uit de klantgegevens van het CIZ blijkt dat de heer [naam 12] op 31 december 2009 de indicatie “Begeleiding individueel” klasse 1 toegewezen heeft gekregen.
De heer [naam 12] heeft verklaard dat verdachte rond 2009 bij hem thuis is gekomen en dat hij een formulier heeft ingevuld en dat hij enkel een cursus glas in lood heeft gevolgd.
[naam 21] heeft verklaard dat verdachte rond 2009 bij hen thuis is geweest. Zij heeft toen wel psychische hulp voorgesteld, maar haar man wilde dat niet. Hij wilde wel graag knutselen.
Ad 20. en 21. (betreffende [naam 13] )
In de administratie van [bedrijf 1] werd een lijst overzicht “verantwoording vs planning” over de periode 4 januari 2010 t/m 31 december 2010 betreffende de heer [naam 13] aangetroffen, waarop 440:15 uren persoonlijke verzorging (zorg in natura OB-Alg.) zijn verantwoord.
Op de lijsten van het CAK is te zien dat het kantoor van [bedrijf 1] in de regio Rotterdam op naam van [naam 13] over 2010 in totaal 246:10 uren aan begeleiding (code 200) heeft ingediend. Het kantoor van [bedrijf 1] heeft in de regio Zaanstreek/Waterland eveneens over 2010, in totaal 633:20 uren aan begeleiding (code 200) van [naam 13] bij het CAK ingediend.
Uit de klantgegevens van het CIZ blijkt dat de heer [naam 13] op 21 april 2008 de indicatie
“Ondersteunde Begeleiding Dag” (ZZP GGZ) klasse 3 en op 28 januari 2009 de indicatie
“Zorgzwaartepakket, gestructureerd beschermd wonen met uitgebreide begeleiding” toegewezen heeft gekregen.
De heer [naam 13] heeft verklaard dat hij niet is gaan wonen op een zorgboerderij, omdat hij een woning in [plaats] had gevonden waar hij sinds 2009 woont. De 92 uren die staan vermeld op de urenbriefjes die zijn ingevuld door mevrouw [medewerker 13] komen overeen met de feitelijk verleende zorg. Daarnaast heeft hij verder van niemand zorg ontvangen. Verder heeft hij verklaard dat het totaal aantal uren, genoemd in het overzicht “verantwoording vs planning” veel meer is dan de daadwerkelijke verleende zorguren.
[medewerker 13] heeft verklaard dat zij via [bedrijf 1] vanaf 8 oktober 2009 de heer [naam 13] heeft begeleid. De uren werden door haar geregistreerd op urenbriefjes die door haar naar [bedrijf 1] werden opgestuurd. De heer [naam 13] werd niet door iemand anders begeleid. Mevr. [medewerker 13] verklaarde verder de haar getoonde urenbriefjes te herkennen en verklaarde dat de 92 uren op de briefjes overeenkwamen met de door haar gewerkte uren bij de heer [naam 13] . Het zouden niet meer dan twee tot 14 uren per vier wekelijkse periode zijn. Verder heeft zij verklaard dat zij geen overzicht “verantwoording vs planning” van [bedrijf 1] heeft gehad met de opdracht deze te tonen en te laten tekenen door de heer [naam 13] .
Ad 22. en 23. (betreffende [naam 14] )
Op de lijsten van het CAK is te zien dat [bedrijf 1] voor [naam 14] over 2010 in totaal 23:35 uren aan persoonlijke verzorging, 290:30 uren aan individuele begeleiding (code 200) en 98:15 uren aan
Begeleiding (code 24) heeft ingediend.
In de administratie van [bedrijf 1] zijn lijsten overzicht “verantwoording vs planning” over de periodes 1-1-2010 t/m 30-09-2010 en 1-1-2010 t/m 2-1-2011 betreffende de heer [naam 14] aangetroffen, waarop respectievelijk 325:05 en 25:35 uren OB-algemeen dan wel persoonlijke verzorging zijn verantwoord.
