ECLI:NL:RBOVE:2015:5275

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
1 december 2015
Zaaknummer
4441221 EJ VERZ 15-357
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen werkgever en toekenning van vergoedingen aan werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 27 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer, aangeduid als [verzoekster], met de stichting Ambiq. De werknemer verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De feiten van de zaak zijn complex en omvatten onder andere een situatie waarin de werknemer geconfronteerd werd met het wangedrag van een collega, wat leidde tot haar ziekmelding en de ontwikkeling van PTSS. De werknemer stelde dat de werkgever haar verantwoordelijkheden niet serieus nam en haar onterecht verwijten maakte over het niet melden van het gedrag van de collega. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever ernstig verwijtbaar had gehandeld door de werknemer te beschuldigen van het niet melden van privé-omstandigheden en niet adequaat te reageren op de situatie rondom het wangedrag van de collega. De kantonrechter besloot de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 15 december 2015 en kende de werknemer een billijke vergoeding van € 5.000,00 en een transitievergoeding van € 4.835,00 toe. De proceskosten werden aan de werkgever opgelegd, tenzij de werknemer haar verzoek introk voor een bepaalde datum.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 4441221 EJ VERZ 15-357
Beschikking van de kantonrechter 27 november 2015
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij, verder te noemen [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. P.L.G. Buisman, advocaat te Assen,
tegen
de stichting
Stichting Ambiq,
statutair gevestigd te Hengelo (O),
verwerende partij, verder te noemen Ambiq,
gemachtigde: mr. Ph.C. Kleyn van Willigen, kantoorhoudende te Vriezenveen.

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend - ontvangen op 14 september 2015- ingevolge artikel 7: 671c van het Burgerlijk Wetboek (BW).
1.2.
Ambiq heeft een verweerschrift ingediend, ontvangen op 20 oktober 2015. Het verweerschrift is voorafgegaan door een brief van 21 september 2015. Vervolgens zijn producties toegezonden door beide partijen: door [verzoekster] bij e-mailberichten van 23 en 29 oktober 2015 en door Ambiq bij schrijven van 27 oktober 2015.
1.3.
Het verzoek is behandeld op 30 oktober 2015, waar [verzoekster] , bijgestaan door haar gemachtigde en Ambiq, in persoon van de heer [A] , clustermanager in dienst van Ambiq, eveneens bijgestaan door haar gemachtigde, zijn verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.4.
Bij e-mailberichten van 5 en 6 november 2015 hebben partijen de kantonrechter meegedeeld dat zij er niet in zijn geslaagd een minnelijke regeling te bereiken.

2.De feiten

2.1.
Bij de beoordeling van het verzoek wordt uitgegaan van de hierna opgesomde feiten. Deze worden als vaststaand beschouwd omdat zij door een van partijen zijn gesteld en door de andere partij zijn erkend dan wel niet of onvoldoende zijn bestreden.
2.2.
[verzoekster] , geboren op [datum] , is op 1 april 2010 in dienst getreden van Ambiq als cliëntenbegeleider/mentor, aanvankelijk als oproepkracht, vanaf 1 juni 2011 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het laatstgenoten salaris bedraagt € 2.442,00 bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
2.3.
Ambiq houdt zich bezig met de behandeling en begeleiding van kinderen en (jong)volwassenen met een licht verstandelijke beperking en bijkomende problematiek. [verzoekster] was, net als de overige zeven pedagogisch medewerkers van haar groep, mentor van één jongere van haar groep. Alle medewerkers draaien hun diensten samen met één collega-medewerker waarbij men gezamenlijk verantwoordelijk is voor het reilen en zeilen binnen de groep.
2.4.
[verzoekster] is hecht bevriend geweest met een collega, de heer [B] (hierna: [B] ), ook met zijn gezin werden vriendschapsbanden onderhouden. Op 25 mei 2014 heeft [B] , samen met zijn gezin en de in het kader van zijn werkzaamheden bij Ambiq aan hem toevertrouwde minderjarige, vrouwelijke pupil, [verzoekster] thuis bezocht in verband met de verjaardag van [verzoekster] . [verzoekster] was op 9 april 2014 bevallen en genoot op dat moment nog bevallingsverlof.
2.5.
