ECLI:NL:RBOVE:2015:5213

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
08/770070-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige kleinkinderen door stiefgrootvader

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een stiefgrootvader die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn 10-jarige kleinkinderen. De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan een jaar ontuchtige handelingen gepleegd met zijn stiefkleinkinderen, waaronder het seksueel binnendringen van één van hen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het vertrouwen van zijn kleinkinderen op grove wijze heeft beschaamd en dat zijn handelen een grote en blijvende impact heeft gehad op de slachtoffers.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om zich te laten behandelen en moet hij beide slachtoffers een schadevergoeding betalen. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte in aanmerking genomen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordeling van de verdachte voor een zedendelict, wat de ernst van de huidige zaak onderstreept.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de immateriële schadevergoeding is gematigd. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke afkeuring van seksueel misbruik van minderjarigen en de noodzaak van een strenge straf om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/770070-15
Datum vonnis: 24 november 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1943 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 november 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J. Ruarus, advocaat te Delden, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 (primair):bij zijn minderjarige stiefkleinkinderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die aan zijn zorg en waakzaamheid waren toevertrouwd, ontuchtige handelingen heeft gepleegd dan wel
(subsidiair)bij die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die toen nog geen 16 jaar oud waren ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
feit 2:bij die [slachtoffer 1] , die toen jonger was dan 12 jaar, handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij, als stiefgrootvader, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2014 tot en met 28 februari 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of te Enschede, gemeente Enschede, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige(n) [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 2004, en/of [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag] 2004, door één of meermalen:
- met zijn, verdachtes, hand(en) en/of vinger(s) over de (ontblote) vagina, althans de schaamstreek, en/of (ontblote) borst(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te wrijven en/of te strelen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2014 tot en met 28 februari 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of te Enschede, gemeente Enschede, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 2004, en/of [slachtoffer 2]
, geboren op [geboortedag] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten: het één of meermalen met zijn, verdachtes, hand(en) en/of vinger(s) wrijven en/of strelen over de (ontblote) vagina, althans de schaamstreek, en/of (ontblote) borst(en)
van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
2.
hij op of omstreeks 28 februari 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), met naam [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 2004, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten: het betasten en/of bevoelen van de ontblote vagina en/of borst(en) van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) het duwen en/of drukken van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] .

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van éénentwintig maanden waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering is gesteld.
Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en de wettelijke rente

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
Feit 1
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 november 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv);
  • het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 24 maart 2015, studioverhoor van [slachtoffer 2] , pagina’s 44 t/m 55;
  • het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 24 maart 2015, studioverhoor [slachtoffer 1] , pagina’s 58 t/m 76.
5.2
Feit 2
5.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , de getuigenverklaring van [oma] en de verklaring van verdachte.
5.2.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich – overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnota – op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Het bewijs berust uiteindelijk enkel op de verklaring van [slachtoffer 1] , waarvoor geen steunbewijs is.
5.2.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen. [1]
Op 24 maart 2015 is [slachtoffer 1] , de kleindochter van verdachte, wonende te [woonplaats] , verhoord door de politie. Op de vraag waar [slachtoffer 1] over kwam praten antwoordde zij (V = vraag verbalisant en A = antwoord [slachtoffer 1] ):
V: (…) Waar ben jij voor gekomen [slachtoffer 1] , wat kom je mij vertellen?
A: Nou is een paar weken terug was ik bij [verdachte] eigenlijk mijn opa en oma. En was ik aan het logeren en was ik..toen was ik die ochtend wakker en toen kwam mijn opa die kwam dus bij mij op de slaapkamer. En toen had ik mijn broek uitgedaan omdat ik het warm had. En ja toen ging die bij mij onder de dekens. Maar ik lag op mijn buik. En toen trok die mij aan mijn schouders zodat ik op de rug kwam te liggen. En ging die aan mijn vagina zitten.
V: Oke.
A: En toen later ging die daarna weer weg. (…) En toen deed die het weer.
(…)
V: (…) En hoe vaak heeft opa (…) aan jou blote vagina gezeten?
A: Eén (1) keer. Dat was de eerste keer.
V: En wanneer was dat precies zeg je?
A: Op een zaterdag een paar weken terug.
(…)
V: En heeft opa wel eens op andere plekken van jouw lichaam gezeten. Wat jij niet
zo leuk vond.