Uit de klantgegevens van het CIZ blijkt dat de heer [naam 14] vanaf 8 juli 2009 t/m 6 juli 2010 de indicatie “Zorgzwaartepakket, gestructureerd beschermd wonen met uitgebreide begeleiding” toegewezen heeft gekregen.
[medewerker 5] heeft verklaard dat de heer [naam 14] beschermd woonde en dat het dan niet mogelijk is om een indicatie aan te vragen. De getuige heeft verder verklaard dat [bedrijf 1] in 2010 geen minuut zorg heeft geleverd aan de heer [naam 14] .
Opsporingsambtenaar [verbalisant] heeft telefonisch gesproken met de heer [naam 14] , diens vader en moeder en met [naam 22] , werkzaam bij zorginstelling [bedrijf 3] te Rotterdam. Uit deze gesprekken blijkt dat [bedrijf 1] in het jaar 2010 geen minuut zorg aan de heer [naam 14] heeft verleend.
Ad 24. (betreffende [naam 15] )
Op een lijst van het CAK is te zien dat voor [naam 15] onderstaande uren zijn ingediend door [bedrijf 1] :
- over 2010 in totaal 103:45 uur begeleiding in groepsverband (code 150 Dagactiviteit ouderen basis);
- over 2011 in totaal 88:00 uur begeleiding in groepsverband (code 150 Dagactiviteit ouderen basis.
Uit de klantgegevens van het CIZ blijkt dat de heer [naam 15] op 14 april 2009 en 11 mei 2011 de indicatie “Begeleiding Groep” toegewezen heeft gekregen.
De heer [naam 15] heeft verklaard dat [bedrijf 1] hem heeft geholpen bij het verkrijgen van een sportabonnement op een sportschool van € 25,--. Hij ging dagelijks een uur of anderhalf uur naar deze sportschool toe en heeft daarbij nooit begeleiding van iemand gehad. Zijn contactpersoon van [bedrijf 1] kwam om de twee of drie maanden een half uur bij hem om over zijn financiën te praten.
Ad 25. Ten aanzien van het bewezenverklaarde onderdeel “onder meer”(betreffende [naam 23] )
Op een lijst van het CAK is te zien dat voor [naam 23] onderstaande uren zijn ingediend door [bedrijf 1] :
- over 2009 in totaal 81:11 uur (persoonlijke verzorging en persoonlijke verzorging speciaal);
- over 2010 in totaal 134:45 uur (persoonlijke verzorging);
- over 2011 in totaal 129:55 uur (persoonlijke verzorging).
In de administratie van [bedrijf 1] zijn lijsten overzicht “verantwoording vs planning” over de periode 1-1-2010 t/m 31-12-2010 betreffende [naam 23] aangetroffen.
De verbalisant [verbalisant] heeft telefonisch gesproken met betrokkene [naam 23] waarbij deze betrokkene heeft verklaard dat zij in de periode 2009 tot oktober 2011 alleen huishoudelijke hulp heeft gehad (2 uur per week in 2009, 3 uur per week in 2010 en 4 uur per week in 2011). Ze had nooit hulp gehad bij het wassen of aankleden.
De getuige [medewerker 14] heeft verklaard dat zij alleen huishoudelijke werkzaamheden had verricht bij [naam 23] . Mevrouw [naam 23] had haar verteld dat ze een indicatie persoonlijke verzorging had maar dat ze liever iemand had die de huishouding deed.
De getuige [medewerker 15] heeft verklaard dat [naam 23] huishoudelijke hulp kreeg geleverd terwijl persoonlijke verzorging was geïndiceerd. Zij had dit ook tegen verdachte [verdachte] gezegd.
