In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 25 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding ten laste van de Staat. Het verzoekschrift, ingediend door mr. K. Versteeg, advocaat te Rotterdam, betreft een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand en andere gemaakte kosten in het kader van een strafrechtelijke procedure. De verzoekster, een rechtspersoon, heeft verzocht om een schadevergoeding van € 15.531,27, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de gevraagde vergoeding te hoog is en heeft een lager bedrag toegewezen.
De procedure begon met de indiening van het verzoekschrift op 23 juli 2015, waarin verzoekster om vergoeding vroeg op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Tijdens de behandeling op 28 oktober 2015 zijn zowel de officier van justitie als de vertegenwoordigers van verzoekster gehoord. De officier van justitie betwistte een deel van de gedeclareerde kosten, met name die kosten die zijn gemaakt voordat verzoekster als verdachte werd aangemerkt, en stelde dat de reiskosten gematigd moesten worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster tijdig en ontvankelijk was in haar verzoek. Na beoordeling van de ingediende stukken en de behandeling ter zitting, heeft de rechtbank geconcludeerd dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om een schadevergoeding toe te kennen, maar tot een lager bedrag dan verzocht. Uiteindelijk heeft de rechtbank een vergoeding van € 1.357,08 toegewezen, bestaande uit een vergoeding voor rechtsbijstandskosten, reiskosten en tijdsverzuim van de vertegenwoordiger van verzoekster. De rechtbank heeft de overige verzoeken afgewezen en de beslissing is openbaar uitgesproken.