A: Hier.
V: Hier..en hoe noem je dat?
A: Borsten.
V: Hij heeft ook aan jouw borsten gezeten.
V: En hoe vaak heeft opa aan jouw borsten gezeten over de kleren heen?
A: Ook best wel vaak.
V: Ook best wel vaak. En onder de kleren?
A: Ook één keer.
V: En wanneer was dat die ene keer?
A: Ook zaterdag.
V: Ook één keer aan de blote borsten, want dat had je nog niet verteld he geloof ik
he. Maar toen had die ook aan de blote borsten gezeten.
A: Ja.
V: Euhm..op welke plaatsen op welke plekken heeft opa wel eens aan jouw vagina
gezeten, waar was dat dan?
A: Zaterdag was het erin. (…)
V: En waar in bedoel je precies?
A: In mijn vagina.
V: In de vagina ja.
A: En euhm andere keren was het gewoon er over heen voelen.
(…)
V: En wat had je nog aan dan?
A: Niks. (…)
V: Nee, en aan de bovenkant?
A: Alleen een shirtje.
(…)
V: En toen wat deed die toen met zijn handen?
A: Toen ging die daar aan mijn vagina voelen en [slachtoffer 2] die merkte er niks van. En
die sliep want toen later toen die weg was en hij bleef weg toen zei ik [slachtoffer 2] -
want [slachtoffer 2] had ook haar broek uit omdat ze het ook warm had- en toen zei ik [slachtoffer 2]
trek je broek aan. En toen zei ze van ja waarom dan? En toen zei ik "opa die heeft aan mijn vagina gezeten" en toen trok ze dus ook snel haar broek aan. Omdat ik bang was dat die dat misschien wel bij [slachtoffer 2] zou doen.
(…)
V: Je zegt...je laat jou vagina zien en dan...
A: En dan deed die zo.
V: Met wat deed hij dat dan?
A: Met zijn vinger.
(…)
A: Ja met meerdere.
V: Met meerdere. En je zegt hij ging in mijn vagina.
A: Mm.
V: En hoe voelde dat?
A: Nou..raar en vies.
(…)
V: Maar ik bedoel deed het pijn of kriebelde het...ja voelt het een beetje klef of
iets anders?
A: Het voelde niet fijn en het deed ook wel een beetje pijn omdat hij zijn nagels
wel heel lang heeft.
(…)
V: Oke. En hoe lang deed die dat met zijn vinger of vingers in jouw vagina?
A: Dat duurde niet zo heel lang, een halve minuut ongeveer denk ik. En toen later
ging die weer weg en toen bleef die ook gewoon weg.
(…)
V: Want volgens mij had ik opgeschreven even kijken, één keer aan de blote borsten zei je ook.
A: Ja dat was de eerste keer.
V: Oh dat was de eerste keer. En hoe kwam die want de eerste keer toen was die naast jou gaan zitten en wat had die toen het eerst gedaan de eerste keer? Aan jouw borsten zitten of aan jou vagina?
A: Eerst borsten en daarna de vagina.
V: En hoe kon hij aan jou borsten komen?
A: Nou hij ging eerst...had die mij op mijn rug gelegd en toen en daar helemaal overheen wrijven.
V: Je had toch een shirt aan?
A: Ja toen deed die zijn hand achter mijn trui.
V: Oh jij doet van de bovenkant doe jij zo de hand er door. En wat voor een beweging maakte die met zijn hand over jouw borsten?
A: Zo.
V: Ook een wrijvende beweging. En over welke borst?
A: Allebei.
(…)
V: (…) De naam van opa had je al gezegd he.
A: [verdachte] .
V: [verdachte] . En waar woont [verdachte] ?
A: [adres] in [woonplaats] .
V: In [woonplaats] . Waar we nog vragen over hebben. Opa had een vinger of vingers in jou
vagina gedaan. Want dat deed jij voor zo he. Wat deed opa met die vinger of
vingers in jouw vagina.
A: Nou hij drukte een beetje en verder deed die niks.
V: Hij drukte een beetje. En hoe ver ging die vinger in jou vagina denk je?
A: Niet zo diep.
V: Kun je dat...stel dat dit de vinger is kun je dat dan aangeven?
A: Zo, niet zo heel diep.
