ECLI:NL:RBOVE:2015:5221

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 november 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
08/955091-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoldoende voorrang verlenen

Op 11 november 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 60-jarige vrachtwagenchauffeur uit Enschede, die op 10 september 2014 in Hengelo een verkeersongeval veroorzaakte waarbij een fietser om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto onvoldoende oplettend was en geen voorrang verleende aan de fietser, die van links naderde. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval door aanmerkelijke schuld, maar de rechtbank sprak hem vrij van deze beschuldiging. Wel werd hij schuldig bevonden aan een overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat hij onvoldoende oplettend was en daardoor gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

De officier van justitie had een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank legde een geldboete van 500 euro op, subsidiair 10 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de emotionele impact van het ongeval op hem en de nabestaanden van het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de noodzaak van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheden van bestuurders in het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955091-15
Datum vonnis: 11 november 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1955 in [geboorteplaats] (Indonesië),
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Agelink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte (primair) als bestuurder van een bedrijfsauto een aan zijn aanmerkelijke schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij het slachtoffer [slachtoffer] is overleden, dan wel (subsidiair) de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht waarbij verdachte genoemde [slachtoffer] heeft aangereden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 10 september 2014 te Hengelo in de gemeente Hengelo (Ov)
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(bedrijfsauto), gaande in de richting van de kruising van de Opaalstraat en de
Diamantstraat, daarmede rijdende over de weg, de Opaalstraat,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl voor voormelde kruising in de gezien, zijn, verdachtes rijrichting in
de rechter berm van die weg, de Opaalstraat een in zijn, verdachtes
rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Regelement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de
kruisende weg", was geplaatst en/of
direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Opaalstraat
haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voormeld reglement, inhoudende:
"Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg",
waren aangebracht en/of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken of er verkeer over
die kruisende weg (het aan of langs de Diamantweg gelegen fiets/bromfietspad)
was genaderd en/of
dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) heeft laten
doorrollen en/of zonder te stoppen die kruising is opgereden en/of
in strijd met voormelde borden B6 en/of voormelde haaientanden geen voorrang
heeft verleend aan de bestuurder van een over die kruisende (voorrangs)weg
(het aan of langs de Diamantweg gelegen fiets/bromfietspad)de rijdende, toen
dicht genaderd zijnde fiets en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende
weg (het aan of langs de Diamantweg gelegen fiets/bromfietspad) rijdende, toen
dicht genaderd zijnde fiets en/of de bestuurder (het slachtoffer [slachtoffer] ) van
die fiets, ten gevolge waarvan of waarbij die bestuurder van die fiets ten val
is gekomen
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] )
werd gedood en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte geen
voorrang heeft verleend;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 10 september 2014 te Hengelo in de gemeente Hengelo (Ov)
als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), gaande in de richting van
de kruising van de Opaalstraat en de Diamantstraat, daarmede rijdende over de
weg, de Opaalstraat en
terwijl voor voormelde kruising in de gezien, zijn, verdachtes rijrichting in
de rechter berm van die weg, de Opaalstraat een in zijn, verdachtes
rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Regelement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de
kruisende weg", was geplaatst en/of
direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Opaalstraat
haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voormeld reglement, inhoudende:
"Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg",
waren aangebracht en/ofdat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) heeft laten
doorrollen en/of zonder te stoppen die kruising is opgereden en/of
in strijd met voormelde borden B6 en/of voormelde haaientanden geen voorrang
heeft verleend aan de bestuurder van een over die kruisende (voorrangs)weg
(het aan of langs de Diamantweg gelegen fiets/bromfietspad), toen dicht
genaderd zijnde fiets en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende
weg (het aan of langs de Diamantweg gelegen fiets/bromfietspad) rijdende, toen
dicht genaderd zijnde fiets en/of de bestuurder (het slachtoffer [slachtoffer] ) van
die fiets, ten gevolge waarvan of waarbij die bestuurder van die fiets ten val
is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar, met een proeftijd van 2 jaren.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Op 10 september 2014 heeft op de kruising van de Opaalstraat en de Diamantstraat te Hengelo (O) een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto op de kruising geen voorrang heeft verleend aan een fietser en tegen die fietser is aangereden, die daardoor ten val is gekomen. Diezelfde dag is het slachtoffer aan de gevolgen van dit ongeval overleden.