In juni 2014, toen [verzoekster] in het kader van arbeidstherapie haar werkzaamheden weer heeft opgepakt, heeft ze signalen ontvangen dat [B] , tijdens een door Ambiq georganiseerd zomerkamp in de Belgische Ardennen, een aantal nachten in een tent geslapen heeft met zijn pupil. Bij terugkomst van het kamp hebben collega’s dit gemeld bij de heer [A] , teamleider bij Ambiq (hierna: [A] ) die [B] hiervoor heeft berispt. [B] is de mentor gebleven van de minderjarige en tevens de ambulant begeleider in het gezin van de pupil.
2.6.
[verzoekster] die na afloop van haar bevallingsverlof nog (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt was, is op 18 september 2015 hersteld verklaard.
2.7.
Op 21 november 2014 heeft de echtgenote van [B] met haar kinderen, zoals vaker gebeurde, een visite gebracht aan [verzoekster] en aan [verzoekster] meegedeeld dat haar echtgenoot op non-actief is gezet door Ambiq omdat hij een seksuele relatie had met de meerjarige zus van zijn pupil. Tijdens het bezoek van de echtgenote van [B] aan [verzoekster] ontving de echtgenote een WhatsApp van haar echtgenoot, waarin hij meedeelde dat hij ook een seksuele relatie heeft onderhouden met de pupil. Een en ander heeft tot heftige emoties geleid, in verband waarmee [verzoekster] de zorg voor de dochter van [B] gedurende het weekend op zich heeft genomen.
2.8.
[verzoekster] heeft zich op 21 november 2014 in de namiddag ziek gemeld bij Ambiq en hierbij meegedeeld wat zojuist boven tafel is gekomen.
2.9.
In de avond van 21 november 2014 heeft [B] contact opgenomen met [verzoekster] waarbij hij aan haar heeft meegedeeld suïcidegedachten te hebben en dat hij maandag 24 november 2014 bij Ambiq op gesprek moet komen waarbij hij voornemens is geen melding te doen van het seksueel misbruik. [verzoekster] heeft [B] vervolgens aangespoord om openheid van zaken te geven en heeft hem hiertoe op 24 november 2015 begeleid naar Ambiq.
2.10.
In verband met een uitlating van [verzoekster] inhoudende ‘dat zij net zo ver in de problemen zat als [B] ’, heeft op 25 november 2014 een gesprek plaatsgevonden tussen [A] en [verzoekster] . Hierbij was tevens mevrouw [C] , P&O adviseur (hierna: [C] ) aanwezig. [C] heeft een verslag opgesteld waarin onder meer het volgende vermeld staat:
(… ) [A] (lees: [A] (toevoeging kantonrechter)) geeft aan van collega’s mededelingen gekregen te hebben dat [D] samen met [B] op de verjaardag is geweest bij [verzoekster] . [verzoekster] bevestigt dit. Ze vraagt wat ze had kunnen doen? [B] was uitgenodigd en niet [D] . Hij had [D] meegenomen. Dit was privé. [A] zegt dat [verzoekster] dit had moeten melden. [A] vraagt waarom [verzoekster] geen melding heeft gedaan. [verzoekster] geeft aan dat iedereen wist dat er dingen gebeurden die niet konden. Hoe kan het dat van [B] geaccepteerd wordt dat hij in één tent is met [D] en [B] op de groep mag blijven? [A] benoemt dat het niet aan [verzoekster] is om hierover te oordelen. Zij dient erop te vertrouwen dat Ambiq op een correcte manier omgaat met disfunctionerende medewerkers of met calamiteiten die zich tussen medewerker en cliënt kunnen voordoen.
[verzoekster] geeft aan dat ze zich niet vertrouwd voelt. Ze voelt zich nu op het matje geroepen, terwijl zij niet degene is die over de schreef is gegaan. Ze geeft aan nu vanuit emoties te praten. (...) [verzoekster] geeft aan met [B] besproken te hebben waarom hij [D] meeneemt naar haar verjaardag. (...) [verzoekster] geeft aan geen jongeren nabij haar thuis te willen hebben. (…) [A] heeft eerder in het team aangegeven dat de onderlinge contacten tussen de teamleden intensief en veel zijn. (…) [verzoekster] zegt dat ze zich verantwoordelijk voelde voor zijn zelfmoordneigingen (…) [verzoekster] is direct met haar vader in de auto naar [Plaats] (woonplaats [B] ) gereden. [verzoekster] geeft aan dat haar verantwoordelijkheid bij de kinderen van [B] ligt. (…) Ze heeft dit vanuit het gevoel voor de kinderen gedaan. [verzoekster] zegt dat ze het gevoel had dat ze hem als mens en vriendin van vroeger wilde beschermen.
