ECLI:NL:RBOVE:2015:5259

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 november 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
15/550
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ten laste van de Staat in een strafzaak met betrekking tot rechtsbijstandskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 25 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding ten laste van de Staat. Het verzoekschrift, ingediend door mr. K. Versteeg, advocaat te Rotterdam, betreft een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand en andere gemaakte kosten in het kader van een strafrechtelijke procedure. De verzoekster, een rechtspersoon, heeft verzocht om een schadevergoeding van € 15.531,27, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de gevraagde vergoeding te hoog is en heeft een lager bedrag toegewezen.

De procedure begon met de indiening van het verzoekschrift op 23 juli 2015, waarin verzoekster om vergoeding vroeg op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Tijdens de behandeling op 28 oktober 2015 zijn zowel de officier van justitie als de vertegenwoordigers van verzoekster gehoord. De officier van justitie betwistte een deel van de gedeclareerde kosten, met name die kosten die zijn gemaakt voordat verzoekster als verdachte werd aangemerkt, en stelde dat de reiskosten gematigd moesten worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster tijdig en ontvankelijk was in haar verzoek. Na beoordeling van de ingediende stukken en de behandeling ter zitting, heeft de rechtbank geconcludeerd dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om een schadevergoeding toe te kennen, maar tot een lager bedrag dan verzocht. Uiteindelijk heeft de rechtbank een vergoeding van € 1.357,08 toegewezen, bestaande uit een vergoeding voor rechtsbijstandskosten, reiskosten en tijdsverzuim van de vertegenwoordiger van verzoekster. De rechtbank heeft de overige verzoeken afgewezen en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Verzoekschriftnummer: 15/550
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het verzoekschrift op grond van artikel 36Sv en artikel 591a Sv van:
[verzoekster] (voorheen [verzoekster] ),
gevestigd te [plaats] , [postbus] , [postcode] [plaats] ,
verder te noemen: verzoekster.

1.Het verloop van de procedure

Het verzoekschrift, gedateerd 9 juli 2015, is op 23 juli 2015 op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ondertekend en ingediend door mr. K. Versteeg, advocaat te Rotterdam, die tot het indienen en ondertekenen van dit verzoekschrift is gevolmachtigd.
Voorover het verzoek ertoe strekt te verklaren dat de zaak is geëindigd in de zin van artikel 36 Sv, deelt de ter terechtzitting aanwezige vertegenwoordiger van verzoekster, [vertegenwoordiger verzoekster 1] , mede dat hij namens verzoekster dit verzoek intrekt en dat dit verzoek aldus buiten beschouwing kan worden gelaten.
Het verzoek strekt er verder toe aan verzoekster op grond van artikel 591a Sv een vergoeding ten laste van de Staat toe te kennen tot een bedrag van € 15.531,27, voor de kosten van de raadslieden (€ 12.444,47 excl. BTW) en de kosten wegen tijdsverzuim en reiskosten
(€ 3.086,80 excl. BTW)
Daarnaast strekt het verzoek tot het op grond van artikel 591a Sv toekennen van een forfaitaire vergoeding voor de kosten van het opstellen, indienen en bijwonen van de behandeling ter zitting van het verzoekschrift.
Het verzoekschrift is behandeld op de openbare zitting van de enkelvoudige raadkamer van 28 oktober 2015.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie en de vertegenwoordigers van verzoekster gehoord.
Mr. Versteeg heeft bij schrijven 27 oktober 2015 laten weten niet bij de behandeling van het verzoekschrift aanwezig te zullen zijn.
De rechter heeft kennis genomen van:
de inhoud van een 7-tal bij het verzoekschrift overgelegde bijlagen en
een schrijven van mr. M.P. Pomper, officier van justitie bij het functioneel parket, locatie Zwolle, inhoudende het standpunt van het openbaar ministerie, ingekomen bij de griffie van de rechtbank op 30 september 2015.
[vertegenwoordiger verzoekster 1] voornoemd en diens collega de heer [vertegenwoordiger verzoekster 2] , hebben ter zitting het verzoekschrift toegelicht.

2.De standpunten van verzoekster en de officier van justitie

Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie luidt samengevat dat een deel van de gedeclareerde kosten van rechtsbijstand niet in aanmerking komt omdat die kosten zijn gemaakt voordat verzoekster als verdachte werd aangemerkt. Voorts is de officier van justitie van mening dat de reiskosten dienen te worden gematigd en dat die kosten worden beperkt tot de kosten per openbaar vervoer. Met betrekking tot de kosten ter zake tijdsverzuim refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechter.
Met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand voert de officier van justitie, zakelijk weergegeven, nog het volgende aan.
Van belang is de vaststelling van het moment waarop de kwestie bij de belastingdienst aangaande de toepassing van de zogenoemde “innovatiebox” overgaat naar het strafrecht en dus het moment waarop verzoekster als verdachte wordt aangemerkt.
Een enkele mededeling vanwege de belastingdienst dat er twijfels bestaan over de authenticiteit van een document impliceert niet dat er sprake is van een verdenking van een strafbaar feit, gepleegd door verzoekster. Met betrekking tot de kosten aangaande het tijdsverzuim van de heer [vertegenwoordiger verzoekster 1] , merk ik op dat de heer [vertegenwoordiger verzoekster 1] geen gewone werknemer is bij verzoekster maar iemand die in de bedrijfscultuur een topfunctie bekleedt en als zodanig de rechtspersoon vertegenwoordigt. De activiteiten die hij in dit verband heeft verricht vallen naar mijn mening binnen de werkzaamheden van verzoekster en komen niet voor een vergoeding in aanmerking.
Het standpunt van verzoekster
Met betrekking tot het standpunt van verzoekster heeft [vertegenwoordiger verzoekster 1] , voornoemd, zakelijk weergegeven, het navolgende aangevoerd.
Met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand merk ik op dat ik de aannames die de officier van justitie daarover doet, weerspreek. Inhoudelijk ben ik op geen enkele wijze betrokken geweest bij het vooroverleg waarin sprake was van een discussie over de toepassing van de “innovatiebox”. Dat vooroverleg stokte op een gegeven moment. Toen wij naar de reden vroegen, werd ons door de heer [naam] van de belastingdienst te verstaan gegeven dat er gerede twijfel bestond over de authenticiteit van een document. Op dat moment heb ik contact opgenomen met advocatenkantoor Sjöcrona van Stigt. Op dat moment was er bij mij enige bewustheid omtrent een mogelijk strafrechtelijk vervolg. Ik ben dan ook van mening dat de vanaf dat moment door ons gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Wat het tijdsverzuim betreft. Deze kosten zien op de door mijzelf gemaakte uren. Gedurende de uren die ik met deze kwestie bezig ben geweest kon ik geen andere werkzaamheden verrichten. Ik ben vennoot bij verzoekster en dat betekent dat ik behalve adviseur ook managementtaken heb binnen het bedrijf. De directe gevolgen die ik heb gehad bij deze kwestie is dat ik in aanwezigheid van een advocaat van Sjöcrona van Stigt, ben verhoord door de FIOD. Bij dat verhoor heb ik een verklaring voorgelezen en overgelegd. Nadien ben ik niet nog eens opgeroepen voor een verhoor en ook ben ik nadien niet aanwezig geweest bij bijeenkomsten bij de FIOD of de rechter-commissaris. Ik heb mij wel beschikbaar gesteld voor het beantwoorden van vragen maar daarvan is geen gebruik gemaakt. Het klopt dat het verhoor bij de FIOD ongeveer drie kwartier heeft geduurd.
Het was de heer [naam] van de belastingdienst die mij op een gegeven moment letterlijk heeft gezegd; “ [vertegenwoordiger verzoekster 1] , het ligt niet meer in mijn macht”. Dat was voor ons het moment om juridische bijstand te gaan inhuren. Wanneer de heer [naam] mij die mededeling heeft gedaan weet ik niet meer precies.

3.De ontvankelijkheid

Het verzoekschrift is tijdig ingediend. De rechter stelt vast dat het verzoekschrift ook overigens ontvankelijk is.