V: Ja...hoe bedoel je dat? Kijk dan kun je aangeven zo'n stukje...alleen dat grijze
of verder (noot verbalisant: verhoorster laat haar een zwarte stift zien).
A: Alleen zo (noot verbalisant: [slachtoffer 1] wijst naar het bovenste gedeelte van de stift
die zij in haar hand heeft).
V: Alleen zo...nou je wijst denk ik een halve centimeter aan of zo he...een klein
stukje erin.
A: (noot verbalisant: [slachtoffer 1] knikt ja met haar hoofd).
V: Maar hij drukte een beetje en dat voelde je wel. En je zegt ik voelde een nagel
zei je, dat zei je nog.
A: Ja. [2]
Op 24 maart 2015 is [slachtoffer 2] , de (stief)kleindochter van verdachte, wonende te [woonplaats] , verhoord door de politie. Op de vraag waar [slachtoffer 2] over kwam praten antwoordde zij (V = vraag verbalisant en A = antwoord [slachtoffer 2] ):
A: En toen kwamen mama en papa rond een uur of vijf of zo. (…) En toen hebben we het verteld.
(…)
A: (…) Ja..want met [slachtoffer 1] was er ook wat gebeurd.
V: En wat was er met [slachtoffer 1] gebeurd dan?
A: Nou bij [slachtoffer 1] ging die voelen aan de vagina.
V: En wanneer was dat geweest dan?
A: Op diezelfde dag (…) Dat vertelde [slachtoffer 1] toen ik wakker werd. Toen zei ze ik wil naar huis. [3]
Op 11 maart 2015 heeft [moeder] , moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangifte gedaan.
V: Hoe is jouw gezinssituatie?
A: Ik ben getrouwd met [vader] . Wij hebben samen een tweeling, twee meisjes,
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Zij zijn geboren op [geboortedag] 2004. (…)
V: Waar kom je aangifte van doen?
A: Van seksueel misbruik van mijn beide dochters door mijn stiefvader [verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedag] 1943, wonende te [woonplaats] , [adres] . Zijn
roepnaam is [verdachte] .
(…)
V: Wat is er gebeurd?
A: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn op vrijdag 27 februari 2015 om ongeveer 16.00 uur naar mijn
moeder [oma] en mijn stiefvader gegaan. (…) Ze zouden daar een nacht logeren. Toen we [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kwamen ophalen op zaterdag 28 februari 2015, rond 16.30 uur, begroetten we eerst de kinderen. (…) [slachtoffer 1] fluisterde iets in het oor van mijn man, [vader] . (…)
[slachtoffer 1] had in verband met de warmte haar pyjamabroek uitgedaan, de avond ervoor. Ze droeg geen onderbroek. (…) [verdachte] was naast haar gaan zitten en [slachtoffer 1] was op haar buik gaan liggen. [verdachte] had haar omgedraaid aan haar schouders. (…) Toen [verdachte] haar had omgedraaid, had [verdachte] onder het pyjamashirt van [slachtoffer 1] gevoeld en
aan haar borstjes gezeten. Vervolgens had [verdachte] aan haar vagina gezeten. Hij had
daarop gedrukt de eerste keer. Daarna was [verdachte] weggegaan, zei [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] dacht dat
hij een minuut was weggeweest en daarna weer terug kwam. [verdachte] had toen weer aan haar
borstjes gezeten en hij was toen met zijn vingers in haar vagina geweest, hoorde ik
[slachtoffer 1] zeggen. [4]
Op 18 maart 2015 is [vader] , vader van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , als getuige gehoord.
V: Wanneer hoorde je voor het eerst dat er iets gebeurd zou zijn met [slachtoffer 2] of [slachtoffer 1] ?
A: Dat was toen we ze ophaalden bij mijn schoonmoeder en [verdachte] , op zaterdag 28 februari 2015, om ongeveer 16.45 uur. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hadden daar een nacht gelogeerd. (…) Ik zag [slachtoffer 1] voor de bank staan. Ze keek een beetje droevig. (…) Ik hoorde dat [slachtoffer 1] tegen mij zei: "Opa heeft aan mijn vagina gezeten". [5]
Op 4 mei 2015 is [oma] , oma van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , als getuige gehoord.