[A] geeft aan dat hij vindt dat [verzoekster] vanuit professie over de schreef is gegaan. Hij vraagt hoe ze nu verder gaan. Wat betekent de situatie van [B] en zijn gezin ten aanzien van wat Ambiq van [verzoekster] verwacht en waarvoor Ambiq loon aan [verzoekster] betaalt? De conclusie is nu dat [verzoekster] het werk niet kan doen. De afgelopen maanden verliepen niet goed. [verzoekster] heeft medicatie gekregen om te kunnen slapen.
[verzoekster] geeft aan graag weer te willen werken. Het afgelopen weekend was heftig. Het was niet aan [verzoekster] om het te vertellen aan collega’s. Collega’s kwamen naar haar toe. Dit wilde [verzoekster] niet. De situatie [B] , [E] en hun kinderen blijft. Haar verantwoordelijkheidsgevoel richting deze kinderen blijft (…).
[A] geeft aan dat de keuzes die [verzoekster] privé maakt hem niet uitmaken. Wanneer deze effect hebben op het werk van [verzoekster] maakt dit [A] wel uit. (...) [A] spreekt zijn zorg uit inzake de betrokkenheid van [verzoekster] . Waarheidsbeleving is niet aan [A] . (…) Vanuit zijn rol van leidinggevenden begrijpt [A] de positie die [verzoekster] inneemt niet (...).
[A] geeft aan dat hij niets zegt over het functioneren van [verzoekster] . Zijn zorg zit in hoe [verzoekster] zich verhoudt tot het gezin [B] . Dit raakt direct haar werk.
[verzoekster] geeft aan dat haar relatie onder druk staat. Daarnaast komt ze straks bij [F] (collega) in het team. Hij staat ook met jongeren onder douche. [verzoekster] zegt dat ze praat vanuit emoties. Ze kan door de bomen het bos niet zien.
[A] geeft aan dat [verzoekster] er eigenlijk niets van te vinden heeft dat ze met een bepaalde collega in een team gaat werken. Van haar wordt verwacht dat ze hier objectief professioneel mee omgaat. De directeur heeft eindverantwoordelijkheid om op disfunctioneren consequenties te zetten. Deze consequenties dienen altijd te passen binnen wettelijke kaders waaraan Ambiq moet voldoen en dienen raakvlakken te hebben met de procedures van Ambiq aangaande b.v. omgangsvormen, gedragscode en bejegening. [A] hoort bij [verzoekster] twijfels of Ambiq wel op een goede manier met disfunctionerende medewerkers omgaat. [A] vult aan dat hij het niet over [F] gaat hebben. Dit zou niet correct zijn. Van [verzoekster] wordt verwacht dat zij vertrouwen heeft in haar werkgever.
[A] vraagt wat maakt dat [verzoekster] niet het vertrouwen had om de betrokkenheid van [B] bij [D] te bespreken met bijvoorbeeld [A] . [verzoekster] zegt dat zij niet over de schreef is gegaan. Zij heeft altijd goed gefunctioneerd. [C] geeft aan dat dit niet de discussie is. [verzoekster] heeft vanuit haar professie verantwoordelijkheden om situatie te melden of te bespreken. [verzoekster] geeft aan dat [C] op moet houden, omdat ze [C] toch niet hoort.
[A] geeft aan niet de erkenning te kunnen geven die [verzoekster] vraagt. (...)
[A] vraagt wat er is gebeurd. [verzoekster] geeft aan een vriendschap kwijt geraakt te zijn. Toen vrijdag alles aan het licht kwam, zei [verzoekster] dat ze wist dat er wat was. Iedereen op het terrein zei dat ze dit wisten. Dit is besproken met [B] en werd door hem ontkend. Haar gevoelens gingen niet weg. [verzoekster] heeft geprobeerd dit zelf op te lossen, maar dat is niet gelukt. Ze is niet verder gegaan. [verzoekster] kan zich in ieder geval wel recht aankijken in de spiegel. (...) Er zijn genoeg signalen geweest dat er wat speelde.
[A] vat het gesprek samen. [verzoekster] heeft duidelijk haar mening gegeven en verteld wat gespeeld heeft de afgelopen weken en hoe ze hiermee is omgegaan. [A] hoort [verzoekster] dingen zeggen die anders door hem worden verteld. [verzoekster] geeft aan vanuit emotie te reageren.
2.11.
[verzoekster] heeft het gespreksverslag niet getekend omdat zij zich met de inhoud niet kan verenigen. Bij schrijven van 9 december 2014 heeft zij haar op- en aanmerkingen kenbaar gemaakt aan Ambiq, waarbij [verzoekster] met name wenst te weten of Ambiq aangifte bij het Openbaar Ministerie heeft gedaan over het seksueel misbruik door [B] . [verzoekster] geeft aan dat, indien Ambiq dit niet heeft gedaan, het haar plicht is om dat te doen. In de daarop volgende brief van Ambiq van 16 december 2014 laat Ambiq zich hier niet over uit. Wel geeft [A] aan dat hij uit de reactie van [verzoekster] de indruk krijgt dat [verzoekster] niet langer het onvoorwaardelijke vertrouwen heeft in de organisatie van Ambiq.
2.12.
In navolging van de bedrijfsarts stelt Ambiq zich op het standpunt dat [verzoekster] niet meer arbeidsongeschikt is en dat de tussen Ambiq en [verzoekster] bestaande meningsverschillen middels mediation opgelost dienen te worden. Na de nodige correspondentie, waarbij [verzoekster] zich beroept op de visie van haar huisarts en haar behandeld klinisch psycholoog [G] (hierna [G] ), komt het, na wisseling van bedrijfsarts, niet tot een hersteldverklaring.
2.13
Ondertussen zijn op 2 februari 2015 op de site van RTV Oost artikelen verschenen over de misstanden bij Ambiq. Onder de kop ‘Nog een schorsing in ontuchtzaak Ambiq Hengelo’ wordt gemeld dat ‘volgens bronnen rond het onderzoek een tweede medewerker van Ambiq is geschorst, omdat zij wist van de praktijken van de begeleider van de jonge vrouw’. Naar aanleiding hiervan gaan geruchten rond dat [verzoekster] die medewerker is omdat zij [B] heeft begeleid op 24 november 2015 en nadien niet meer op het werk is verschenen. De bestuursvoorzitter van Ambiq geeft in het artikel aan niet in te willen gaan op details. [A] heeft vervolgens op 9 februari 2015 aan [verzoekster] meegedeeld de berichtgeving te betreuren en dat hij RTV Oost schriftelijk en telefonisch heeft gewezen op de onjuistheden. Bij navraag van de zijde van [verzoekster] heeft de betreffende journalist meegedeeld dat hem niet bekend is dat iemand van Ambiq aan RTV Oost heeft meegedeeld dat er geen tweede persoon op non-actief is gesteld.
2.14
In december 2014 heeft [verzoekster] zich gemeld voor behandeling bij [G] . In een schrijven van 11 maart 2015 aan Ambiq heeft [G] meegedeeld dat de diagnose PTSS is gesteld. Vermeld is dat vooralsnog alle confrontaties met die collega (en alles wat hier aan gelinkt is, zoals werk) spanningsvol is en een geconditioneerde stimulus is voor de angstklachten.
2.15.
Bij vonnis van meervoudige strafkamer van Rechtbank Overijssel is [B] veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar wegens de jegens de pupil gepleegde delicten.
2.16.
Bij brief van 31 augustus 2015 heeft Ambiq aan [verzoekster] onder meer het volgende meegedeeld:
(…) Op 6 juli 2015 adviseert de bedrijfsarts dat er nu geen medisch bezwaar meer is tegen het opstarten van een of meerdere gesprekken met een mediator, ervan uitgaande dat er bij de gesprekken met mevrouw [verzoekster] wel begrip is voor een verminderde emotionele stabiliteit bij betrokkene en dat er mogelijkheden zullen zijn voor een time out in de gesprekken indien uw medewerkster aangeeft dit nodig te hebben.
