5.3De conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het tenlaste gelegde, zoals hierna opgenomen, heeft begaan.
Als bewijsmiddelen daarvoor gelden:
het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 november 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering (Sv);
Het proces-verbaal verhoor van verdachte d.d. 22 december 2014, blz. 336;
het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, blz. 84, 85, 87, 88, 89, 90 en 91.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 december 2014, in de gemeente Enschede, op het adres [adres]
, samen en in vereniging met een ander, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, opzettelijk professioneel vuurwerk, te weten
-195 shells of mortierbommen,
- 5 flowerbeds en
-150 stuks knalvuurwerk (Super Cobra 6)
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.