V: Hoe ging het die middag van zaterdag 28 februari 2015, toen uw dochter en
schoonzoon [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] kwamen ophalen? (…)
A: We hebben hem ter verantwoording geroepen.
V: Bij het tot de verantwoording roepen, wat vertelde [verdachte] toen?
A: Hij heeft wel aangegeven dat er wat gebeurd was. (…) Hij was ook bij [slachtoffer 1] geweest, die nog in bed lag. (…) Hij wilde haar toestoppen in bed en toen is hem iets overkomen. Een gedachte van tederheid. Hij vertelde dat hij haar rug had gestreeld, haar billen had gestreeld en aan de voorzijde had gestreeld. Hij had zijn vinger tussen de schaamlippen van [slachtoffer 1] gedaan. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 28 februari 2015 bij zijn slapende kleindochters is gaan kijken en dat hij toen zijn kleindochter, [slachtoffer 1] over haar borsten, buik en venusheuvel heeft gestreken. Ook heeft verdachte verklaard dat hij heeft gedrukt op haar venusheuvel. [slachtoffer 1] had geen onderkleding aan. [7]
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt allereerst dat – anders dan de raadsman heeft betoogd – voldaan is aan het bewijsminimum zoals dat is verwoord in artikel 342 lid 2 Sv. De belastende verklaring van [slachtoffer 1] vindt namelijk steun in andere bewijsmiddelen, waaronder in ieder geval de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer 1] op 28 februari 2015 bij de borsten en de venusheuvel heeft gestreeld en dat hij heeft gedrukt op haar venusheuvel. In zoverre wordt de verklaring voldoende gesteund door bewijs dat niet is afgeleid van haar eigen verklaring (ECLI:NL:HR:2014:1354). Daarnaast vindt de verklaring van [slachtoffer 1] steun in de de auditu verklaringen van haar zusje [slachtoffer 2] , haar moeder [moeder] en haar vader [vader] . Voorts heeft verdachte volgens zijn vrouw, [oma] , tegen haar gezegd dat hij zijn vinger tussen de schaamlippen van [slachtoffer 1] had gedaan.
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 1] bovendien betrouwbaar en overweegt daartoe het volgende. Het is niet aannemelijk geworden dat [slachtoffer 1] al dan niet opzettelijk onjuist zou verklaren. Ze logeerde graag bij verdachte en hij was een leuke opa. De verklaring van [slachtoffer 1] is bovendien consistent en uiterst gedetailleerd: hetgeen zij tijdens het verhoor heeft verteld wijkt niet wezenlijk af van hetgeen zij aan haar zusje, moeder en vader heeft verklaard.
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij, als stiefgrootvader, in de periode van 1 januari 2014 tot en met 28 februari 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarigen [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 2004, en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag] 2004, door één of meermalen:
- met zijn, verdachtes, handen en/of vingers over de (ontblote) vagina en (ontblote) borsten van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te wrijven en/of te strelen;
2.
hij op 28 februari 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 2004, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten: het betasten en/of bevoelen van de ontblote vagina en borsten van die [slachtoffer 1] en het duwen of drukken van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] .
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde onder 1 primair is strafbaar gesteld bij artikel 249 Sr. Het bewezenverklaarde onder 2 is strafbaar gesteld bij artikel 244 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
feit 2
het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim een jaar schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn 10-jarige kleinkinderen. Het seksueel misbruik bestond uit het plegen van ontuchtige handelingen bij zijn kleinkinderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 1] .
De kleinkinderen logeerden bij verdachte en waren aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwd. Verdachte heeft het vertrouwen van zijn kleinkinderen op grove wijze beschaamd. Hij heeft zijn kleinkinderen gebruikt enkel en alleen ter bevrediging van zijn eigen gevoelens. Kwalijk is dat de ontucht regelmatig wanneer de kleinkinderen bij opa waren plaatsvond en uiteindelijk pas is gestopt op het moment dat verdachte met zijn vinger(s) seksueel is binnengedrongen in het lichaam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] dat aan haar ouders heeft verteld.
Het behoeft geen betoog dat de handelwijze van verdachte als uiterst verwerpelijk moet worden gekwalificeerd en een grote beschadigende invloed op de kleinkinderen heeft gehad en nog heeft. Met zijn handelen heeft verdachte vooral ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide kleinkinderen. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik van jonge minderjarigen bij hen tot ernstige psychische schade kan leiden. Dat heeft niet alleen te maken met geschonden vertrouwen naar volwassen, maar ook met een verstoring van de eigen seksuele ontwikkeling. Uit de door slachtofferhulp voorgelezen slachtofferverklaring van de moeder van beide kinderen is gebleken dat de kinderen inmiddels die te verwachten nadelige gevolgen van het misbruik door verdachte ondervinden. Dat de maatschappij met gevoelens van afschuw en verontwaardiging reageert op het plegen van seksuele handelingen met zulke jonge slachtoffers geeft te meer aan hoe afkeurenswaardig seksueel misbruik van kinderen wordt geacht.
Naast de hiervoor genoemde ernstige feiten en omstandigheden, dient de rechtbank bij de strafmaat anderzijds ook rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Blijkens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 13 oktober 2015 is verdachte in 2007 eerder veroordeeld voor een zedendelict.
Namens Jeugdbescherming & Reclassering Leger des Heils heeft J.C. Muller een reclasseringsrapportrapport van 30 september 2015 opgesteld. Hierin wordt aangegeven dat verdachte door alles wat er is gebeurd in een sociaal isolement is geraakt. Verdachte heeft enkel nog contact met zijn zoon en dochter. Voor het overige constateert de reclassering, gelet op het delict, problemen met gedrag en vaardigheden. In verband hiermee is verdachte reeds onder behandeling bij De Tender. De reclassering is van mening dat het belangrijk is dat verdachte deze behandeling goed afrondt. De reclassering verzoekt deze voorwaarde te koppelen aan een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de ernst van de feiten en het hierop gestelde strafmaximum, in zaken waarin feiten als de onderhavige aan de orde zijn niet met een andere straf kan worden volstaan dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf. Verder vindt de rechtbank het van groot belang dat recidive wordt voorkomen. Al deze omstandigheden afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden passend en geboden. Om recidive te voorkomen en te bewerkstellingen dat verdachte zich daadwerkelijk zal laten behandelen zal de rechtbank van deze gevangenisstraf een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk opleggen. Aan dit voorwaardelijk deel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden koppelen, waaronder zoals hiervoor al is weergegeven een ambulante behandeling bij de Tender, een meldplicht en een reclasseringstoezicht. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte in de toekomst wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, zal de rechtbank de proeftijd op drie jaar vaststellen.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] , wonende te [woonplaats] aan de [adres] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 3.311,90, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • reiskosten € 56,50;
  • medicijnen € 5,40;
  • immateriële schade € 3.250,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde onder 1 primair en onder 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
Materiële kosten
De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 61,90.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade van € 3.250,00 acht de rechtbank deels toewijsbaar. De rechtbank overweegt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier, dat voldoende vaststaat dat [slachtoffer 1] immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade matigen en naar billijkheid begroten op een bedrag van € 1.500,00.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[slachtoffer 2] , wonende te [woonplaats] aan de [adres] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende post:
- immateriële schade € 2.000,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde onder 1 primair rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade van € 2.000,00 acht de rechtbank deels toewijsbaar. De rechtbank overweegt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier, dat voldoende vaststaat dat [slachtoffer 2] immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade matigen en naar billijkheid begroten op een bedrag van € 1.000,00.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij telkens de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair het misdrijf: ontucht plegen met aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarigen, meermalen gepleegd;
feit 2 het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en onder 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
[slachtoffer 1]
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wonende te [woonplaats] , aan de [adres] (PC: [postcode] ) van een bedrag van € 1.561,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 februari 2015;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 1.750,00 niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[slachtoffer 2]
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , [adres] in [woonplaats] (PC: [postcode] ) van een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 februari 2015;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 1.000,00 niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. A. Flos en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600 2015102400 van 7 april 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 24 maart 2015, studioverhoor van [slachtoffer 2] , pagina’s 44 t/m 55;
3.het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 24 maart 2015, studioverhoor [slachtoffer 1] , pagina’s 58 t/m 76.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [moeder] , van 11 maart 2015, pagina’s 20 t/m 32.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [vader] , van 18 maart 2015, pagina’s 33 t/m 36.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [oma] , van 4 mei 2015, pagina’s 37 t/m 41.
7.De verklaring van verdachte in het proces-verbaal ter terechtzitting van 10 november 2015.