Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[verzoeker] ,
Het procesverloop
De beoordeling
€ 28.280,57. Deze schuld is ontstaan na de echtscheiding en heeft betrekking op de boedelverdeling. Uit het als bijlage bij het verzoekschrift gevoegde arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden blijkt dat [verzoeker] in 2013 is veroordeeld tot betaling van € 8.973,65 aan zijn voormalige echtgenote. Deze schuld is blijkens het verzoekschrift kennelijk opgelopen tot een bedrag van maarliefst € 28.280,57. [verzoeker] heeft ondanks herhaaldelijke vragen hierover ter zitting geen verklaring gegeven over de stijging van de schuld van € 8.973,65 naar € 28.280,57. Nu [verzoeker] hierover geen duidelijkheid heeft gegeven en thans nog steeds niet duidelijk is waar het ‘verschil’ van bijna € 20.000,00 op ziet, is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten aanzien van deze schuld te goeder trouw is geweest.
€ 7.600,00 gehouden en heeft niets afgelost op de schuld aan zijn voormalige echtgenote. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat [verzoeker] naast de verzekeringsuitkering ook twee auto’s in zijn vermogen heeft (gehad), maar hiervan niets aan zijn voormalige echtgenote heeft afgedragen. Bovenstaande leidt tot het oordeel dat [verzoeker] niet te goeder trouw is geweest ten aanzien van het onbetaald laten van de schuld aan zijn voormalige echtgenote. Bovendien getuigt de handelwijze van [verzoeker] ten aanzien van zijn voormalige echtgenote - veruit de grootste schuldeiser - niet van een saneringsgezinde houding. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat [verzoeker] zich tijdens de schuldsaneringsregeling wel zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.