Op 17 augustus 2015 geeft de bedrijfsarts in de terugkoppeling van het spreekuur aan dat hij van u begrijpt dat mediation inmiddels is opgestart (…). U heeft op 30 juli 2015 aangegeven dat u eerst met uw psycholoog wil spreken voordat het intakegesprek plaatsvindt. (…)
Ik verzoek u dan ook uiterlijk op maandag 7 september 2015 schriftelijk kenbaar te maken bij uw leidinggevende dat u bereid bent actief deel te nemen aan het door de bedrijfsarts geadviseerde mediatontraject. (…)
Bij deze waarschuwen wij u uitdrukkelijk dat indien u niet meewerkt aan uw re-integratie en niet bereid bent deel te nemen aan het mediatontraject, Ambiq gedurende de tijd dat u niet meewerkt aan uw re-integratie, uw loon zal stopzetten met ingang van 7 september 2015.
2.17
Bij brief van 18 augustus 2015 heeft [G] aan de gemachtigde van [verzoekster] meegedeeld dat continuering van de arbeidsrelatie de genezing in de weg staat. Dit geldt ook voor het mediationtraject, aldus het betreffende schrijven.
2.18.
Ingaande 7 september 2015 is de loonbetaling van [verzoekster] door Ambiq stopgezet.
2.19
In het door Ambiq gevraagde deskundigenoordeel komt het UWV tot de conclusie dat mediation een adequate manier had kunnen zijn om de problemen op te lossen. Er zijn geen medische redenen waarom [verzoekster] mediation niet aan zou kunnen.

3.Het geschil

3.1.
Het verzoek
[verzoekster] verzoekt ingevolge artikel 7:671c lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de arbeidsovereenkomst met Ambiq te ontbinden. Zij verzoekt hierbij het einde van de arbeidsovereenkomst als nader omschreven te bepalen en aan haar toe te kennen primair een billijke vergoeding ad € 25.000,00 bruto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, subsidiair een billijke vergoeding ad € 15.822,00 bruto en een transitievergoeding ad € 4.835,00 bruto, althans in goede justitie te bepalen bedragen, een en ander met veroordeling van Ambiq in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan dit verzoek legt [verzoekster] ten grondslag dat sprake is van, kort gezegd, omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Ter onderbouwing daarvan heeft [verzoekster] het volgende naar voren gebracht:
Ambiq heeft de zwarte piet bij [verzoekster] neergelegd door haar te verwijten iets wat binnen Ambiq usance is, niet bij Ambiq gemeld te hebben. Bovendien wilde Ambiq bepaalde misstanden onder de pet houden en heeft Ambiq [B] na de melding over het gebeuren in de Ardennen, de hand boven het hoofd gehouden zodat hij zijn gang kon blijven gaan. [verzoekster] heeft daarentegen [B] er toe weten te bewegen zijn foutieve handelwijze op te biechten bij Ambiq. Ook heeft [verzoekster] direct gehandeld nadat zij daar wetenschap van had gekregen.
Ambiq heeft de onjuiste berichtgeving over [verzoekster] in de pers niet willen rectificeren. Ook de onjuiste verslaglegging van de gesprekken tijdens de ziekte van [verzoekster] , waarbij [verzoekster] zich gepusht heeft gevoeld om weer te gaan werken, hebben averechts bijgedragen aan haar herstel. In feite is [verzoekster] ziek geworden door de aanpak van Ambiq en is haar herstel door de latere handelwijze van Ambiq gefrustreerd.

4.Het verweer

4.1.
Ambiq verweert zich tegen het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van Ambiq jegens [verzoekster] en de verzochte toekenning van enige vergoeding.
Ambiq refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter voor wat betreft de vraag of er overige omstandigheden in de zin van artikel 7:671c lid 1 BW zijn die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Zij voert daartoe, samengevat, het volgende aan.
De verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst vindt zijn grondslag in de PTSS van [verzoekster] die niet is veroorzaakt door verwijtbaar handelen of nalaten zijdens Ambiq, maar door het (wan)gedrag van een ex-collega jegens een pupil en de door de ex-collega jegens haar geuite bedreigingen. Het is Ambiq volstrekt onduidelijk wat haar te verwijten valt, laat staan dat van
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten sprake zou zijn.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. Het beoordelingskader hiertoe is neergelegd in artikel 6:671c BW, waar in het eerste lid is bepaald dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst kan ontbinden wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
5.2.
