Op 2 december 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in een woning te Enschede op 17 april 2015. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. Tijdens de zitting op 18 november 2015 heeft de officier van justitie, mr. M.M. Klaasen, gevorderd dat het ten laste gelegde bewezen zou worden verklaard en dat de verdachte een gevangenisstraf van vier jaar zou krijgen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D. Nieuwenhuis, voerde aan dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de brand en dat er geen sluitend bewijs was.
De tenlastelegging hield in dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht, wat gemeen gevaar voor de aanwezige goederen en personen met zich meebracht. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de getuigenverklaringen niet eenduidig waren en dat er geen forensisch bewijs was dat de verdachte met de brand in verband kon worden gebracht. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de verdachte, die stelde dat hij zijn jas en sleutels tijdens oud en nieuw was kwijtgeraakt, ondersteund werden door getuigen. Bovendien was er geen bewijs dat de aangetroffen scooter van de verdachte was.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er niet zonder twijfel geconcludeerd kon worden dat de verdachte de brand had gesticht, en sprak hem vrij van de aanklacht. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank verklaarde ook het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf.