ECLI:NL:RBOVE:2015:5280

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 december 2015
Publicatiedatum
1 december 2015
Zaaknummer
08/910097-14 en 08/910013-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodschieten tijdens drugsdeal en het verbergen van het lichaam

Op 1 december 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 55-jarige man uit Berkelland, die werd beschuldigd van het doodschieten van een man tijdens een drugsdeal in Hengelo. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, verantwoordelijk was voor de dood van het slachtoffer, dat zij het lichaam in het Twentekanaal hebben gedumpt en dat zij in het bezit waren van een aanzienlijke hoeveelheid hennep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, terwijl de medeverdachte een jaar gevangenisstraf kreeg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden van het doodschieten van het slachtoffer, maar wel van het verbergen van het lichaam en het bezit van hennep. De officier van justitie had eerder een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie. De zaak is behandeld op openbare terechtzittingen op 9 juni en 17 november 2015, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het doodschieten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het verbergen van het lichaam en het bezit van drugs. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen bij het opleggen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers (P): 08/910097-14 en 08/910013-15
Datum vonnis: 1 december 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1972 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 juni 2015 en 17 november 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van Veen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er ten aanzien van parketnummer 08/910097-14, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met een ander en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] heeft doodgeschoten;
feit 2:al dan niet samen met een ander het levenloze lichaam van [slachtoffer 1] heeft weggemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 16 december 2014, althans op een tijdstip in of omstreeks
de periode van 16 december 2014 tot en met 17 december 2014, te Hengelo,
gemeente Hengelo (O) en/of te Markelo, gemeente Hof van Twente, in ieder geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, [slachtoffer 1] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade
van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn
mededader(s) die [slachtoffer 1] achtervolgd en/of opgejaagd en/of een of meerdere
kogels op hem afgevuurd en die [slachtoffer 1] geraakt en/of heeft/hebben verdachte
en/of zijn mededader(s), de een ten opzichte van de ander, zich niet
gedistantieerd en/of de politie niet gewaarschuwd in een potentieel
levensbedreigende situatie, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 december 2014 tot en met 17 december
2014, te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of te Markelo, gemeente Hof van
Twente, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, een lijk, te weten het lijk van [slachtoffer 1] ,
heeft/hebben verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt, met het oogmerk om
het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen;
De verdenking komt er ten aanzien van parketnummer 08/910013-15, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met een ander ongeveer 6 kilogram hennep in zijn bezit heeft gehad;
feit 2:een gas/alarmpistool (Umarex, type Napoleon) in zijn bezit heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 16 december 2014, te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6 kilogram, in elk
geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 18 december 2014, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een of
meer wapens van categorie III, te weten een gas/alarmpistool (merk Umarex,
type Napoleon) voorhanden heeft gehad.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van feit 1 onder parketnummer 08/910097-14 wordt vrijgesproken en dat hij voor feit 2 onder datzelfde parketnummer en voor de feiten 1 en 2 onder parketnummer 08/910013-15 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat [benadeelde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat de officier van justitie vrijspraak van het schadeveroorzakende feit heeft gevorderd. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen goederen worden onttrokken aan het verkeer.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van de bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Parketnummer 08/910097-14
5.1.1
Feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank dit feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat zij verdachte daarvan vrijspreekt.
5.1.2
Feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen.
