ECLI:NL:RBOVE:2015:5223

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
08/730035-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling in Raalte met boete en vrijspraak voor andere tenlasteleggingen

Op 24 november 2015 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van mishandeling en andere strafbare feiten. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 10 november 2015. De verdachte, geboren in 1994 in Somalië en verblijvende in PI Leeuwarden, werd beschuldigd van het opzettelijk beledigen van een ambtenaar en het mishandelen van een vrouw in Raalte. De officier van justitie, mr. M.J. van Dijck, eiste een gevangenisstraf van twee maanden en een schadevergoeding voor de benadeelde partij.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de feiten onder 1 en 2 had gepleegd, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte het onder 3 ten laste gelegde, de mishandeling van [slachtoffer 2], wel bewezen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de aangeefster en getuigen, die bevestigden dat de verdachte de aangeefster op 28 september 2014 in het gezicht had geslagen.

De rechtbank legde de verdachte een geldboete op van 500 euro, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering voor wat betreft feit 2, omdat de verdachte daarvan was vrijgesproken. De rechtbank besloot dat de vordering van de benadeelde partij enkel bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. B.T.C. Jordaans als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer (P): 08/730035-15
Datum vonnis: 24 november 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] (Somalië),
nu verblijvende in PI Leeuwarden, HvB te Leeuwarden.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 november 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.J. van Dijck, en van hetgeen door de raadsman mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een vuurwapen dan wel een daarop gelijkend voorwerp voorhanden heeft gehad;
feit 2:[slachtoffer 1] gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft beledigd;
feit 3:[slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 19 januari 2014 te Raalte, althans in Nederland een of meer wapens van categorie II of III, te weten een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen,, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 19 januari 2014 te Raalte, althans in Nederland, (een) wapen(s) van categorie I onder 7˚, te weten een vuurwapen, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 10 juni 2014 te Raalte opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 1] (bijzondere opsporingsambtenaar), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, hem in diens/dier tegenwoordigheid in/tegen het gezicht heeft gespuugd en/of de middelvinger (zogenaamde: Fuck-Off gebaar) heeft opgestoken;
3.
hij op of omstreeks 28 september 2014 te Raalte [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in/tegen het gezicht, althans tegen/op het hoofd te slaan en/of te stompen.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van de dag die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, met toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 1] ad 300 euro en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op basis van de foto’s die zich in het dossier bevinden, het daarover opgemaakte proces-verbaal van bevindingen en het proces-verbaal ‘onderzoek GSM telefoon’.
Het onder 2 tenlastegelegde acht zij ook wettig en overtuigend bewezen en wel op basis van de ambtsedige verklaring van de verbalisant die wordt ondersteund door de door hem uitgeschreven bon voor zwartrijden.
Tot slot acht zij hetgeen onder 3 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen op basis van de aangifte, de verklaring van getuige [getuige] en de verklaring van verdachte zelf.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard, nu niet vastgesteld kan worden tot welke categorie het vuurwapen behoort.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het opsteken van de middelvinger, maar ten aanzien van het spugen heeft de raadsman vrijspraak bepleit, nu de verklaring van de verbalisant op dat punt geen steun vindt in de overige stukken van het dossier.
Wat betreft het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat de verklaring van aangeefster onvoldoende wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. Zo heeft getuige [getuige] alleen verklaard dat zij een jongen heeft zien slaan, maar heeft zij niet naar verdachte gewezen. De raadsman heeft voorts betoogd dat de blauwe plekken in het gezicht van aangeefster niet aantonen dat het verdachte is geweest die aangeefster heeft geslagen.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Overwegingen met betrekking tot het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de foto’s in het dossier in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2015 niet vastgesteld kan worden onder welke categorie van de Wet wapens en munitie het op de foto’s weergegeven voorwerp dient te worden geclassificeerd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard hetgeen verdachte onder 1 – primair en subsidiair – ten laste is gelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Overwegingen met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank stelt vast dat in de tenlastelegging, onder feit 2, als pleegplaats Raalte staat weergegeven, terwijl uit de aangifte en de overige stukken van het dossier blijkt dat het feit in Zwolle is begaan. Bij die stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan eveneens dient te worden vrijgesproken.