De getuige [medewerker 16] heeft verklaard dat zij vanaf januari 2010 tot september 2011 alleen huishoudelijke werk bij [naam 23] had verricht. In 2010 voor 2 uur per week en 2011 voor 4 uur per week. Over het haar getoonde overzicht verantwoording vs planning op naam van [naam 23] ( doc. 90.01 en 90.020 verklaarde zij dat deze niet klopten omdat het aantal uren per dag niet kloppen, er ontbreken weken en er staat op dat zij persoonlijke verzorging zou hebben gegeven terwijl het ging om huishoudelijke hulp. Ook over de haar getoonde CAK overzichten van 2009, 2010 en 2011 verklaarde zij dat deze niet klopten omdat zij zag dat er persoonlijke verzorging was gedeclareerd terwijl zij alleen huishoudelijke werk had gedaan.
Conclusie uit het vorenstaande
Op basis van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat in alle gevallen de CAK productieoverzichten en de overzichten verantwoording vs planning door [bedrijf 1] valselijk en in strijd met de waarheid zijn opgemaakt, in die zin dat de bij het CAK ingediende uren zorg en de in de administratie van [bedrijf 1] verantwoorde uren enerzijds en de daadwerkelijk geleverde hulp anderzijds niet met elkaar overeenkomen. De rechtbank herkent hierin een patroon, waarbij telkens door middel van CIZ indicaties in de richting van toezichthoudende instanties de mogelijkheid tot declareren van (duurdere) zorguren in de vorm van bijzondere ziektekosten in het leven wordt geroepen, terwijl feitelijk niet of nauwelijks zorg, maar veelal alleen (goedkopere) huishoudelijke hulp wordt geleverd en waarbij vervolgens getracht wordt de in werkelijkheid niet geleverde zorg in overeenstemming met de te declareren uren te brengen door middel van het opmaken valse urenverantwoordingen in de administratie. Daarnaast worden meer uren zorg gemeld dan worden geleverd en worden voor dezelfde cliënt over dezelfde periode onder verschillende codes/cliëntnummers uren zorg gemeld.
De rechtbank acht ook het CAK productieoverzichten met betrekking tot de heer [naam 12] (Ad 19) valselijk en in strijd met de waarheid opgesteld, daar waar (duurdere uren) “Persoonlijke Begeleiding” in de richting van het CAK werd voorgewend, terwijl aan de betreffende cliënt een veel goedkopere groepsbezigheid in de vorm van een cursus “glas in lood” werd geleverd. Voor de stelling van verdachte dat een en ander zondermeer onderling uitwisselbaar is, bieden de beleidsregels AWBZ geen grond, zodat het verweer van de verdachte op dit punt wordt gepasseerd.
De rol die verdachte als formeel en feitelijk leidinggever bij vorenbedoeld stelselmatig valselijk opmaken heeft gespeeld en het verweer van de verdediging dat verdachte geen opzet op het ten laste gelegde zou hebben gehad
Verdachte heeft tegenover de opsporingsambtenaren verklaard dat ze niet inhoudelijk op de hoogte is geweest van de gang van zaken betreffende de verantwoording en declaratie van de zorguren bij het CAK. Andere medewerkers van [bedrijf 1] hadden hier volgens haar de verantwoording voor. Over de overzichten “verantwoording vs planning” heeft zij verklaard dat indien deze niet door een cliënt waren ondertekend [bedrijf 1] geen zorguren aan het CAK en het zorgkantoor kon verantwoorden c.q. declareren.
Ter terechtzitting hebben verdachte en haar raadsman gesteld dat, hoewel verdachte kan worden aangemerkt als de formeel en feitelijk de leidinggevende van [bedrijf 1] , zij niet overal persoonlijk bij betrokken is geweest nu zij taken door had gemandateerd aan derden in haar organisatie waardoor het opzet op de tenlastegelegde feiten bij verdachte ontbreekt.