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan zodanig aanmerkelijk, onoplettend, onachtzaam en onvoorzichtig rijgedrag, dat sprake is van schuld in de zin van het misdrijf van artikel 6 van de wegenverkeerswet 1994, zoals primair ten laste gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integraal vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Met betrekking tot het primair tenlastegelegde heeft de verdediging – kort gezegd – gesteld dat verdachte de vereiste voorschriften in acht heeft genomen door in zijn spiegels te controleren of er geen fietsers op het fietspad waren die de weg kruisten, voordat hij de kruising is opgereden. Dat verdachte desondanks het slachtoffer niet heeft opgemerkt, maakt niet dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de wegenverkeerswet 1994 noch van het veroorzaken van gevaar of hinder in de zin van artikel 5 van die wet.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
feiten en omstandigheden
Op 10 september 2014 te 13.27 uur, kreeg de verbalisant [verbalisant] , kennis van een verkeersongeval op de kruising van de Diamantstraat en de Opaalstraat te Hengelo (O). De plaats van het ongeval is afgezet teneinde een sporenonderzoek te kunnen laten verrichten door de dienst Verkeersongevalsanalyse (VOA). De vermoedelijke toedracht van het ongeval is dat de bestuurder van een vrachtauto voorzien van het kenteken [kenteken] bij het oprijden van genoemde kruising geen voorrang heeft verleend aan een, gezien zijn rijrichting, van links over het fietspad naderende fietser en met die fietser in aanrijding is gekomen. De bestuurder van de fiets heeft als gevolg van deze aanrijding ernstig hoofdletsel opgelopen en is diezelfde dag overleden.
De verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij op 10 september 2014 als bestuurder van de vrachtauto, gekentekend [kenteken] , omstreeks 13.30 uur, reed op de Opaalstraat in de richting van de kruising van die straat met de Diamantstraat, met een snelheid van naar schatting 15 kilometer per uur.
Dat verdachte zijn snelheid tot 15 kilometer per uur heeft teruggebracht, is naderhand bevestigd door tachografisch onderzoek
Verdachte heeft voorts verklaard dat de verkeerssituatie ter plaatse hem bekend was en dat hij wist dat het verkeer over het voor de kruising op de Diamantstraat gelegen fietspad voorrang genoot. Verdachte heeft, alvorens al rollend met zijn vrachtauto de kruising op te rijden, naar links en rechts gekeken en daarbij geen aankomend verkeer over het fietspad aan zien komen. Toen verdachte vervolgens het kruispunt opreed, zag hij ter hoogte van het fietspad vanaf de linker zijde opeens iets roods voorbij de cabine van de vrachtauto schieten, waarop hij gelijk een knal hoorde en meteen heeft geremd. Nadat verdachte was uitgestapt zag hij aan de voorzijde van de vrachtauto een fiets en een man op het wegdek liggen. Verdachte heeft hierop meteen 112 gebeld.
Juridisch kader
Aan de verdachte is primair het misdrijf van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) ten laste gelegd. Voor bewezenverklaring van dit artikel dient de rechtbank vast te stellen of de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Enerzijds komt dit neer op de vaststelling van het gedrag van de verdachte en de beoordeling of, en zo ja, in welke mate hij verwijtbaar heeft
gehandeld. Anderzijds dient een causaal verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, NJ 2005, LJN AO5822).
De rechtbank stelt vast dat uit het onderzoek verricht door de verbalisanten [verbalisant]
en [verbalisant] , beiden werkzaam bij de VOA van de politie Oost Nederland, is gebleken dat de Diamantstraat is aangewezen als voorrangsweg, hetgeen kenbaar wordt gemaakt door middel van het verkeersbord B1 van bijlage 1 van het RVV 1990. Dit impliceert dat bestuurders die vanuit de zijwegen de Diamantstraat op willen rijden, voorrang moeten verlenen aan bestuurders die rijden over deze straat en de aan de linker- en rechter zijde gelegen brom-/fietspaden van deze straat. Deze voorrangsregeling wordt ter plaatse kenbaar gemaakt door middel van bord B6 van bijlage 1 van het RVV 1990. Tevens zijn op de rijbaan van zijwegen zogenoemde “haaientanden” aangebracht.