Overwegingen met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte op 28 september 2014 te Raalte aangeefster heeft mishandeld. Aangeefster heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte op 28 september 2014 zijn rechterhand naar achteren heeft bewogen, deze met kracht naar voren heeft gebracht en daarmee haar linker jukbeen heeft geraakt, ten gevolge waarvan zij een pijnlijk gelaat heeft opgelopen.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank in de verklaring van getuige [getuige] , maar ook in de verklaring van verdachte zelf voldoende ondersteuning voor de aangifte.
De getuige [getuige] heeft immers verklaard dat zij op 28 september 2014 omstreeks 00:30, en dus op dezelfde datum en hetzelfde tijdstip als genoemd door aangeefster, geschreeuw hoorde en dat zij, toen zij zich omdraaide, zag dat aangeefster een volle mep in haar gezicht kreeg van een zwarte jongen met kort opgeschoren haar. Deze verklaring sluit wat betreft plaats, datum, tijd en het opgegeven globale signalement, naadloos aan op de aangifte. In zijn verhoor bij de politie heeft verdachte bovendien verklaard dat hij aangeefster op genoemde datum en tijdstip een duw heeft gegeven. Het onder 3 ten laste gelegde kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair en 2 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 september 2014 te Raalte [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen het gezicht te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 300 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3
het misdrijf: Mishandeling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer in het gezicht te slaan. Hiermee heeft hij pijn bij het slachtoffer veroorzaakt en haar lichamelijke integriteit aangetast. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 juli 2015, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van een soortgelijke strafbaar feit is veroordeeld.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van vijfhonderd euro passend is. Deze straf is lager dan de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair en 2 tenlastegelegde.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] , domicilie kiezende te Utrecht, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, bestaande uit immateriële schade. Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de benadeelde partij in verband met de vrijspraak van verdachte ter zake van feit 2 niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24,24c en 63 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,-(zegge: vijfhonderd euro), bij
gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] , domicilie kiezende te Utrecht,
niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. S.M.M. Bordenga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.R.J. Aink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2015.
Mr. B.T.C. Jordaans en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie IJsselland, team Salland, met nummer PL0400-2015000016. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 3
1.
Een proces-verbaal van aangeefster [slachtoffer 2] d.d. 28 september 2014 [1] , met bijgevoegde foto’s, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
(...) Vandaag, op 28 september 2014, om ongeveer 00:30 uur, stond ik met een groepje mensen op de Zwolsestraat (…) te Raalte. (…) Ik zag toen de rechterhand van [verdachte] naar achteren gaan en met kracht naar voren. Waarop zijn hand mijn linker jukbeen raakte. Ik hoorde een klets. Hierdoor klapte mijn hoofd naar rechts. Dit deed me heel erg pijn. Ik zie dat het al dik wordt en het heeft een branderig gevoel. (…).
2.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 28 september 2014 [2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
(…) Op zondag 28 september 2014 omstreeks 00.30, ik stond met enkele vrienden ongeveer 50 meter van een andere groep vandaan. Ik hoorde een geschreeuw. Ik draaide me om en zag dat [slachtoffer 2] een volle mep in haar gezicht kreeg van een jongen. (…).
3.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 oktober 2014 [3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
(…) Op zondag 28 september 2014 (…) werd bij de politie aangifte gedaan van eenvoudige mishandeling door aangeefster [slachtoffer 2] . (…) V: Zegt jou dit iets? A: Ja, [slachtoffer 2] en [getuige] waren allebei dronken. (…) Ik heb haar toen weggeduwd. (…)

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 28 september 2014, pag. 98 t/m 100.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pag. 101 en 102.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 74 t/m 79.