5.2
Parketnummer 08/910013-15
5.2.1
Feit 1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] , [slachtoffer 2] , [betrokkene 1] , gelet op de contacten die verdachte die dag heeft onderhouden met [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [slachtoffer 2] en gelet op het contact tussen [betrokkene 4] en [slachtoffer 2] . Wat betreft de alternatieve scenario’s zoals door de raadsman bepleit stelt de officier van justitie dat verdachte en [medeverdachte] er geen moment aan hebben getwijfeld dat het om hennep ging en op basis van voornoemde verklaringen en contacten kan ook geconcludeerd worden dat het om een hennepdeal ging.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van het feit moet worden vrijgesproken. Voorop staat dat er geen hennep is aangetroffen en dus ook niets is bemonsterd en gewogen, zodat niet is vastgesteld dat daadwerkelijk sprake was van hennep en zo ja, om welke hoeveelheid het dan ging. De verdediging heeft een drietal alternatieve scenario’s met betrekking tot de inhoud van de tas bepleit. Eerste scenario: er zat hasjiesj in de tas. Tweede scenario: er zat een ander product in de tas, zoals synthetische wiet, mannelijke hennep of een mengsel van minder dan 30 gram hennep met een ander product. Derde scenario: er zat minder dan 30 gram hennep in de tas. Daarnaast zijn de verklaringen van [medeverdachte] en [slachtoffer 2] leugenachtig, ongeloofwaardig en innerlijk tegenstrijdig.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
[slachtoffer 2] heeft op 16 december 2014 via WhatsApp contact met het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1] dat vermoedelijk in gebruik is bij [betrokkene 4] . In dat gesprek wordt gevraagd aan [slachtoffer 2] of hij interesse heeft in 6 mooie schilderijen die [betrokkene 4] heeft liggen. Tussen [slachtoffer 2] en [betrokkene 4] wordt vervolgens geappt dat [slachtoffer 2] eerst even moet overleggen, dat de hoogte per schilderij 52 is en dat het galerijkwaliteit is. [slachtoffer 2] appt dat hij de 6 neemt en dat wel gevraagd werd of 10 ook mogelijk was. Afgesproken wordt dat het die dag moet en dat [slachtoffer 2] naar Hengelo komt. Later die middag wordt door [betrokkene 4] geappt dat het niet om 6 gaat, maar om 6.3 en dat het adres [adres 2] in Hengelo is. [slachtoffer 2] appt hem "oke" en "Ik bel hem als ik vertrek".
Op een van de mobiele telefoons die in de Ford Fiësta waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in reden, zijn aangetroffen staan sms-berichten van het telefoonnummer van verdachte van 16 december 2014 met de tekst ‘Ben je er nu bijna? Laat ff weten of je nou komt of niet’ en ‘ [adres 2] in Hengelo. Café [café] naast de cafetaria’. Ook hebben die beide nummers die avond een aantal keren telefonisch contact gehad met elkaar. Op enig moment zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] die avond bij het [adres 2] in Hengelo gearriveerd, waarna verdachte en [medeverdachte] in de auto van verdachte zijn gestapt en naar zijn kantoorpand aan de [adres 3] in Hengelo zijn gereden. Ze zijn in het kantoor van verdachte gegaan. Na korte tijd heeft [medeverdachte] het kantoor verlaten om de tassen uit de auto van verdachte te halen. Hij heeft ze op het bureau in het kantoor gezet. Vervolgens zijn de tassen geopend en hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] met het stanleymes dat ze van verdachte hebben gekregen de zakken in de tas opengesneden. Verdachte heeft gezien en geroken dat in de zakken hennep zat.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vorenstaande genoegzaam is komen vast te staan dat verdachte op 16 december 2014 samen met [medeverdachte] ongeveer zes kilo hennep voorhanden heeft gehad, zodat de rechtbank voorbij gaat aan het betoog van de verdediging met betrekking tot de alternatieve scenario’s die door de bewijsmiddelen worden weerlegd. De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
5.2.2
Feit 2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Het wapen is bij verdachte thuis aangetroffen in een dressoir. Dat blijkt ook uit de foto’s die ter terechtzitting door de officier van justitie zijn overgelegd. Daarnaast is het wapen door de politie onderzocht, waarbij is vastgesteld dat het een gas/alarmpistool betreft.
Door de verdediging is bepleit dat verdachte zich geen moment bewust is geweest van de aanwezigheid van het alarmpistool in zijn woning, nu het in verhuisdozen van zijn ouders bij hem op zolder was gezet. Voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie is vereist dat sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid omtrent de aanwezigheid van dat wapen of die munitie en die was er niet bij verdachte.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op 18 december 2014 heeft de rechter-commissaris de woning van verdachte doorzocht. Tijdens die doorzoeking is een gas-alarmpistool in beslag genomen, dat in een van de laden van het dressoir in de woning van verdachte is aangetroffen. Uit onderzoek door de politie blijkt dat het gaat om een gas-alarmpistool, merk Umarex, model Napoleon, kaliber 8mm PAK. Met het wapen kan zowel een knal- als een gaspatroon verschoten worden. Het voorwerp is een pistool, geschikt om stoffen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit wapen een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de verdediging dat verdachte niet op de hoogte was van het feit dat het wapen in zijn woning lag, verworpen moet worden, nu het wapen is aangetroffen in een lade van het dressoir in de woonkamer van verdachte waarin onder meer ook een op verdachtes naam gestelde bankpas en aan hem gerichte poststukken lagen. De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 08/910097-14 feit 1 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder parketnummer 08/910097-14 feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 16 december 2014 tot en met 17 december 2014, te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en te Markelo, gemeente Hof van Twente, tezamen en in vereniging met een ander, het lijk van [slachtoffer 1] heeft verborgen en weggevoerd en weggemaakt, met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder parketnummer 08/910013-15 feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 december 2014, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 18 december 2014, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een wapen van categorie III, te weten een gas/alarmpistool (merk Umarex, type Napoleon) voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47 en 151 Sr, bij artikel 11 Ow en bij artikel 26 WWM. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 08/910097-14
feit 2
het misdrijf: medeplegen van een lijk verbergen, wegvoeren en wegmaken met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen;
Ten aanzien van parketnummer 08/910013-15
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie waarbij het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

7.De strafbaarheid van de verdachte

7.1
Psychische overmacht met betrekking tot feit 2 onder parketnummer 08/910097-14
De standpunten van de verdediging en de officier van justitie
De verdediging heeft bepleit dat sprake is van psychische overmacht. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat [slachtoffer 1] meermalen op verdachte heeft geschoten waarbij zijn wapen weigerde en dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] heeft doodgeschoten, terwijl verdachte op dat moment door [slachtoffer 1] werd gegijzeld en onder schot werd gehouden. De oorverdovende knal en het dood naast zich neer zien vallen van [slachtoffer 1] heeft op verdachte een verlammende werking gehad. Verdachte is daarop gemaand [medeverdachte] te helpen, die nog steeds het vuurwapen in zijn hand had. Onder deze dreiging heeft verdachte mee moeten helpen om het lijk in te pakken en daarna te dumpen. De behandelend psycholoog heeft hierover verklaard dat verdachte retrospectief beschouwd in een dissociatieve toestand is geraakt en in een soort onbewuste toestand heeft gehandeld als gevolg van stress of trauma.
De officier van justitie heeft gesteld dat onvoldoende aannemelijk is dat verdachte zich in de voor psychische overmacht vereiste geestestoestand bevond waarin hij geen keuzevrijheid had dan wel niet van hem gevergd kon worden dat hij zich zou onttrekken. De lezing van verdachte wordt niet bevestigd, terwijl het (weliswaar niet altijd expliciete) beeld van anderen is dat verdachte onaangedaan was. Voorts blijkt niet van enige vijandigheid van [medeverdachte] of dreiging van [medeverdachte] naar [verdachte] . Daarnaast zijn er meer momenten in de tijd geweest waarop verdachte ervandoor had kunnen gaan en contact met de politie had kunnen opnemen. Aan de bevindingen van de op zitting gehoorde behandelend psycholoog Van Helten van [verdachte] kan geen waarde worden gehecht, nu hij geen kennis heeft genomen van het volledige dossier en zijn bevindingen enkel zijn gebaseerd op de verklaringen van verdachte. Het beroep op psychische overmacht moet dan ook worden verworpen. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd het onderzoek te heropenen voor het benoemen van een deskundige van het NIFP indien de rechtbank de verklaring van de psycholoog die ter terechtzitting is gehoord volgt en overweegt het beroep op psychische overmacht aan te nemen.
