5.2De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op 22 mei 2014 tussen ongeveer 16.00 uur en 18.47 uur is verdachte alleen met zijn zoontje [slachtoffer], geboren op [geboortedag] 2013, in de woning aan de [adres] te
[woonplaats],.
Op het moment dat [naam moeder] die middag tegen 16.00 uur de woning verlaat functioneert [slachtoffer] volgens [naam moeder] normaal. Volgens de gezinscoach, die die middag van 13.30 uur tot 15.30 uur in de woning van verdachte is geweest, reageert [slachtoffer] alert en helder. Ook volgens verdachte functioneert [slachtoffer], na het vertrek van [naam moeder], normaal. Op het moment dat verdachte zich realiseert dat het mis is met [slachtoffer], belt hij de ambulancedienst, waarmee hij om 18.41 wordt doorverbonden. [slachtoffer] wordt naar het ZGT te Almelo en vervolgens naar het UMCG te Groningen gebracht alwaar hij op 23 mei 2014 om 18.25 uur komt te overlijden.
De raadsvrouw heeft onder meer betoogd dat verdachte zijn verklaring, waarin hij toegeeft [slachtoffer] omhoog te hebben gegooid en te hebben geschud, onder druk van de verhorende verbalisanten heeft afgelegd. Voor zover de raadsvrouw daarmee een beroep doet op schending van het bepaalde in artikel 29 eerste lid van het Wetboek van Stafvordering, overweegt de rechtbank dat zij dit verweer onbesproken zal laten, nu de rechtbank dit deel van verdachtes verklaring en zijn verklaring dat [slachtoffer] van de bank is gerold/gevallen, bij de bewijsoverwegingen buiten beschouwing laat, omdat die verklaringen niet aansluiten bij wat de hierna te noemen deskundigen Bilo en Soerdjbalie-Maikoe over het ontstaan van het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel hebben gerapporteerd.
Het bij [slachtoffer] aangetroffen letsel, het ontstaan en het gevolg daarvan.
Het rapport van dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, arts en forensisch patholoog, van
9 september 2014 bevat als bevindingen en als conclusie van die deskundige, zakelijk weergegeven, het volgende.
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] en neuropathologisch onderzoek, is onder meer het volgende vastgesteld.
Een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies (subduraal) met uitbreiding onder de zachte hersenvliezen (subarachnoidaal). Beschadiging van cellen op de overgang van hersenen naar ruggenmerg. Er waren tekenen van vochtophoping en herseninklemming, welke worden gezien als verwikkelingen van bovengenoemde letsels in het hoofd. Herseninklemming leidt doorgaans tot uitval van vitale functies.
Het hersen(vlies)letsel en de schade aan de cellen op de overgang van hersenen naar ruggenmerg zijn bij leven ontstaan door inwerking van heftig uitwendig mechanisch geweld op het hoofd, zoals door hevig schudden (acceleratie-deceleratie), stomp (botsend) geweld, of een combinatie daarvan. De door de oogpatholoog vastgestelde afwijkingen in de oogbollen, namelijk uitgebreide retina bloedingen, glasvocht bloedingen, opticusbloedingen en intra sclerale peripapillaire bloedingen, kunnen volgens hem goed passen in het kader van een acceleratie/deceleratie/impact trauma.
Bovengenoemd hersen(vlies) letsel en de beschadiging van cellen op de overgang van hersenen naar ruggenmerg kunnen niet accidenteel ofwel toegebracht zijn (impact-acceleratie-deceleratie-trauma) of accidenteel zijn (impact door vallen van een grote hoogte, slaan, waarbij impact, deceleratie ontstaat) of een combinatie daarvan. Ook is een schedelbreuk vastgesteld.
En als conclusie:
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer], wordt het overlijden verklaard door verwikkelingen van ingewerkt heftig uitwendig mechanisch geweld op het hoofd. Dit is ontstaan door hevig schudden (acceleratie-deceleratie), stomp (botsend) geweld of een combinatie daarvan.
Het rapport van drs. R.A.C. Bilo, forensisch arts KNMG (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst), van 4 december 2014, houdt als bevindingen en als conclusie van die deskundige, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Op basis van de bevindingen bij wetenschappelijk onderzoek en de bevindingen bij [slachtoffer] bij leven en na overlijden, kan met betrekking tot het ontstaan van de schedelfracturen onder meer worden geconcludeerd dat de configuratie van de schedelfracturen bij [slachtoffer] wijst op de inwerking van heftig stomp geweld (een trauma waarbij veel kinetische energie werd overgedragen = hoogenergetisch trauma).
De aanwezigheid van de epidurale bloeding bij [slachtoffer] kan alleen worden verklaard als het gevolg van een trauma (de inwerking van stomp botsend geweld).
De subdurale/subarachnoidale bloedingen bij [slachtoffer] zijn zeer veel waarschijnlijker bij een trauma (toedracht: accidenteel, niet-accidenteel, medisch handelen) dan bij een niet herkende aandoening.
Ingeval van een trauma, ongeacht of sprake was van een accidentele of niet- accidentele toedracht, moet sprake zijn geweest van een ernstig incident.
De afzonderlijke bevindingen in en achter het oog bij [slachtoffer] zijn veel tot zeer veel waarschijnlijker bij een trauma met een niet accidentele toedracht dan bij een trauma met een accidentele toedracht.
De combinatie van bevindingen in en achter het oog bij [slachtoffer] zijn zeer veel waarschijnlijker bij een trauma met een niet accidentele toedracht dan bij een trauma met een accidentele toedracht.