Gelet op de door [verzoekster] aan het verzoek ten grondslag gelegde stelling dat het voortbestaan van de arbeidsovereenkomst haar genezing in de weg staat, gevoegd bij de omstandigheid dat [verzoekster] geen heil ziet in het volgen van een mediationtraject, kan de kantonrechter tot geen andere conclusie komen dan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden dient te worden. Weliswaar is sprake van een opzegverbod wegens ziekte, maar gelet op de omstandigheid dat het verzoek afkomstig is van de werkneemster die wordt bijgestaan door professionele gemachtigde, staat het opzegverbod niet aan toewijzing van het verzoek in de weg.
5.3.
Vervolgens moet worden beoordeeld of aan de werknemer een billijke vergoeding en een transitievergoeding dient te worden toegekend. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:671c lid 2, aanhef en onder a, respectievelijk artikel 7:673, lid 1, aanhef en onder b van het BW is voor de vraag of aan de werknemer een billijke vergoeding en, in geval van een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de werknemer, een transitievergoeding toekomt, van belang of sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Hiertoe wordt het volgende overwogen.
5.4.
Vooropgesteld dient te worden dat de reden van de ziekmelding op 21 november 2014 niet zijn oorzaak vindt in het handelen of nalaten van Ambiq. Immers, uit de gedingstukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ziekmelding van [verzoekster] op die dag het gevolg is van de confrontatie van [verzoekster] met het wangedrag van haar collega met wie(ns gezin) [verzoekster] hecht bevriend was. [verzoekster] heeft desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling voorts meegedeeld dat ook de bedreiging jegens haar waarvan door [G] melding is gemaakt, afkomstig was van [B] . Ten gevolge hiervan, zo begrijpt de kantonrechter, heeft [verzoekster] een PTSS ontwikkeld. Het gaat derhalve om de vraag of Ambiq in het kader van de ziekmelding en hetgeen hiermee verband houdt, ernstig verwijtbaar heeft gehandeld dan wel heeft nagelaten te handelen. Meer in het bijzonder betreft dit in eerste instantie de wijze waarop Ambiq zich heeft opgesteld richting [verzoekster] wat betreft het geconstateerde wangedrag van [B] , alsmede de nadien door Ambiq gevolgde weg teneinde te komen tot re-integratie van [verzoekster] .
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat in dat kader sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van Ambiq. Daartoe overweegt zij in de eerste plaats dat uit het verslag van het gesprek dat op 24 november 2014 heeft plaatsgevonden, onmiskenbaar blijkt dat Ambiq [verzoekster] verwijten maakt over het niet melden aan Ambiq van de omstandigheid dat [B] zijn pupil heeft meegenomen naar het verjaardagsfeest van [verzoekster] , een privésituatie derhalve. Indien de situatie zo is als door Ambiq beschreven (‘voor het meenemen van een pupil door de mentor naar een situatie buiten de organisatie is altijd toestemming nodig’), valt niet in te zien waarom [verzoekster] had moeten melden dat [B] zijn pupil heeft meegenomen naar haar verjaardagsfeest. Immers, [verzoekster] mocht er in die situatie van uitgaan dat [B] toestemming had van Ambiq om zijn pupil mee te nemen. Bovendien acht de kantonrechter het meenemen van de pupil naar een verjaardagsfeest, samen met het gezin van [B] , in geen enkele verhouding staan tot het niet-betwiste feit dat [B] tijdens het zomerkamp met zijn pupil geslapen heeft in een klein tentje. Gelet op de aanwezigheid van [verzoekster] bij het gesprek met [B] en het verwijt dat Ambiq [verzoekster] maakt, is de reactie van Ambiq ‘dat [verzoekster] hierover niet heeft te oordelen en dat zij erop dient te vertrouwen dat Ambiq op een correcte manier omgaat met disfunctionerende medewerkers’ (veel) tekort door de bocht en zelfs stuitend, te meer nu uit het strafvonnis blijkt dat tijdens het bewuste zomerkamp de basis is gelegd voor het seksueel wangedrag van [B] . Dat geldt in zekere mate ook voor het door [verzoekster] genoemde grensoverschrijdende gedrag van een andere collega. Ambiq dient te laten zien dat zij ter zake adequaat optreedt en welke acties door haar zijn ondernomen. Dat kan ook zonder dat zij de privacy van de medewerker schendt door bijvoorbeeld te benoemen dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg is ingeschakeld zoals zij in het kader van de onderhavige procedure ook stelt te hebben gedaan.
5.6.