De overwegingen van de rechtbank
Vooropgesteld dient te worden dat voor een geslaagd beroep op psychische overmacht is vereist dat de gedraging(en) van verdachte voortkom(en) vanuit een van buitenaf komende dwang dan wel drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstond kon en ook niet behoefde te bieden.
De verdediging heeft een rapport overgelegd van 4 juni 2015, opgemaakt door de behandelend psycholoog van verdachte C.P.E. van Helten, die tevens ter terechtzitting is gehoord. De psycholoog heeft gerapporteerd en verklaard vanuit zijn expertise over hetgeen verdachte hem een aantal maanden na het plegen van het feit heeft verteld. De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog niet over reeds omdat uit het dossier op essentiële onderdelen een andere lezing van de aanloop tot en het verloop van de gebeurtenissen blijkt dan door verdachte in zijn verklaringen is geschetst. Van deze informatie heeft de psycholoog geen kennis kunnen nemen. Zijn bevindingen zijn immers slechts gebaseerd op de verklaringen van verdachte. Daarmee is de relevantie van zijn conclusies, in het licht van deze strafprocedure, zeer beperkt.
De rechtbank volgt de lezing van de gebeurtenissen in zoverre dat verdachte zich geconfronteerd zag met het feit dat [slachtoffer 1] een wapen op verdachte heeft gericht en de trekker heeft overgehaald, dat vervolgens het wapen bij herhaling haperde, dat verdachte onder schot werd gehouden door [slachtoffer 1] en mee moest lopen het pand uit en dat vervolgens [slachtoffer 1] vlak naast verdachte door [medeverdachte] werd doodgeschoten. De rechtbank wil aannemen dat verdachte geschrokken is van de gebeurtenissen en dat deze de nodige emoties bij verdachte hebben opgeroepen. Echter is niet aannemelijk geworden dat verdachte onder een zodanige druk stond dat hij als gevolg daarvan redelijkerwijs geen weerstand kon bieden en geen andere reactie dan het plegen van het verdachte verweten strafbare feit mogelijk was. Dit geldt te meer nu de rechtbank van oordeel is dat verdachte er meer dan in aanmerkelijke zin rekening mee had moeten houden dat de hennepdeal gepaard zou gaan met vuurwapengebruik van [medeverdachte] en/of de potentiële kopers, te meer nu het een feit van algemene bekendheid is dat in de illegale wereld van de drugshandel in partijen hennep regelmatig ripdeals plaatsvinden. Verdachte heeft zich in weerwil daarvan willens en wetens met een gewapende medeverdachte in de drugshandel begeven, daartoe zelfs zijn kantoor beschikbaar gesteld, en heeft zichzelf daarmee verwijtbaar in deze situatie gebracht. Daarnaast is de rechtbank op grond van het onderhavige dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet gebleken dat sprake was van een dusdanige druk van de kant van [medeverdachte] dat geen andere reactie dan het plegen van het verdachte verweten strafbare feit mogelijk was. Integendeel, uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt juist het beeld naar voren dat verdachte en [medeverdachte] planmatig en in onderlinge samenspraak te werk zijn gegaan bij het wegwerken van het lichaam van [slachtoffer 1] en het zo goed als mogelijk wissen van de sporen. Verdachte en [medeverdachte] hebben daarvoor ruim de tijd genomen door eerst per auto schoonmaakmiddelen (verdachte) en folie ( [medeverdachte] ) op te halen, het lichaam in te pakken en in de achterbak van verdachtes auto te leggen, vervolgens de plaats delict uitvoerig schoon te maken en daarna pas weg te rijden om zich van het lichaam van [slachtoffer 1] te ontdoen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte is samen met [medeverdachte] , die gewapend was met een pistool, naar zijn kantoorpand aan de [adres 3] in Hengelo gegaan voor een hennepdeal. Die hennepdeal is echter dramatisch uit de hand gelopen. Verdachte en [medeverdachte] zijn door [slachtoffer 1] onder schot genomen en slechts aan erger ontkomen omdat het wapen van [slachtoffer 1] bij herhaling weigerde. Uiteindelijk heeft [medeverdachte] [slachtoffer 1] door het hoofd geschoten. Vervolgens hebben verdachte en [medeverdachte] samen schoonmaakspullen en folie opgehaald waarin zij het levenloze lichaam van [slachtoffer 1] hebben gepakt. Verdachte heeft het lichaam in de kofferbak van zijn auto gelegd, waarna zij de plaats delict hebben schoongemaakt. Daarna zijn zij naar het Twentekanaal gereden waar zij uiteindelijk het levenloze lichaam van [slachtoffer 1] hebben gedumpt. Verdachte heeft vervolgens op verschillende plekken zijn kleding van die avond en zijn telefoon weggegooid. Ook heeft hij de volgende dag zijn auto en met name zijn kofferbak grondig laten reinigen en heeft hij een schoonmaakster opdracht gegeven zijn kantoorpand aan een schoonmaakbeurt te onderwerpen. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij, kennelijk om de sporen uit te wissen, op deze respectloze wijze is omgegaan met het levenloze lichaam van [slachtoffer 1] . Het is niet aan het handelen van verdachte te danken dat het lichaam van [slachtoffer 1] de volgende ochtend al werd gevonden door oplettende medewerkers van Rijkswaterstaat en de nabestaanden niet langer in onzekerheid hoefden te verkeren over het lot van [slachtoffer 1] .
Daarnaast heeft verdachte ongeveer zes kilo hennep voorhanden gehad. Dit is een ernstig feit. Softdrugs kunnen bij langdurig gebruik leiden tot schade voor de gezondheid. Het gebruik van dergelijke middelen veroorzaakt, mede door vaak daarmee gepaard gaand crimineel gedrag, onrust en schade in de samenleving. Deze laatste gevolgen zijn, zoals de rechtbank hiervoor ook uiteen heeft gezet, ook op zeer pijnlijke wijze duidelijk geworden.
Ten slotte is bij verdachte een gas-alarmpistool aangetroffen. Het ongecontroleerde bezit van dit soort wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Op het plegen van dergelijke feiten kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank allereerst rekening gehouden met het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 9 oktober 2015 waaruit blijkt dat verdachte eerder, zij het geruime tijd geleden, voor een soortgelijke feit is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 14 oktober 2015.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen gas-alarmpistool (merk Umarex, type Napoleon) en de vijf knalpatronen (HP 8mm) vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, nu die voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

9.De schade van benadeelden

De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde] , ter zitting vertegenwoordigd door mr. L.E. de Jong, advocaat in Amsterdam, heeft zich ter terechtzitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering nu verdachte van het schadeveroorzakende feit wordt vrijgesproken.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 57 en 91 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/910097-14 feit 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 08/910097-14 feit 2 en het onder parketnummer 08/910013-15 feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van parketnummer 08/910097-14
feit 2
het misdrijf: medeplegen van een lijk verbergen, wegvoeren en wegmaken met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen;
Ten aanzien van parketnummer 08/910013-15
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie waarbij het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [benadeelde] in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: een wapen (merk Umarex, type Napoleon) met serienummer [serienummer 1] en 5 stuks munitie, HP 8 mm. knal.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Oost-Nederland, Team Grootschalige Opsporing, onderzoek Valero. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van parketnummer 08/910097-14
Feit 2
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 november 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering (Sv);
2. Het geschrift van 23 december 2014 opgemaakt door arts en patholoog M. Buiskool, betreffende een pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, pagina’s 2288 tot en met 2299, voor zover van belang;
3. Het proces-verbaal van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , mobiel verkeersleider in dienst van Rijkswaterstaat, van 17 december 2015, pagina’s 750 en 751, voor zover van belang;
4. Het proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] ,
[verbalisant 5] , [verbalisant 6] van 20 februari 2015, pagina 1870, voor zover van belang.