Bij [slachtoffer] werden bij neuropathologisch onderzoek afwijkingen gevonden, passend zowel bij direct traumatische beschadiging van hersenweefsel als bij reactieve hypoxische beschadiging van het hersenweefsel in diverse delen van het brein. De klinische verschijnselen die bij [slachtoffer] op en na 22 mei 2014 zijn waargenomen kunnen goed worden verklaard op basis van een ernstige verstoring van de hersenfunctie als gevolg van de ernstige beschadiging van de hersenen.
De verstoring had bij [slachtoffer] een blijvend karakter en heeft uiteindelijk geleid tot zijn overlijden op 23 mei 2015. Dit schedelhersenletsel (weke delen zwelling ter plaatse van de behaarde hoofdhuid, schedelfracturen, epidurale bloeding, subdurale/subarachnoidale bloedingen, encephalopathie, inclusief traumatische axonale schade op de craniocervicale overgang, afwijking in en achter de ogen) is veroorzaakt door de inwerking van mechanisch heftig stomp botsend geweld (hoogenergetisch trauma).
Het moment waarop volgens de deskundigen het letsel bij [slachtoffer] is toegebracht
Het genoemde rapport van drs. Bilo houdt daarover het volgende in.
Gezien de bevindingen bij onderzoek na overlijden waren de subdurale bloedingen maximaal 24 uur oud. Gezien de ontwikkeling van het klinisch beeld bij leven kan worden geconcludeerd dat de letsels en de combinatie van letsels, die uiteindelijk geleid hebben tot het overlijden, ontstaan zijn na het laatste moment van normaal functioneren en vóór het vaststellen van een klinische noodzaak die op 22 mei 2014 aanleiding vormde voor het zoeken van medische hulp.
In een brief van 2 juni 2014 verklaren beide hiervoor genoemde deskundigen als volgt.
Bij [slachtoffer] bleek sprake van een acuut opgetreden klinische noodsituatie, uiteindelijk resulterend in zijn overlijden. Er werden diverse letsels gevonden, vastgesteld zowel bij leven als tijdens de sectie: bloeduitstorting onder de schedelhuid, schedelbreuk, epidurale bloeding, subdurale bloeding en hersenschade. De combinatie van bevindingen bij [slachtoffer] (klinische noodsituatie + overlijden en letsel) is zeer veel waarschijnlijker bij één ontstaansmoment (of een aantal opeenvolgende geweldsincidenten in zeer korte tijd- seconden, max. minuten) dan bij meer dan één ontstaansmoment, waarbij de incidenten in de tijd langer uit elkaar liggen dan vele minuten-uren.
Ter terechtzitting heeft drs. Bilo het volgende verklaard.
Als op 18.25 uur het overlijden geconstateerd wordt, zijn de subdurale bloedingen maximaal 24 uur voor 18.25 uur ontstaan. Het gaat dus om maximaal 24 uur. Ze kunnen bijvoorbeeld ook 8 of 16 uur vóór 18.25 uur zijn ontstaan.
Ter terechtzitting heeft dr. Soerdjbalie-Maikoe het volgende verklaard.
Ik heb, gelet op de wondgenezingskenmerken, geen enkele reden om aan te nemen dat de schedelbreuk bij dit kind twee weken oud was. Het is naar mijn mening een recent ontstane breuk. Er was ook een epidurale bloeding. Dat ondersteunt mij in mijn aanname dat er een recente bloeding is geweest en dat het epidurale hematoom te maken heeft met het ontstaan van de breuk en dat het dus recent is ontstaan.
Het hele plaatje bezien ben ik van mening dat de schedelbreuk een onderdeel is van het ontstaan van het letsel in het hoofd dat uiteindelijk tot de dood heeft geleid.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat is komen vast te staan dat het trauma dat het hersenletsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt en tot diens overlijden heeft geleid, op 22 mei 2014 is ontstaan na het laatste moment van normaal functioneren van [slachtoffer] en dat op dat moment verdachte alleen met [slachtoffer] in de woning aanwezig was en dat verdachte dus degene is geweest die het letsel bij [slachtoffer] heeft toegebracht. Verdachte heeft geen (aannemelijke) verklaring gegeven voor het ontstaan van het fatale letsel bij [slachtoffer]. De rechtbank is op basis van de deskundigenrapportages en hetgeen de deskundigen daarover ter zitting hebben verklaard, van oordeel dat het bij [slachtoffer] geconstateerde fatale letsel is ontstaan door inwerking van mechanisch stomp botsend geweld in de vorm van een hoogenergetisch contacttrauma.
De door de verdediging beschreven scenario’s over wat er mogelijke gebeurd is met [slachtoffer] die bewuste middag worden ontkracht door de bevindingen en conclusies van de deskundigen en zijn ook overigens niet onderbouwd, terwijl het dossier evenmin aanwijzingen bevat op basis waarvan één van die scenario’s als aannemelijk kan worden aangemerkt.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte boos opzet op de dood van [slachtoffer] heeft gehad. Voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde doodslag is echter voorwaardelijk opzet voldoende. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Daartoe is vereist dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard, dat wil zeggen op de koop toe heeft genomen. De aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht zijn daarbij van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Het is algemeen bekend, en dus ook bij verdachte, dat, als een vijf maanden oude baby wordt blootgesteld aan ernstige geweldshandelingen zoals hier bewezen worden verklaard, de kans groot, in ieder geval aanmerkelijk is dat het kind ten gevolge van die handelingen komt te overlijden. Door [slachtoffer] bloot te stellen aan ernstige geweldshandelingen heeft verdachte die kans ook op de koop toegenomen.
Voorbedachten rade/medeplegen
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de voorbedachten rade en het medeplegen niet bewezen kunnen worden, zodat in zoverre vrijspraak moet volgen.
Gelet op vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte zijn zoon [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd.