ECLI:NL:RBOVE:2015:5263

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
08/730511-15 en 08/730228-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweld en Intimidatie binnen een Relatie: Veroordeling van de Verdachte voor Mishandeling en Vrijheidsberoving

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 27 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn toenmalige partner herhaaldelijk heeft blootgesteld aan geweld en intimidatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten zijn levensgezel heeft mishandeld en haar tegen haar wil heeft opgesloten in een slaapkamer. De feiten vonden plaats in Diepenheim, waar de verdachte op 8 augustus 2015 een grote hoeveelheid water over het gezicht van zijn levensgezel heeft gegoten, wat leidde tot een hevige onlust veroorzakende gewaarwording. Daarnaast heeft hij op 5 augustus 2015 zijn levensgezel wederrechtelijk van de vrijheid beroofd door de deur van de slaapkamer op slot te doen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling voor alcoholverslaving, om herhaling van strafbare gedragingen te voorkomen. De rechtbank heeft ook de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf verlengd met één jaar. De uitspraak benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/730511-15 en 08/730228-15 (tul)
Datum vonnis: 27 november 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in het huis van bewaring te Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 november 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.J. Wiegant en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. E. Nijhoff, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
geprobeerd heeft zijn levensgezel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel zijn levensgezel heeft mishandeld;
feit 2:
zijn vriendin, tegen haar wil, enige tijd heeft opgesloten in de slaapkamer;
feit 3:
zijn levensgezel heeft mishandeld;
feit 4:
zijn levensgezel heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 8 augustus 2015, te Diepenheim in de gemeente Hof van Twente,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan verdachte's levengezel, althans een persoon, genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, althans eenmaal, (tekens) (een) (zeer) (grote) hoeveelhe(i)d(en) water over het gezicht en/althans de borst, in elk geval het lichaam, van die persoon heeft gegooid of gegoten, tengevolge waarvan die persoon geen, althans nauwelijks adem kon halen, althans meermalen, althans eenmaal, (een) dusdanige (grote) hoeveelhe(i)d(en) water over het gezicht en/althans de borst, in elk geval het lichaam, van die persoon heeft gegooid of gegoten dat bij die persoon de indruk onstond dat zij zou stikken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 8 augustus 2015, te Diepenheim in de gemeente Hof van Twente,
zijn levensgezel, althans een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, (tekens) (een) (zeer) (grote) hoeveelhe(i)d(en) water over het gezicht en/althans de borst, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] heeft te gooien of te gieten, tengevolge waarvan die [slachtoffer] geen, althans nauwelijks adem kon halen, althans meermalen, althans eenmaal, (een) dusdanige (grote) hoeveelhe(i)d(en) water over het
gezicht en/althans de borst, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] te gooien
of te gieten dat bij die [slachtoffer] de indruk onstond dat zij zou stikken, waardoor die [slachtoffer] (een) hevig(e) onlust veroorzakende gewaarwording(en) heeft
bekomen;
2.
hij op of omstreeks 5 augustus 2015, te Diepenheim in de gemeente Hof van Twente,
opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd
en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, toen daar de deur van de slaapkamer waarin die persoon zich bevond slotvast afgesloten en/of (vervolgens) gedurende enige
tijd slotvast afgesloten gehouden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 31 juli 2015, te Diepenheim in de gemeente Hof van Twente, zijn levensgezel, althans een persoon, genaamd [slachtoffer] ,
heeft mishandeld door deze (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) met (een van)
zijn handen in/op/tegen het gezicht te slaan;
4.
hij op of omstreeks 8 augustus 2015, te Diepenheim in de gemeente Hof van Twente,
zijn levensgezel, althans een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door deze (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) bij de haren vast te pakken en/of vast te houden en/of aan de haren mee te trekken;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden die zijn genoemd in de reclasseringsrapportage van 14 oktober 2015.
Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 08/730228-15 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van 60 dagen gevangenisstraf.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs [1]
5.1
feit 1 primair
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan, zodat vrijspraak dient te volgen. In het bijzonder kan niet worden vastgesteld dat de verweten handelingen een aanmerkelijke kans in zich bergen op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
.
5.2
feit 1 subsidiair
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat dit feit door verdachte is begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaring van aangeefster en de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte, waarin hij toegeeft twee gieters, telkens gevuld met ongeveer tien liter water, over de hoofd- en halsstreek van [slachtoffer] te hebben gegoten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken nu het gieten van water over [slachtoffer] niet is aan te merken als een hevige onlust veroorzakende gewaarwording en dus niet als mishandeling kan worden aangemerkt. Daartoe stelt de verdediging dat verdachte aangeeft dat [slachtoffer] , tijdens het overgieten met water, aan het schelden was en dus nog gewoon adem kon halen.