Ten aanzien van parketnummer 08/910013-15
Feit 1
5. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , van 13 april 2015 met bijlage, pagina’s 1000 tot en met 1002, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Gedurende het onderzoek 'TGO Valero' zijn een aantal telefoons inbeslaggenomen en
overgedragen aan de afdeling digitale opsporing. De medewerkers van de digitale opsporing
hebben de telefoons uitgelezen en de gegevens daarvan en/of bijbehorende rapportages ter
beschikking gesteld van het onderzoeksteam. Gezien de hoeveelheid gegevens op de inbeslaggenomen telefoons betreft het geen analyse van de totale gegevens maar heb ik ingezoomd op de periode van 16, 17 en/of 18 december 2014 waarbij ik met name heb gekeken naar bel, sms, en WhatsApp- verkeer.
Op woensdag 8 april 2015 heb ik een analyse gemaakt van de inhoud van de volgende telefoon:
Toestel: Blackberry 8520
In gebruik bij: [slachtoffer 2] , [geboortedag] -1989 te [woonplaats]
Toestel is uitgelezen op: 2 januari 2015
Het volgende trof ik aan:
WhatsApp conversatie met [telefoonnummer 1] vermoedelijk in gebruik bij [betrokkene 4] :
• Er is een WhatsApp conversatie met het nummer [telefoonnummer 1] (vermoedelijk in gebruik bij
[betrokkene 4] , geboren op [geboortedag] -1973 te [geboorteplaats] , Turkije). Het nummer staat in de
Blackberry 8520 ( [serienummer 2] ) opgeslagen onder de naam " [naam 1] ". Het nummer heeft op
16-12-2014 via de WhatsApp contact met de gebruiker van de Blackberry 8520 ( [serienummer 2]
).
[tabel verwijderd]
Op 18-12-2014 werd als verdachte van genoemd feit aangehouden [verdachte] , geboren [geboortedag] -1972 te [geboorteplaats] . [verdachte] bleek gebruiker te zijn van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Op 18-12-2014 werd als getuige gehoord de moeder van [slachtoffer 2] , [getuige] , geboren op [geboortedag] -1953 te [geboorteplaats] . Zij verklaarde dat [slachtoffer 2] gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] .
Van het nummer [telefoonnummer 2] van [verdachte] voornoemd werden de historische printergegevens gevorderd vanaf 17-11-2014. Uit analyse van die gegevens bleek dat door de gebruiker van dat nummer op 16-12-2014 te 18:50 uur werd gebeld met eerder genoemd nummer [telefoonnummer 3] dat in gebruik zou zijn bij [slachtoffer 2] voornoemd.
Uit analyse van genoemde historische printergegevens van het nummer [telefoonnummer 2] van [verdachte] bleek van meerdere contacten op de avond van 16-12-2014 met het nummer [telefoonnummer 4] . Dit nummer betreft een prepaid nummer en de gebruiker van dit nummer is thans nog onbekend. Dit nummer komt in de gevorderde periode slechts voor op 16-12-2014 zoals hieronder weergegeven.
Genoemde Ford Fiësta werd op 18-12-2014 aangetroffen en in beslag genomen voor de door [slachtoffer 2] aangewezen kantoorruimte aan de [adres 3] te Hengelo. Op 18-12-2014 werden in die Ford Fiësta vier gsm’s in beslag genomen. Bij onderzoek bleek dat het nummer [telefoonnummer 4] behoort bij een Samsung gsm welke deel uit maakt van een van die vier gsm’s. Dit bleek mij door twee keer te bellen naar dat nummer, waarbij de beltoon van die gsm overging.