Op de plaats van het ongeval is een zichtreconstructie gehouden met de betrokken vrachtauto en de fiets, waaruit is gebleken dat de bestuurder van de vrachtauto vanuit de bestuurdersstoel de fietser via de linker buitenspiegel had kunnen zien.
Uit het onderzoek bleek tevens dat het uitzicht door de voorruit en zijruiten van de vrachtauto op generlei wijze werd belemmerd. Wel bleek na reconstructie, dat het zicht door de linker voorruit (de richting waaruit de fietser kwam) op een gegeven moment mogelijk werd belemmerd door de linker buitenspiegel, waardoor een bewegend voorwerp/persoon gedurende enige tellen verdwijnt achter de spiegel en daardoor in die korte tijdspanne het geheel niet meer waarneembaar was.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte bij het oprijden van de kruising voorrang had dienen te verlenen aan de voor hem van links over fietspad naderende fietser. Verdachte heeft daarmee een voorrangsfout begaan ten gevolge waarvan de aanrijding is veroorzaakt. Hierbij is de fietser ten val gekomen en uiteindelijk als gevolg van het daarbij opgelopen hersenletsel overleden.
De verdachte heeft daartegen aangevoerd dat hij in zijn spiegels heeft gekeken maar dat hij de fietser niet heeft gezien. De rechtbank heeft geen aanleiding aan zijn verklaring op dit punt te twijfelen. Voor de rechtbank is echter voldoende aannemelijk geworden dat, mede gelet op de zich in het kader van het verrichte VOA onderzoek in het dossier bevindende foto’s nrs. 16 en 17, het slachtoffer voor verdachte waarneembaar moet zijn geweest. De omstandigheid dat blijkens foto nr. 18 de fietser mogelijk op enig moment gedurende enige tellen uit zicht raakt achter de linker buitenspiegel, doet hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet af.
Uit de enkele omstandigheid evenwel dat verdachte de fietser niet heeft gezien, hoewel deze voor hem wel waarneembaar moet zijn geweest en het feit dat verdachte zijn rijgedrag hierop had kunnen en moeten aanpassen, kan -gelet op de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden zoals hiervoor weergegeven- naar het oordeel van de rechtbank niet volgen dat de verdachte zich “
aanmerkelijkonvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam” heeft gedragen. Hierdoor is er geen sprake van schuld in de zin van het misdrijf van artikel 6 van WVW 1994.
Wel komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de subsidiair aan verdachte tenlastegelegde overtreding. Om tot een bewezenverklaring hiervan te komen, volstaat de vaststelling dat een verkeersfout daadwerkelijk door een verkeersdeelnemer is gemaakt, terwijl niet is gebleken van omstandigheden die leiden tot de conclusie dat alle schuld van de verkeersdeelnemer ontbreekt. Van belang is of verdachte door zijn gedrag gevaar en/of hinder voor het verkeer heeft veroorzaakt. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting maakt de rechtbank op dat verdachte bij het naderen en oprijden van de kruising onvoldoende oplettend is geweest door de bestuurder van een fiets, welke hij had kunnen waarnemen, geen voorrang te verlenen. Zoals verdachte ook zelf ter zitting heeft aangegeven, had hij enigszins kunnen en moeten bukken teneinde zich van een vrij zicht te verzekeren ondanks de belemmerende linker buitenspiegel. Door dit na te laten heeft verdachte concreet gevaarscheppend gehandeld, en vervolgens de doorgang voor de fietser belemmerd, waardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt. Hoewel er geen sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid, is naar het oordeel van de rechtbank aldus wel sprake van onvoldoende oplettendheid aan de kant van verdachte hetgeen overtreding van artikel 5 van de WVW 1994 oplevert.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 september 2014 te Hengelo in de gemeente Hengelo (Ov)
als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), gaande in de richting van
de kruising van de Opaalstraat en de Diamantstraat, daarmede rijdende over de
weg, de Opaalstraat en
terwijl voor voormelde kruising in de, gezien zijn, verdachtes rijrichting, in
de rechter berm van die weg, de Opaalstraat een in zijn, verdachtes
rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Regelement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de
kruisende weg", was geplaatst en
direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Opaalstraat
haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voormeld reglement, inhoudende:
"Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg",
waren aangebracht en
in strijd met voormelde bord B6 en voormelde haaientanden geen voorrang
heeft verleend aan de bestuurder van een over die kruisende voorrangsweg
(het aan of langs de Diamantweg gelegen fiets/bromfietspad), toen dicht
genaderd zijnde fiets en
in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende
weg (het aan of langs de Diamantweg gelegen fiets/bromfietspad) rijdende, toen
dicht genaderd zijnde fiets en de bestuurder (het slachtoffer [slachtoffer] ) van
die fiets,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 177 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
de overtreding: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
8.1.1
De vordering van dec officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring en strafoplegging komen, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals nader uiteengezet in de aan dit proces-verbaal terechtzitting gehechte pleitnota, met name de omstandigheid dat verdachte voor de uitoefening van zijn beroep als vrachtwagenchauffeur zijn rijbewijs niet kan missen.