Voorts dat, indien de uren niet goed zouden zijn verantwoord door [bedrijf 1] dit via nacalculatie kon worden recht getrokken ook al is er al eerder nagecalculeerd.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Verschillende medewerkers van [bedrijf 1] hebben een verklaring afgelegd omtrent de gang van zaken binnen het bedrijf. In het dossier zijn de navolgende verklaringen van medewerkers opgenomen.
[medewerker 17] heeft verklaard dat zij een voortgangsverslag moest maken voor een herindicatie van een Hindoestaanse cliënt. Zij moest daarin aangeven dat ze zelf persoonlijke verzorging had gegeven aan die cliënt, terwijl die cliënt had nooit persoonlijke verzorging gekregen. Mevr. [medewerker 17] heeft deze voortgangsrapportage niet gemaakt en heeft daar over woorden over gehad met verdachte.
Daarnaast heeft verdachte volgens deze getuige in 2009 in een vergadering gezegd dat de reistijd in de zorguren van de cliënt moesten worden verwerkt. Dat medewerkers van [bedrijf 1] op die manier moesten omgaan met reistijden heeft verdachte meerdere malen tegen hen gezegd.
[medewerker 18] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat op een overzichtslijst “verantwoording vs planning” gedurende een heel jaar op haar naam uren waren geregistreerd. Zij heeft verdachte hierop aan gesproken dat dit niet kon omdat zij ook op vakantie was geweest en ziek was geweest zodat zij nooit een heel jaar begeleiding kon hebben gegeven. De reactie van verdachte was dat het wel zou kunnen. De lijst was voor een controle die door Menzis zou worden uitgevoerd.
[medewerker 19] heeft verklaard dat een cliënt [naam 23] huishoudelijke hulp kreeg geleverd terwijl zij was geïndiceerd voor persoonlijke verzorging. Dit heeft de getuige ook tegen verdachte gezegd. Verdachte gaf echter aan dat zij af en toe langs mocht gaan om te vragen hoe het met mevrouw [naam 23] ging.
[medewerker 20] heeft verklaard dat zij de opdrachten rechtstreeks van verdachte kreeg. Ze heeft voorts verklaard dat er cliënten waren die als indicatie persoonlijke verzorging hadden en enkel huishoudelijke hulp kregen geleverd. Zij kreeg daarvoor opdracht van verdachte.
[medewerker 21] heeft verklaard dat de medewerkers van verdachte hadden gehoord dat als er persoonlijke verzorging was geïndiceerd, er ook huishoudelijke hulp ingezet mocht worden als de cliënt dat wilde. Dat was zo met verdachte afgesproken.
[naam 24] , de regiomanager in Amsterdam, heeft op een gegeven moment problemen gemaakt over het feit dat [bedrijf 1] voor cliënten huishoudelijke hulp regelde, terwijl persoonlijke verzorging was geïndiceerd. Tijdens een vergadering in Hengelo waar verdachte ook aanwezig was kreeg getuige [naam 24] te horen dat de medewerkers van [bedrijf 1] meer cliënten moesten werven. Getuige [naam 24] heeft toen aangegeven dat als [bedrijf 1] adverteerde met persoonlijke verzorging [bedrijf 1] niet veel cliënten zou krijgen, omdat cliënten liever huishoudelijke hulp wilden en dat er volgens [naam 24] geen huishoudelijke hulp kon worden gegeven als persoonlijke verzorging was geïndiceerd. Verdachte was hierop naar haar toegekomen en schreef op een papier, dat alleen voor haar te zien was, dat [naam 24] problemen had. Verdachte kraste dit toen door. Volgens de getuige wilde verdachte hiermee aangeven dat zij niet naar [naam 24] moest luisteren.
Getuige [naam 24] heeft aan verdachte gevraagd hoe het kon dat op het overzicht stond dat zij persoonlijke verzorging had verzorgd, terwijl zij enkel alleen voor een gesprek bij deze cliënt langs ging en geen zorg had verleend. Verdachte had haar verteld dat de gesprekken die zij met de betreffende cliënt voerde ook onder persoonlijke verzorging vielen. De getuige beschouwde het gewoon als een opdracht die zij moest uitvoeren van verdachte.
[medewerker 5] heeft verklaard dat de broer van verdachte genaamd [broer] , de werving deed. Deze broer kwam met medische attesten en dan moest zij de indicatie aanvragen. In sommige gevallen heeft zij geen indicatie aangevraagd, omdat [bedrijf 1] de hulp die geleverd zou moeten worden niet kon geven. Verdachte kwam dan langs om haar te vertellen dat zij de indicaties toch moest aanvragen. Verder heeft deze getuige verklaard dat [broer] de handtekeningen van cliënten heeft uitgeknipt en die onder declaratieformulieren heeft geplaatst en dat [broer] ook zelf formulieren heeft ondertekend. Getuige [medewerker 5] heeft zelf gezien dat dit met verantwoordingslijsten gebeurde. Géén van de cliënten wist dat er een verantwoordingslijst gemaakt werd. Deze getuige geeft aan dat verdachte van de gang van zaken op de hoogte was.
[medewerker 22] heeft verklaard dat er cliënten waren die een indicatie voor persoonlijke verzorging hadden en alleen huishoudelijke hulp kregen. Zij wilde daarvoor de verantwoordelijkheid niet nemen, maar verdachte had gezegd dat huishoudelijke hulp ook kon worden gezien als persoonlijke verzorging. Zij heeft dat besproken met verdachte en haar broer en die hadden gezegd dat als je persoonlijk dingen doet, bijvoorbeeld je maakt de omgeving van een persoon schoon, het als persoonlijke verzorging kon worden gezien.
[medewerker 23] heeft verklaard dat één van de eerste zaken die opviel toen hij in november 2010 binnenkwam bij [bedrijf 1] was dat er gedeclareerd werd op basis van indicatie in plaats van de geleverde zorg.
[medewerker 24] , medewerkster van [bedrijf 1] , heeft verklaard dat zij diverse keren discussie heeft gevoerd met verdachte omdat zij vond dat je moest declareren op basis van de geleverde zorg en verdachte vond dat de geplande uren en de gewerkte uren hetzelfde was. Planning was volgens verdachte facturatie. Getuige [medewerker 24] heeft meerdere keren aangegeven dat huishoudelijke hulp niet geleverd kon worden met een AWBZ indicatie en dat er niet geschoven kon worden met de geïndiceerde uren van een AWBZ-indicatie naar huishoudelijke hulp.
[medewerker 25] heeft verklaard dat als cliënten niet voor huishoudelijke hulp in aanmerking kwamen – bijvoorbeeld omdat ze een zoon thuis hadden wonen – er toch huishoudelijke hulp werd geleverd door [bedrijf 1] , maar dat de huishoudelijke hulp in dat geval bij het CAK werd gedeclareerd onder de code van persoonlijke verzorging.
De rechtbank leidt uit bovenstaande verklaringen af dat verdachte als feitelijk leidinggevende van [bedrijf 1] willens en wetens tot beleid binnen de bedrijfsvoering heeft gemaakt en in stand gehouden, dat feitelijk huishoudelijke hulp werd ingezet en uitgevoerd terwijl persoonlijke verzorging of andere vormen van zorg waren geïndiceerd en als zodanig werden gemeld bij het CAK. Voor zover verdachte binnen de organisatie van [bedrijf 1] in grote lijnen wel maar niet in detail het zicht op alle misstanden heeft gehad, stelt de rechtbank vast dat verdachte onder de omstandigheden, zoals deze uit vorenbedoelde verklaringen naar voren komen, maatregelen ter voorkoming van die verboden gedraging bewust achterwege heeft gelaten, terwijl zij daartoe wel bevoegd en, mede gelet op de verantwoordelijkheid die het beheer van (derden)gelden in deze bedrijfsmatige omvang met zich brengt, ook gehouden was. De rechtbank komt tot de slotsom dat verdachte in die zin feitelijk leiding heeft gegeven aan de hiervoor geconstateerde strafbare handelingen van [bedrijf 1] .
Verweer met betrekking tot nacalculatie
Het standpunt van de verdediging dat nacalculatie nog steeds mogelijk is als er fout is gedeclareerd, rechtvaardigt niet dat er stelselmatig onjuiste verantwoordingen zijn ingediend door [bedrijf 1] . Bovendien volgt uit hetgeen is gerelateerd in de hiervoor aangehaalde cliëntendossiers dat ook na nacalculatie stelselmatig nog immer ten onrechte opgevoerde zorguren bleven bestaan en daarmee de mogelijkheid tot het innen, dan wel behouden van declaratiegelden waarop geen recht bestond.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat uit de beleidsregels van de AWBZ volgt dat nacalculatie van de ingediende zorguren enkel kan plaatsvinden tot juni van het volgende jaar. Nadat de beoordeling van de nacalculatie door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is afgerond en verwerkt in een tariefbeschikking, wordt deze nacalculatie na de wettelijke bezwaartermijn van zes weken een onherroepelijk besluit.De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Verweer: geen oogmerk tot misleiding
Voorts heeft de raadsman gesteld dat er geen oogmerk tot misleiding was, nu [bedrijf 1] conform de toenmalige geldende regelgeving heeft gehandeld. De raadsman heeft daarbij gesteld dat de verleende huishoudelijke hulp als zodanig ook onder de indicatie “Persoonlijke Verzorging” valt als het verlenen van die huishoudelijke hulp dient als ingang tot het opbouwen van een vertrouwensrelatie met de betrokken cliënt voor wie persoonlijke verzorging geïndiceerd is. Daarnaast is er een categorie persoonlijke verzorging genaamd ‘verplegen met de handen op de rug’, die eveneens door cliënten niet als persoonlijke verzorging herkend is.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit standpunt als volgt.
Volgens de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ inzake Persoonlijke Verzorging (over jaren de 2009, 2010 en 2011) wordt onder Persoonlijke Verzorging verstaan:
“Persoonlijke Verzorging omvat het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de Persoonlijke Verzorging in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid, te verlenen door een instelling.”
De functie Persoonlijke Verzorging is gericht op activiteiten op het gebied van de dagelijkse
levensverrichtingen in de vorm van persoonlijke zorg. Daarbij kan het gaan om het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten, het stimuleren om de activiteiten zelf te doen of het aanleren van de activiteiten.
Persoonlijke verzorging is: alles wat mensen gebruikelijk als zelfzorg uitvoeren. Dat geldt niet alleen voor de persoonlijke verzorging die iedereen nodig heeft (zoals wassen, eten), maar ook voor de persoonlijke verzorging die nodig is in verband met een gezondheidsprobleem (zoals stoma en sonde).”
“Met de uitvoering van de zogenoemde Persoonlijke Verzorging zorg “Met de handen op de rug’ dat het volgende onderscheid wordt gemaakt.
• Persoonlijke Verzorging kan ook worden geïndiceerd ten behoeve van het aanleren van de
persoonlijk verzorgingsactiviteiten door de verzekerde (of gebruikelijke zorger of mantelzorger).
• Als een verzekerde beperkingen heeft op het gebied van de persoonlijke zorg, ten gevolge
van beperkingen in de sociale redzaamheid kan er voor het bieden van toezicht op en het
aansturen en stimuleren van de verzekerde bij het zelf uitvoeren van deze persoonlijke zorg
een aanspraak zijn op Persoonlijke Verzorging.
• Als de verzekerde (of gebruikelijke zorger of mantelzorger) de persoonlijke zorg (zelf)
uitvoert kan het noodzakelijk zijn om toch Persoonlijke Verzorging te indiceren met als doel
het onderhouden en borgen van de kwaliteit van zelfzorg.
Tijdens het uitvoeren van al deze persoonlijk verzorgingsactiviteiten is de hulpverlener aanwezig.
Hulp bij het plannen- en evalueren van deze (persoonlijke) zorg kan onderdeel uitmaken van de aanspraak op de functie Begeleiding. De hulp is dan niet noodzakelijk aanwezig tijdens het uitvoeren van de Begeleiding bij de persoonlijke verzorging.”
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat hetgeen de raadsman heeft gesteld geen hout snijdt nu de huishoudelijke hulp die door medewerkers van [bedrijf 1] in de jaren 2009, 2010 en 2011 is verleend niet (meer) door de AWBZ wordt vergoed.
Ook kan de verleende huishoudelijke hulp niet als zodanig onder de indicatie “Persoonlijke Verzorging” worden gebracht nu de huishoudelijke hulp die is geboden door de medewerkers van [bedrijf 1] niet onder de definitie van persoonlijke verzorging kan vallen, nu het daarbij om directe of indirecte aan het lichaam gebonden zorg gaat en niet om interieurverzorging en ander huishoudelijk werk. Ook in het kader van het “verplegen met de handen op de rug” kan de verleende huishoudelijke hulp niet onder de indicatie “Persoonlijke Verzorging” worden gebracht nu deze vorm van verpleging ziet op het aanleren door een derde bij de cliënt van persoonlijke verzorgingsactiviteiten of ziet op het aansturen en stimuleren van de cliënt bij het zelf uitvoeren van deze persoonlijke zorg als de cliënt beperkingen heeft. Ook dit ziet niet op interieurverzorging en ander huishoudelijk werk.
Nu uit alle daarover afgelegde verklaringen, zoals hiervoor weergegeven, volgt dat het enkel en alleen om huishoudelijke werkzaamheden ging, wordt dit verweer verworpen.
Voor zover verdachte heeft willen betogen dat in werkelijkheid daadwerkelijk persoonlijke verzorgingsactiviteiten in vorenbedoelde zin hebben plaatsgevonden, maar dat zowel de cliënt als de hulpverlener dit niet als zodanig hebben ervaren, ontbeert dit verweer feitelijke grondslag. In alle gevallen zijn zowel de hulpverleners als de cliënten in hun verklaringen, zowel bij de opsporingsinstantie als de rechter-commissaris, uitermate stellig dat de geleverde hulp enkel en alleen uit huishoudelijke hulp bestond en dat de hulpverleners ook enkel en alleen als zodanig werden ingezet.
Daarnaast volgt uit het dossier dat de door verdachte ingenomen stelling alleen al wordt gelogenstraft door de omstandigheid dat de betreffende huishoudelijke hulpverleners niet in alle gevallen waren gecertificeerd om persoonlijke verzorging te verlenen en niet voor meer dan het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden werden betaald. Treffend voorbeeld in dit verband is de verklaring van [naam 20] (
Ad 16. en 17. betreffende [naam 10] ), waarin zij verklaart dat zij voor de huishoudelijke werkzaamheden die zij voor haar tante verrichtte (ramen lappen, strijken, dweilen e.d.) ongeveer € 10,- per uur verdiende, terwijl deze werkzaamheden door [bedrijf 1] als (vele malen duurdere) persoonlijke verzorgingswerkzaamheden werden aangemerkt.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is naar het oordeel van de rechtbank het ten laste gelegde feit sub 1 primair wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte (als feitelijk leidinggevende van [stichting] noch in persoon) opzet heeft gehad op het valselijk opmaken van een vijftal facturen en een zorgovereenkomst. Dit opzet kan in één geval alleen afgeleid worden uit de verklaring van de getuige [naam 25] en deze verklaring vindt verder geen, althans onvoldoende ondersteuning in het dossier.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.