4.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de rechter het volgende vast.
 Bij faxbericht van 21 september 2012 wordt, in verband met een overleg tussen verzoekster en de belastingdienst inzake de toepassing van een zogenoemde “innovatiebox”, door de heer [naam] van de belastingdienst aan verzoekster meegedeeld dat er gerede twijfel bestaat over de authenticiteit van een document, waardoor voornoemd overleg vertraging oploopt.
 In verband hiermee richt verzoekster zich tot advocatenkantoor Sjöcrona van Stigt met het verzoek over deze kwestie helderheid te krijgen.
 Op 5 februari 2013 wordt verzoekster, in de persoon van [vertegenwoordiger verzoekster 1] , bijgestaan door de raadsvrouw mr. Knoester van genoemd advocatenkantoor, als verdachte gehoord. Bij dat verhoor leest de heer [vertegenwoordiger verzoekster 1] een vooraf opgestelde verklaring voor inhoudende een beroep op het zwijgrecht tot het moment dat verzoekster in het bezit zal zijn van alle processtukken in deze zaak.
 Bij schrijven van 16 juni 2015 wordt door de officier van justitie aan de raadsvrouw van verzoekster meegedeeld dat verzoekster niet zal worden vervolgd.
Alle omstandigheden is aanmerking genomen zijn er gronden van billijkheid aanwezig om schadevergoeding toe te kennen, maar tot een lager bedrag dan verzocht. De rechter overweegt daartoe het volgende.
Namens verzoekster is als advocaatkosten over de periode van 15 november 2012 t/m 22 mei 2015, een 16-tal declaraties ingediend ter zake, zakelijk weergegeven, honorarium en kantoorkosten, tot een totaalbedrag van € 12.444,47 exclusief BTW.
Door verzoekster is een kostenoverzicht overgelegd
ter zake gemaakte reiskosten over de periode 4 oktober 2012 t/m 11 december 2014 tot een totaal bedrag van € 226,80 en
ter zake kosten vanwege tijdverzuim over de periode 4 oktober 2012 t/m 11 december 2014
tot een totaalbedrag van € 2.860,00.
Met betrekking tot de vergoeding ter zake het honorarium en de kantoorkosten van de raadslieden overweegt de rechter, dat voor vergoeding in aanmerking komen die kosten waarvoor, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Nu de vervolging van verdachte voor haar geen andere gevolgen heeft gehad, dan dat namens haar een verklaring is afgelegd waarin zij zich op haar zwijgrecht beroept, acht de rechter de gevraagde vergoeding ad € 12.444,47 (exclusief btw) voor de kosten van rechtsbijstand bovenmatig. In ieder geval ziet de rechter geen gronden van billijkheid om het gehele bedrag toe te wijzen. Het verhoor, waar deze verklaring is afgelegd, heeft nog geen uur geduurd. Het advies aan verdachte om zich, in afwachting van het eventuele procesdossier, voorlopig op haar zwijgrecht te beroepen, is naar zijn aard eenvoudig en het tijdsbeslag daarvoor schat de rechter, inclusief bespreking en inlezen van stukken, op hooguit drie (3) uren. Daarbij houdt de rechter geen rekening met de eventuele reistijd van de raadslieden. Reistijd is immers geen werktijd. Daarbij komt nog dat niet valt in te zien dat voor het advies, dat van eenvoudige aard is, en het verhoor zelf, waar een eenvoudige verklaring wordt voorgelezen, een raadsvrouw moet afreizen vanuit Rotterdam. De rechter acht op dit onderdeel een vergoeding van drie (3) uren tegen een tarief van € 228,00 per uur (exclusief btw) redelijk en billijk. Voor het in rekening brengen van kantoor- en andere kosten acht de rechter geen billijkheidsgronden aanwezig.
Met betrekking tot de gemaakte reiskosten overweegt de rechter dat deze, op de voet van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken, op basis van de tarieven voor het openbaar vervoer voor vergoeding in aanmerking komen. Op basis van de kosten van openbaar vervoer is een vergoeding van € 3,08 aangewezen. Verzoekster is immers gevestigd in [plaats] aan de [adres] , terwijl het verhoor heeft plaatsgevonden op het politiebureau aan de Gronausestraat 300 te Enschede. Voor vergoeding van reiskosten van de raadsvrouw bestaan, zoals hiervoor reeds opgemerkt, geen gronden van billijkheid, nu voor haar aanwezigheid bij het verhoor geen noodzaak bestond en die persoonlijke aanwezigheid evenmin anderszins een toegevoegde waarde had of kon hebben.
Met betrekking tot de kosten vanwege tijdverzuim overweegt de rechter dat de omstandigheid dat de heer [vertegenwoordiger verzoekster 1] , die namens verdachte bij het verhoor is verschenen als directielid onder meer als taak heeft de verdachte te vertegenwoordigen, er niet aan in de weg staat dat aan hem wegens tijdsverzuim een vergoeding kan worden toegekend. Hij zou in dezelfde tijd immers ook advieswerkzaamheden hebben kunnen verrichten. De rechter acht het billijk, voor de heer [vertegenwoordiger verzoekster 1] , uit te gaan van één (1) uur ter voorbereiding van het verhoor en daarnaast één (1) uur voor het verhoor zelf, inclusief reistijd. Als uurtarief hanteert de rechter het door [vertegenwoordiger verzoekster 1] gehanteerde bedrag van € 220,00 per uur.
Gelet op vorenstaande dienen de kosten tot een totaalbedrag van : € 1.127,08 ( 3 x 228 + 3,08 + 2 x 220) (zegge: éénduizend éénhonderd zevenentwintig euro en acht eurocent) te worden toegewezen.
De rechter zal verder voor het opmaken en indienen van het verzoekschrift, een vergoeding toekennen naar het normbedrag zoals dat voor dit soort verzoeken door het LOVS is vastgesteld, zijnde na 1 oktober 2012 een bedrag van € 230,--.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • kent op grond van artikel 591a Sv aan verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 1.357,08;
  • beveelt dat na het onherroepelijk worden van deze beschikking de schadevergoeding door de griffier betaald wordt, door overboeking van het bedrag op de bankrekening met het nummer [bankrekeningnummer] ten name van de Stichting Beheer Derdengelden van Sjöcrona van Stigt, advocaten te Rotterdam onder vermelding van dossiernummer [dossiernummer] ;
  • wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Melaard, rechter, in tegenwoordigheid van Klaassen, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op
25 november 2015.