8.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte reed op 10 september 2014 in een bedrijfsauto en heeft bij het oversteken van een kruising onvoldoende op het daarvoor gelegen brom/fietspad gelet. Hij zag een fietser over het hoofd en heeft deze bestuurder zodoende geen voorrang verleend, waardoor een noodlottige aanrijding is ontstaan, als gevolg waarvan het slachtoffer het leven heeft verloren.
De gevolgen van dit handelen zijn ingrijpend. De nabestaanden moeten verder leven met het verdriet en de enorme impact van dit verlies. Het is goed te begrijpen dat het overlijden van het slachtoffer een niet op te vullen emotionele leegte heeft achtergelaten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is evenwel ook gebleken dat het ongeval een enorme impact heeft gehad en nog heeft op verdachte. De rechtbank heeft bij de behandeling van de zaak ter zitting geconstateerd dat hetgeen er is gebeurd verdachte erg heeft aangegrepen en dat hij het tragische ongeval en de gevolgen daarvan kennelijk nog steeds niet goed heeft kunnen verwerken.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de toenadering die verdachte na het ongeval tot de nabestaanden heeft gezocht, indirect via zijn werkgever en persoonlijk door het sturen van een kaart aan de weduwe van het slachtoffer.
De rechtbank ziet zich voor de moeilijke taak geplaatst een passende straf op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden van verdachte en zonder afbreuk te doen aan de gevoelens van de nabestaanden.
In zaken als de onderhavige dient de rechtbank bij de bepaling van de hoogte van de straf echter niet enkel te letten op de ernst van de gevolgen, maar heeft voornamelijk als uitgangspunt te gelden de ernst van de gemaakte verkeersfout. In deze zaak bestond die verkeersfout er zoals gezegd in dat verdachte bij het oversteken van het brom/fietspad niet goed genoeg heeft opgelet. Sec bezien is dat in dit geval een relatief kleine verkeersfout, die door de rechtbank, anders dan door de officier van justitie, wordt aangemerkt als een verkeersovertreding en niet als een misdrijf.
De rechtbank overweegt dat overtredingen als de onderhavige meestal met een geldboete en een al dan niet voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid worden afgedaan.
Daarnaast betrekt de rechtbank bij de strafmaat dat de verdachte blijkens het hem betreffend uittreksel justitiële Documentatie d.d. 21 september 2015 een blanco strafblad heeft, waaruit de rechtbank afleidt dat verdachte doorgaans op een verantwoorde en oplettende manier aan het verkeer deelneemt.
Al deze omstandigheden in aanmerking nemend acht de rechtbank oplegging van een geldboete van € 500,-- subsidiair 10 dagen hechtenis passend en geboden. Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid aangewezen om nieuwe soortgelijke feiten te voorkomen. De rechtbank acht de duur van drie maanden passend en zal die opleggen.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
De rechtbank heeft vastgesteld dat zich in het dossier een voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces bevindt van [naam] , zijnde de weduwe van het slachtoffer [slachtoffer] , waarin geen schadeposten zijn opgenomen. De rechtbank leidt hieruit af dat genoemde benadeelde zich kennelijk niet als benadeelde partij wenst te voegen in dit strafproces, zodat een beslissing dienaangaande achterwege kan blijven.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 Sr, alsmede artikel 179 WVW 1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
  • verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
geldboete van vijfhonderd euro (€ 500,--,) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door tien (10) dagen hechtenis;
bijkomende straf
  • ontzegt veroordeelde de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van
  • bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
Dit vonnis is gewezen door mr. J Wentink, voorzitter, mr. G. van Eerden en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. ter Haar, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 november 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer 2014091727. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Een proces-verbaal Aanrijding misdrijf van 2 juli 2015, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, verklaring van de verbalisant [verbalisant] :
Op 10 september 2014 te 13.27 uur, kreeg ik kennis van een verkeersongeval op de kruising van de Diamantstraat met de Opaalstraat te Hengelo (O), gemeente Hengelo (o).
