ECLI:NL:RBOVE:2015:5312

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 december 2015
Publicatiedatum
2 december 2015
Zaaknummer
08/770103-15 en 08/285645-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak na onvoldoende bewijs

Op 2 december 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in een woning te Enschede op 17 april 2015. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. Tijdens de zitting op 18 november 2015 heeft de officier van justitie, mr. M.M. Klaasen, gevorderd dat het ten laste gelegde bewezen zou worden verklaard en dat de verdachte een gevangenisstraf van vier jaar zou krijgen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D. Nieuwenhuis, voerde aan dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de brand en dat er geen sluitend bewijs was.

De tenlastelegging hield in dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht, wat gemeen gevaar voor de aanwezige goederen en personen met zich meebracht. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de getuigenverklaringen niet eenduidig waren en dat er geen forensisch bewijs was dat de verdachte met de brand in verband kon worden gebracht. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de verdachte, die stelde dat hij zijn jas en sleutels tijdens oud en nieuw was kwijtgeraakt, ondersteund werden door getuigen. Bovendien was er geen bewijs dat de aangetroffen scooter van de verdachte was.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er niet zonder twijfel geconcludeerd kon worden dat de verdachte de brand had gesticht, en sprak hem vrij van de aanklacht. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank verklaarde ook het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/770103-15 en 08/285645-14 (tul)
Datum vonnis: 2 december 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 november 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. Klaasen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte brand heeft gesticht in een woning.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 17 april 2015 te Enschede
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met
een brandbare stof ten gevolge waarvan (delen van) de woning aan de [adres]
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor de in voornoemde woning aanwezige goederen, de
woning zelf en de omliggende woningen (met inboedel) en/of in het flatgebouw
waar voornoemde woning deel van uit maakt, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
levensgevaar voor de bewoner(s) en/of aanwezige personen van de omliggende
woningen en/of in voornoemd flatgebouw, in elk geval levensgevaar voor een
ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner(s) en/of aanwezige
personen van de omliggende woningen en/of in voornoemd flatgebouw, in elk
geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te
duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard en dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie zich op standpunt gesteld dat deze, minus een bedrag van € 15,95, dient te worden toegewezen met daaraan gekoppeld de zogenaamde Terwee-maatregel en vergoeding van de wettelijke rente. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de brand heeft gesticht. De officier van justitie heeft zich daarbij voornamelijk gebaseerd op het feit dat de jas van verdachte in de woning van aangever is aangetroffen en dat de sleutel van de scooter die voor woning van aangever is aangetroffen in de jaszak zat. Deze scooter is blijkens meerdere getuigenverklaringen van verdachte, aldus de officier van justitie. Verder is in die jaszak een sleutelbos aangetroffen waaraan een sleutel zat van de woning waar verdachte ten tijde van de brand zijn verblijf had, alsmede een sleutel waarmee toegang kon worden verkregen tot de woning van aangever. Een aantal getuigen heeft verdachte ongeveer een half uur voor de brand in de richting van de woning van aangever zien rijden. Ook is in de buddyseat van de scooter is een kerstkaart aangetroffen afkomstig van ene “ [naam tante] ” die een tante van verdachte is.
De verdediging heeft zich, kort weergeven, op het standpunt gesteld dat het niet verdachte is geweest die de brand heeft gesticht. Verdachte heeft aangegeven dat de jas die in de woning van aangever is aangetroffen weliswaar zijn jas is, maar dat hij geen idee hoe deze daar is gekomen. Hij is deze jas namelijk tijdens de viering van oud en nieuw kwijtgeraakt.
Ook is de scooter die voor de woning is aangetroffen niet van verdachte. Dit blijkt volgens de verdediging ook uit het feit dat die scooter gestolen is. Met betrekking tot de sleutel van de woning van aangever heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte wel in het bezit is geweest van een sleutel van de woning, maar dat hij deze aan aangever heeft teruggegeven. De verdediging heeft hierbij ook gewezen op de verklaring van aangever waarin aangever dit bevestigd heeft.
Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat het signalement dat de getuige [getuige 1] heeft gegeven niet op verdachte kan slaan.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De officier van justitie bedient zich in haar bewijsredenering van getuigenverklaringen waaruit zou blijken dat verdachte voorafgaand aan de brand in de buurt van de woning van aangever is gezien. Verdachte ontkent echter voorafgaand aan de brand in de buurt van de woning te zijn geweest en de brand te hebben gesticht. De rechtbank stelt vast dat de getuigenverklaringen niet eenduidig zijn voor wat betreft de beschrijving van de persoon op de scooter. Daarbij overweegt de rechtbank dat, ook al zou verdachte in de nabijheid van de woning zijn geweest, dit niet zonder meer inhoudt dat hij in de woning is geweest en brand heeft gesticht. Dit klemt temeer nu geen enkel (brand)sporenonderzoek in de richting van verdachte wijst en er ruim 50 minuten tijd is verstreken tussen het moment waarop de persoon waarover getuigen verklaren (en die op beelden vanaf een afstand is te zien) bij de woning is en het moment waarop wordt gemeld dat er brand is.
De rechtbank overweegt voorts dat niet bestreden is dat de jas die in de woning is aangetroffen van verdachte is. Verdachte heeft dienaangaande verklaard dat hij zijn jas tijdens viering van oud en nieuw is kwijtgeraakt. Deze verklaring van verdachte wordt op dit punt ondersteund door de getuige [getuige 2] die bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat verdachte tijdens jaarwisseling van 2014 op 2015 de gehele dag bij hem is geweest en dat verdachte toen tegen hem gezegd heeft dat hij bij het uitgaan in de stad zijn jas en sleutels was kwijtgeraakt. Met betrekking tot de sleutel van de woning van aangever heeft verdachte verder verklaard dat hij deze aan aangever heeft teruggegeven. Aangever heeft tijdens het verhoor op 29 april 2015 bevestigd dat verdachte, toen hij door aangever uit de woning is gezet, de sleutel van de woning aan hem heeft teruggegeven. Verder beschikte ook de overbuurvrouw van aangever, genaamd [overbuurvrouw] , over een sleutel van de woning van aangever en geeft zij die sleutel kennelijk desgevraagd aan anderen af. Dat alleen aangever en verdachte de beschikking hadden over een sleutel van de woning is geenszins vast komen te staan.
De rechtbank overweegt verder dat evenmin vaststaat dat de bij de woning van aangever aangetroffen scooter van verdachte is. Nader (sporen)onderzoek naar de scooter heeft nimmer plaatsgevonden. Ook met betrekking tot de daarin aangetroffen kerskaart is nimmer navraag of onderzoek gedaan om te kunnen controleren of deze kaart daadwerkelijk afkomstig is van een tante van verdachte. Het standpunt van de officier van justitie dat de scooter van verdachte is bevat onvoldoende fundament. Dat verdachte heeft verklaard dat hij wel een scooter heeft gehad die er op leek en dat getuigen ook zeggen dat de aangetroffen scooter leek op die van verdachte maakt dit niet anders. Verdachte heeft aangegeven dat zijn scooter van het merk Kymco was en dat de bij de woning van aangever aangetroffen scooter van het merk Peugeot was. Ook dit is nimmer nader onderzocht.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, niet zonder twijfel geconcludeerd kan worden dat verdachte de brand in de woning van aangever heeft gesticht, zodat hij moet worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De schade van benadeelden

6.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever] , wonende te [woonplaats] aan de [adres] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 32.185,-- [tweeëndertig duizend en tweehonderd euro], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • immateriële schade € 2.000,--;
  • materiële schade € 30.185,--.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering niet- ontvankelijk nu verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

7.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft bij vordering van 17 juli 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de aan verdachte door de politierechter bij vonnis van 16 februari 2015 opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 20 dagen. Nu de officier van justitie kenbaar heeft gemaakt dat de onderhavige voorwaardelijk opgelegde straf reeds ten uitvoer is gelegd, dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 08/285645-14
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2015.