De bewijsoverweging van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 8 augustus 2015 te Diepenheim, welbewust twee gieters gevuld met elk tien liter water, over de hoofd- en halsstreek van zijn levensgezel [slachtoffer] heeft leeggegoten. [2]
Aangeefster [slachtoffer] heeft daarover, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard:
mijn vriend [verdachte] heeft mij mishandeld. Thuis pakte hij op een gegeven moment mijn haren vast en trok hij mijn hoofd achterover. Ik zag dat hij een grote gieter vast had. Deze zat vol met water. Terwijl hij mij bij mijn haren vast had gooide hij water over mijn gezicht. Ik had hierdoor het gevoel dat ik stikte. Ik was buiten adem en hapte naar lucht. Nadat hij mij even had losgelaten voelde ik ineens dat hij mij weer vast pakte aan mijn haren en mij weer naar achteren trok. Ik voelde weer water over mijn gezicht komen. Ik had wederom het gevoel dat ik stikte. Ik was zo bang en ik dacht dat ik dood ging. [3]
Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat verdachte een grote hoeveelheid water over het gezicht van [slachtoffer] heeft gegoten. Door met een gieter, waaraan geen sproeier was bevestigd , een grote hoeveelheid water (ongeveer 20 liter) over het gezicht van [slachtoffer] te gieten heeft verdachte, met name gelet op de omstandigheden waaronder en de agressieve wijze waarop dat is gebeurd, een hevige onlust veroorzakende lichamelijke gewaarwording bij het slachtoffer veroorzaakt. Het is vaste rechtspraak dat het opwekken van een hevige onlust veroorzakende lichamelijke gewaarwording onder omstandigheden mishandeling kan opleveren. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval sprake van zodanige omstandigheden, zodat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van verdachte’s gedragingen blijkt immers dat zijn opzet er ook op gericht was om aangeefster zo’n negatieve gewaarwording te bezorgen. Verdachte’s verklaring, dat hij aangeefster weer bij bewustzijn wilde brengen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Niet valt immers in te zien dat daarvoor 20 liter water nodig is, terwijl voor dat doel met een nat doekje kon worden volstaan.
5.3
feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat dit feit door verdachte is begaan.
De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaring van aangever en de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte, waarin hij toegeeft [slachtoffer] gedurende enkele minuten te hebben opgesloten in de slaapkamer van haar de woning.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte weliswaar heeft bekend dat hij [slachtoffer] gedurende 5 minuten heeft opgesloten in haar slaapkamer, maar dat hij dat deed om haar te kalmeren en aldus zijn opzet niet was gericht op een wederrechtelijke vrijheidsberoving, zodat vrijspraak van dit feit dient te volgen.
De bewijsoverweging van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 5 augustus 2015, [slachtoffer] gedurende een aantal minuten heeft opgesloten in de slaapkamer van haar woning aan [adres] te [woonplaats] . [4]
Aangeefster [slachtoffer] heeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
[verdachte] heeft mij op 5 augustus 2015 opgesloten in mijn slaapkamer. Ik dacht dat ik gek werd en ik was ontzettend in paniek. Na ongeveer 5 minuten heeft hij de deur weer open gedaan. [5]
Volgens vaste rechtspraak is sprake van wederrechtelijke vrijheidsbeneming als een verdachte, ongeacht diens intentie, iemand doet vertoeven, zonder dat verdachte daartoe gerechtigd is, op een plaats waarvan of waaruit het slachtoffer zich niet op ieder gewenst ogenblik kan verwijderen, ook al bestaat bij verdachte niet het opzet de toestand van vrijheidsbeneming zich te doen uitstrekken over een tijd langer dan enige minuten. Van een strafbaarheid uitsluitende omstandigheid, zoals bijvoorbeeld overmacht, is niet gebleken.
De rechtbank is gelet op vorenstaande dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het misdrijf wederrechtelijke vrijheidsbeneming. Dat deze situatie relatief kort heeft geduurd, omdat verdachte de deur na ongeveer 5 minuten weer heeft ontsloten, is een aspect dat de rechtbank bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte zal meewegen.
5.4
feit 3
Evenals de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman acht de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde feit bewezen. [6] , [7]
5.5
feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat dit feit door verdachte is begaan.
De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaringen van aangeefster, het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] en de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte, waarin hij zegt [slachtoffer] te hebben vastgepakt en naar binnen te hebben getrokken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat dit feit, ondanks de ontkenning van verdachte dat hij [slachtoffer] aan de haren heeft getrokken, bewezen kan worden verklaard omdat de aangifte op dit punt wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [verbalisant] .