7. Het proces-verbaal veiligstellen gegevens van verbalisant [verbalisant 9] van 23 december 2014 met bijlages, pagina’s 963, 964, 969 tot en met 972, 991, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Op zondag 21 december 2014 stelde ik op verzoek van [verbalisant 10] , werkzaam als
tactisch coördinator TGO in team Valero van de Politie Eenheid Oost, een onderzoek in
aan een goed, een mobiele telefoon, merk Samsung, type GT-E1200i, voorzien van
kenmerk [serienummer 3] .
lk, verbalisant, zag op zondag 21-12-2014 te 10:20 uur, dat de datum en tijd van de
mobiele telefoon was ingesteld op maandag 06-01-2014 te 00:10 uur.
8. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 november 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik heb op 16 december 2014 telefonisch contact gehad met [naam 2] . Ik dacht toen nog dat hij [naam 2] heette en uit Amsterdam kwam. Ik heb het adres van café [café] via sms aan hem doorgegeven. Hij belde mij terug met een prepaid telefoon. De jongens wilden niet praten in een druk café, dus toen heb ik voorgesteld dat we wel naar mijn kantoor konden gaan. [medeverdachte] , of ik bedoel meneer Y, is bij mij in de auto gestapt en de jongens reden achter ons aan naar mijn kantoor aan de [adres 3] in Hengelo.
Op enig moment haalt Y die tas op en zet die op tafel. Er zaten twee zakken in die tas. De jongens konden de zakken niet goed open krijgen. Toen heb ik ze mijn Stanleymes gegeven. De jongens openden de zakken en hebben er een beetje spul uitgehaald. Ik rook en zag dat er hennep in de zakken zat.
Feit 2
9. Het proces-verbaal doorzoeking van de rechter-commissaris in de rechtbank Overijssel van 19 december 2014, pagina’s 939 en 940, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de rechter-commissaris:
Op 18 december 2014 heeft mr K.J.C. Geeve, rechter-commissaris belast met de
behandeling van strafzaken, op mondelinge vordering van de officier van justitie in
het arrondissement Oost-Nederland, doorzoeking ter inbeslagneming gedaan in de
strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] , op het adres [adres 1] te [woonplaats] .
De rechter-commissaris heeft de navolgende zaken in beslag genomen en overgedragen aan de opsporingsambtenaren ten behoeve van het onderzoek:
- gas-alarm pistool
10. Het proces-verbaal onderzoek wapen van [verbalisant 11] van 19 januari 2015, pagina’s 941 en 942, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
De op 19 december 2014 in beslag genomen voorwerpen:
A- voorwerpnummer PL0600-2014224716-651712, wapen nummer [nummer] , PT3308/2, voorzien van het SIN: [serienummer 4] , kleur zwart, is een gaspistool van het merk Umarex, model Napoleon, kaliber 8mm PAK.
A - Juridische omschrijving pistool (651712)
Het voorwerp is een pistool, geschikt om stoffen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Dan is dit gas/alarmpistool een vuurwapen in de zin van art.1, onder 3, gelet op art.2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. Het vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de WWM.
Verificatie verdachte in Verona
Mij verbalisant is niet gebleken dat de verdachte, [verdachte] , geboren [geboortedag] 1972, te [geboorteplaats] , bevoegd was voornoemd wapen voorhanden te hebben.
11. De ter terechtzitting van 17 november 2015 door de officier van justitie overgelegde en getoonde foto’s van de doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres 1] in [woonplaats] .
[foto verwijderd]
[foto verwijderd]
12. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 november 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Mij worden de foto’s getoond die door de officier van justitie zojuist zijn overgelegd. Ik zeg daar op dat ik daarop het kastje in mijn woning herken.