Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen en medeplegen van mensenhandel door een minderjarige meisje mee te nemen naar haar woning en in haar, verdachtes, woning te laten verblijven, zodat deze minderjarige vanuit die woning de prostitutie kon uitoefenen. Verdachte heeft ook een klant voor die minderjarige geregeld.
Hoewel dit op zichzelf ernstige feiten zijn, weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat zij die feiten gedurende slechts enkele dagen heeft gepleegd en de rechtbank niet de overtuiging heeft gekregen dat verdachte die feiten heeft gepleegd met het oogmerk om de minderjarige uit te buiten.
Over verdachte is op 18 februari 2015 een (beknopt) reclasseringsrapport uitgebracht door
S. Steinau en op 1 juli 2015 is gerapporteerd door [medewerker jeugdbescherming & reclassering] , beiden reclasseringswerker van respectievelijk de Reclassering Nederland en de Jeugdbescherming & Reclassering van het Leger des Heils.
Uit de inhoud van die rapporten en uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte een beschadigde jonge vrouw is die ten tijde van de feiten nog maar 19 jaar oud was en die thans als jonge moeder haar leven een positieve wending lijkt te hebben gegeven. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zou deze positieve ontwikkeling kunnen doorkruisen, hetgeen onwenselijk is. Overigens ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om het door de reclassering geadviseerde jeugdstrafrecht toe te passen.
Uit het uittreksel van de documentatiedienst blijkt nog dat verdachte in 2009 een transactie heeft voldaan ter zake van openlijke geweldpleging, maar dat zij niet eerder is veroordeeld. Ook dat weegt de rechtbank in haar voordeel mee.