Op 10 september 2014 werd omstreeks 14.00 uur een uitgebreid sporenonderzoek ingesteld door [verbalisant] en [verbalisant] van de dienst verkeersongevallenanalyse (VOA).
Bij het ongeval waren betrokken: een fiets, bestuurd door [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1948, wonende te [adres] en een vrachtauto, merk Volvo, voorzien van het kenteken [kenteken] , bestuurd door [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1955 te [geboorteplaats] (Indonesië), wonende te | [woonplaats] .
2.
Een proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse 16 oktober 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op 10 september 2014, omstreeks 14.00 uur, hebben wij een onderzoek ingesteld naar de toedracht van een plaatsgevonden verkeersongeval, waarbij de bestuurder van een vrachtauto had gereden over de Opaalstraat te Hengelo, in de gemeente Hengelo, gaande in de richting van de Diamantstraat. Gekomen voor het kruispunt Diamantstraat-Opaalstraat reed de bestuurder van de vrachtauto het kruispunt op en verleende daarbij geen voorrang aan een fietser, die van links over het fietspad fietste. De vrachtauto botste met de voorzijde tegen de rechter zijde van de fietser. Bij dit ongeval waren betrokken: en voertuig, merk Volvo, kenteken [kenteken] en een voertuig, merk Flyer. Deze voertuigen verkeerden, voor zover mogelijk kon worden nagegaan, in een voldoende verkeerstechnische staat van onderhoud en vertoonden geen gebreken die eventueel de oorzaak van, dan wel van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval.
De Diamantstraat is aangewezen als voorrangsweg. Dit wordt ter plaatse kenbaar gemaakt middels borden B1 van de bijlage 1 van het Rvv 1990. Bestuurders die vanuit de zijwegen de
Diamantstraat willen oprijden moeten voorrang verlenen aan bestuurders rijdend over de Diamantstraat en de aan de linker- en rechter zijde van de Diamantstraat gelegen
brom-/fietspaden. De voorrangsregeling wordt ter plaatse kenbaar gemaakt middels borden B6 van de bijlage 1 van het Rvv 1990. Tevens zijn op de rijbaan van de zijwegen “haaientanden” aangebracht.
Op het moment van de aanrijding was het daglicht en zonnig en droog weer. Met het voertuig, merk Volvo, zijn op de plaats van het ongeval rijproeven gehouden, waarbij geen bijzonderheden in het rem-, stuur- en weggedrag van het voertuig zijn vastgesteld. Uit onderzoek bleek dat het uitzicht door de voorruit en de zijruiten van dit voertuig op generlei wijze werd belemmerd. (Foto nr. 16).
3.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 oktober 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 10 september 2014, omstreeks 13.30 uur, reed ik als bestuurder van de vrachtauto, gekentekend [kenteken] , op de Opaalstraat te Hengelo (O) in de richting van de kruising van die straat met de Diamantstraat, met een snelheid van naar schatting 15 kilometer per uur.
De verkeerssituatie ter plaatse was mij bekend was en ik wist dat het verkeer over het voor de kruising op de Diamantstraat gelegen fietspad voorrang genoot. Alvorens al rollend met mijn vrachtauto de kruising op te rijden, heb ik naar links en rechts gekeken en daarbij geen aankomend verkeer over het fietspad aan zien komen. Toen ik vervolgens het kruispunt opreed, zag ik ter hoogte van het fietspad vanaf de linker zijde opeens iets roods voorbij de cabine van de vrachtauto schieten, waarop ik gelijk een knal hoorde en meteen heb geremd. Nadat ik was uitgestapt zag ik aan de voorzijde van de vrachtauto een fiets en een man op het wegdek liggen.
Ik wist dat mijn linkerbuitenspiegel in bepaalde gevallen het zicht belemmerde. Als ik de weg desondanks goed wil overzien, moet ik een beetje voorover bukken.