Ambiq heeft weliswaar meegedeeld dat zij in verband met de privacy geen nadere stukken wil overleggen en geen mededelingen wil doen over hetgeen met andere collega’s is voorgevallen, maar gelet op hetgeen is vermeld in het overgelegde vonnis van de meervoudige strafkamer, treft zulks in ieder geval geen doel ten aanzien van het handelen van [B] . Met dit vonnis is immers voor een ieder duidelijk geworden welk wangedrag [B] heeft begaan.
5.7.
De kantonrechter kan dan ook niet inzien waarom [verzoekster] ‘vanuit (haar) professie over de schreef zou zijn gegaan’ zoals Ambiq het omschrijft in het bewuste verslag. Hierbij is nog buiten beschouwing gebleven dat [verzoekster] zich op het standpunt stelt dat het door Ambiq opgestelde verslag geen juiste weergave geeft van het gevoerde gesprek. Verwezen wordt naar de uitvoerige reactie van [verzoekster] van 9 december 2014.
5.8.
Voorts is het voor de kantonrechter onbegrijpelijk waarom Ambiq in haar brief van 16 december 2014 op geen enkele wijze ingaat op de uitdrukkelijk en met duidelijke redenen gestelde vraag van [verzoekster] of Ambiq aangifte heeft gedaan jegens [B] . Uit genoemde reactie van [verzoekster] van 9 december 2014 kon Ambiq afleiden hoe belangrijk het antwoord op deze vraag voor [verzoekster] is. Ambiq had kunnen en moeten meedelen hetgeen zij hierover desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling aan de kantonrechter heeft meegedeeld.
5.9.
Het volgende moment waarop Ambiq duidelijk tekort schiet in haar zorgplicht jegens [verzoekster] is het moment waarop in februari 2015 de onjuiste berichtgeving in de pers plaatsvindt. Ambiq heeft weliswaar gesteld dat zij voorafgaand aan de berichtgeving in de pers aan de betreffende journalist een e-mail heeft gestuurd met de mededeling dat er in het kader van het onderzoek geen andere medewerkers op non-actief zijn gesteld, uit de overgelegde reactie van de betreffende journalist blijkt dit niet. In tegendeel. Ook van een telefonische mededeling zoals gesteld in het e-mailbericht van 9 februari 2015 van [A] aan [verzoekster] is niet gebleken. Ook dit wordt ontkend door betreffende journalist. Los hiervan, is de kantonrechter van oordeel dat het op de weg van Ambiq had gelegen om contact op te nemen met RTV Oost en een rectificatie te verlangen nadat gebleken is van foutieve berichtgeving. Dat is, zo is meegedeeld tijdens de mondelinge behandeling, in ieder geval niet gebeurd. Dit klemt te meer nu bij Ambiq bekend is hoe zeer [verzoekster] geraakt is door de suggestie van haar betrokkenheid bij de kwestie [B] .
5.10.
Hoewel vraagtekens gezet kunnen worden bij de hersteldverklaring per 1 januari 2015 waartoe de bedrijfsarts tijdens het spreekuurbezoek op 8 december 2015 heeft geconcludeerd terwijl eerst de volgende dag de ondersteunende gesprekken worden opgestart, wordt deze hersteldverklaring nadien ingetrokken. De opvolgend bedrijfsarts komt eerst in juli 2015 tot de conclusie dat er, ondanks het grillige klachtenbeeld wegens het belastende medische behandeltraject, medisch gezien geen bezwaar meer is tegen het opstarten van het reeds herhaalde keren aan de orde gestelde mediationtraject. Wel worden door de bedrijfsarts enige randvoorwaarden geformuleerd. Dat de bedrijfsarts hierbij informatie heeft opgevraagd bij de behandeld klinisch psycholoog is niet waarschijnlijk aangezien [verzoekster] te heeft gegeven de mening van [G] hierover te willen vragen, hetgeen de kantonrechter ook begrijpelijk voorkomt. Bovendien blijkt uit het schrijven van [G] van 18 augustus 2015 dat [G] van mening is dat ook het volgen van het mediationtraject het genezingsproces in de weg zal staan. [verzoekster] heeft vervolgens aan Ambiq meegedeeld dat zij, gelet op het advies van [G] , niet zal starten met het mediationtraject, gevolgd door de mededeling van [verzoekster] aan Ambiq op 28 augustus 2015 dat zij een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal indienen.
5.11.