De bewijsoverweging van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 8 augustus 2015, [slachtoffer] heeft vastgepakt en haar de woning heeft ingetrokken. [8]
Aangeefster heeft daarover, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard:
ik weet nog dat ik naar buiten ben gerend en dat [verdachte] mij toen aan mijn haren de woning heeft ingetrokken. [9]
In een proces-verbaal van bevindingen wordt door verbalisant [verbalisant] het volgende gerelateerd:
in de nacht van 7 op 8 augustus 2015 liep ik omstreeks 00.40 uur over [straat] te [plaats] . Ik zag dat een vrouw de woning van perceel [huisnummer] verliet en een steegje inliep. Kort hierop zag ik dat een man de woning verliet en in de richting van de vrouw liep. Ik zag dat de man de vrouw bij de haren vastpakte en aan de haren meetrok tot achter de woning. Ik hoorde de vrouw gillen en huilen. [10]
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld door haar aan de haren (mee) te trekken.
5.6
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 8 augustus 2015, te Diepenheim in de gemeente Hof van Twente,
zijn levensgezel, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door een grote hoeveelheid water over het gezicht van die [slachtoffer] te gieten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] nauwelijks adem kon halen, waardoor die [slachtoffer] een hevige onlust veroorzakende gewaarwording heeft bekomen;
2.
hij op 5 augustus 2015, te Diepenheim in de gemeente Hof van Twente, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, toen daar de deur van de slaapkamer waarin die persoon zich bevond slotvast afgesloten en gedurende enige tijd slotvast afgesloten gehouden;
3.
hij in de periode van 1 juli 2015 tot en met 31 juli 2015, te Diepenheim in de gemeente Hof van Twente, zijn levensgezel, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door deze in het gezicht te slaan;
4.
hij op 8 augustus 2015, te Diepenheim in de gemeente Hof van Twente,
zijn levensgezel, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door deze bij de haren vast te pakken en vast te houden en aan de haren mee te trekken.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, zodat de rechtbank hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair, 3 en 4 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 304 jo artikel 300 Sr. Het onder 2 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 282 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair, 3 en 4: telkens het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel;
feit 2het misdrijf: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft, terwijl hij nog in een proeftijd liep ter zake van een veroordeling voor geweldsdelicten, zijn toenmalige partner herhaaldelijk aan verschillende vormen van geweld en intimiderende gedragingen blootgesteld. Hij heeft daarmee ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijk integriteit. De vele veroordelingen van verdachte in het verleden ter zake geweldsdelicten, waaronder herhaaldelijk huiselijk geweld, kunnen verdachte er kennelijk niet van weerhouden door te gaan met het plegen van dergelijke feiten. De oorzaak van verdachte’s gewelddadige gedrag is mede gelegen in zijn overmatig alcoholgebruik. Ter zitting heeft verdachte aangegeven de oorzaak van zijn agressieve gedrag in te zien, zijn alcoholprobleem te hebben erkend en zijn leven een ander wending te willen geven. In dat verband geeft hij aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden na te zullen komen. Ook uit de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapportage blijkt dat verdachte gemotiveerd is zijn alcoholgebruik een halt toe te roepen en in verband daarmee een behandeling te willen ondergaan.
De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat bij de op te leggen straf het accent dient te liggen op een behandeling en hulpverlening om herhaling van strafbare gedragingen van verdachte in de toekomst te voorkomen. In verband daarmee zal aan verdachte een zodanige straf worden opgelegd dat hij zo spoedig mogelijk met de behandeling kan starten. Alles afwegende wordt aan verdachte een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf opgelegd, waarbij aan het voorwaardelijk deel van die straf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft tenuitvoerlegging gevorderd van een gevangenisstraf van 60 dagen, die de politierechter bij vonnis van 22 april 2015 aan verdachte voorwaardelijk heeft opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn voornemen te werken aan de bij hem aanwezig alcoholproblematiek, de in genoemd vonnis bepaalde proeftijd met één jaar dient te worden verlengd en dat alsnog na te melden bijzondere voorwaarden dienen te worden opgelegd.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan in zoverre vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair, 3 en 4 telkens het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het
misdrijf begaat tegen zijn levensgezel;
feit 2 het misdrijf: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd
houden.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat deop grond van artikel 14c Sr
    gestelde voorwaardenen het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht,
    dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van 6 december 2015, welke bevel afzonderlijk is geminuteerd;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 08/730228-15
- verlengt de in het vonnis van 22 april 2015 bepaalde proeftijd met één jaar en bepaalt dat de in dat vonnis genoemde voorwaarde wordt aangevuld met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2015.
De rechters mr. Taalman en mr. Hangx zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 november 2015, voor zover inhoudende de
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 9 augustus 2015, pagina’s 18 en 19.
4.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 november 2015, voor zover inhoudende de
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 9 augustus 2015, pagina 17.
6.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 november 2015, voor zover inhoudende de
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 9 augustus 2015, pagina’s 17 en 18.
8.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 november 2015, voor zover inhoudende de
9.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 9 augustus 2015, pagina 20.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] , pagina 32.