De kantonrechter is van oordeel dat, indien, onder de hiervoor genoemde omstandigheden, Ambiq vasthoudt aan het in het kader van de re-integratie willen opstarten van het mediationtraject zonder hierbij de mogelijkheid van exit-mediation te betrekken, zij zich weinig oplossingsgericht opstelt en de kwestie enkel op de spits drijft. Dit blijkt des te meer nu zij, wetende dat op korte termijn een ontbindingsverzoek door [verzoekster] wordt ingediend, vasthoudt aan re-integratie middels mediation en zelfs in het niet meewerken van [verzoekster] aan mediation aanleiding ziet om de loonbetaling vanaf 7 september 2015 op te schorten.
5.12.
De conclusie is dan ook dat Ambiq jegens [verzoekster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld c.q. heeft nagelaten zodat er aanleiding bestaat aan [verzoekster] een billijke vergoeding en een transitievergoeding toe te kennen. [verzoekster] heeft primair een billijke vergoeding gevorderd en daarbij min of meer voor de hoogte van de vergoeding aansluiting gezocht bij de ‘oude’ kantonrechtersformule.
5.13.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de hoogte van de billijke vergoeding, naar haar aard, in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever, en niet tot de gevolgen van het ontslag voor de werknemer (zie
Kamerstukken II2013/14, 33818, 3, p. 32-34 en
Kamerstukken II2013/14, 33818, 7, p. 91). Als ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan dient de werknemer hiervoor volgens die wetsgeschiedenis te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen. In de billijke vergoeding kan niet tot uitdrukking komen of het ontslag redelijk is mede in het licht van de gevolgen van het ontslag voor de werknemer, omdat dit al is verdisconteerd in de transitievergoeding die onderscheiden dient te worden van de billijke vergoeding. De hoogte van de billijke vergoeding moet daarom worden bepaald op een wijze die en op het niveau dat aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval, waarbij criteria als loon en lengte van het dienstverband geen rol hoeven te spelen. Om die reden acht de kantonrechter aansluiting bij de ‘oude’ kantonrechtersformule zoals [verzoekster] voorstaat, niet aangewezen. Uitgaande van het voorgaande wordt de billijke vergoeding vastgesteld op € 5.000,00.
5.14
Nu de primaire vordering van [verzoekster] tot toekenning van een billijke vergoeding ad € 25.000,00 niet zal worden toegewezen, dient tevens beoordeeld te worden of de subsidiair gevorderde transitievergoeding toewijsbaar is. Nu door Ambiq niet is betwist dat de transitievergoeding dient te worden vastgesteld op het door [verzoekster] becijferde bedrag van € 4.835,00 bruto, zal de kantonrechter de transitievergoeding vaststellen op laatstgenoemd bedrag.
5.15.
Resteert ten slotte de vraag met ingang van welke datum de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden dient te worden. De wetgever heeft niet bepaald dat in geval van een werknemersverzoek bij het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, rekening gehouden dient te worden met de tussen partijen geldende opzegtermijn. Gelet op de omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter aanleiding de arbeidsovereenkomst te ontbinden ingaande 15 december 2015, tenzij [verzoekster] gebruik zal maken van de hierna aan haar toe te kennen bevoegdheid om haar verzoek in te trekken.
5.16.
Nu aan de ontbinding een lagere vergoeding wordt verbonden dan door [verzoekster] is verzocht, zal [verzoekster] gelet op artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
5.17.
Indien [verzoekster] overgaat tot intrekking van het verzoek ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten zal dragen. Indien [verzoekster] niet overgaat tot intrekking van het verzoek, zal Ambiq als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
bepaalt dat de termijn, waarbinnen [verzoekster] het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de gemachtigde van Ambiq) zal lopen tot en met 10 december 2015.
Voor het geval [verzoekster] het verzoek niet binnen de genoemde termijn intrekt:
6.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 15 december 2015;
6.3.
veroordeelt Ambiq om aan [verzoekster] een billijke vergoeding te betalen van € 5.000,00 bruto en een transitievergoeding van € 4.835,00 bruto;
6.4.
veroordeelt Ambiq tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoekster] tot en met vandaag vaststelt op € 846,00, te weten:
griffierecht € 446,00;
salaris gemachtigde € 400,00;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Voor het geval [verzoekster] het verzoek binnen de genoemde termijn intrekt:
6.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2015.