ECLI:NL:RBOVE:2015:5184

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
23 november 2015
Zaaknummer
08/104683-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van huiselijk geweld na onvoldoende bewijs

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 20 november 2015, stond de verdachte terecht op beschuldiging van huiselijk geweld tegen zijn echtgenote. De officier van justitie had een taakstraf van 40 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week geëist. De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 november 2015 gevoerd, waarbij de verdachte en zijn raadsman, mr. P.A. Speijdel, hun verweer hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van mishandeling, waarbij de verdachte zijn echtgenote zou hebben geduwd en geslagen, wat leidde tot letsel en pijn.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, die gedetailleerd over de mishandelingen heeft verklaard, in overweging genomen. Echter, de verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft een alternatieve verklaring gegeven voor de verwondingen van de aangeefster. De verdediging heeft ook de geloofwaardigheid van de verklaringen van de aangeefster in twijfel getrokken, met name de inconsistenties in haar verklaringen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel de verklaringen van de aangeefster niet ongeloofwaardig zijn, er onvoldoende bewijs is om de verdachte wettig en overtuigend schuldig te verklaren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen onafhankelijk bewijs is dat de verklaringen van de aangeefster ondersteunt. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs niet voldeed aan de vereisten voor een veroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/104683-15
Datum vonnis: 20 november 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende in [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 november 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. P.A. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn echtgenote heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2012 tot en met 27 mei 2015 te Hengelo (O) (telkens) opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, althans een persoon, te weten [slachtoffer] ,
- op/tegen het lichaam heeft geduwd en/of
- met het hoofd op/tegen een vensterbank heeft geduwd en/of geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen een/de arm(en) en/of de rug en/of de borst, althans op/tegen het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week, met een proeftijd van twee jaren.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en
dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde. Aangeefster [slachtoffer] heeft over de gepleegde mishandelingen verklaard en daarbij ook een specifieke datum, te weten 27 mei 2015, genoemd waarop zij door verdachte is mishandeld. Haar verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de buurvrouw van aangeefster, genaamd [getuige] , die aangeefster overstuur bij haar aan de voordeur heeft aangetroffen, terwijl zij daaraan voorafgaand vanuit de woning van aangeefster geschreeuw en bonken heeft gehoord. Die buurvrouw heeft tevens verklaard dat zij ongeveer drie weken vóór dit voorval blauwe plekken op de bovenarm en op het sleutelbeen van aangeefster heeft gezien. Bovendien verklaart verdachte dat hij zijn echtgenote op 27 mei 2015 heeft geduwd. De huisarts bevestigt het feit dat er sprake is van geweld in de relatie tussen verdachte en zijn echtgenote.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken en de raadsman heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Verdachte erkent een kussen op de mond van aangeefster te hebben geduwd, doch dat was omdat aangeefster bleef schreeuwen, terwijl de kinderen boven lagen te slapen en verdachte meerdere keren had gezegd dat zij met dat schreeuwen moest stoppen. Aangezien aangeefster niet stopte en teneinde dat schreeuwen te beëindigen heeft verdachte het kussen op haar mond gedrukt. In deze zaak is er slechts sprake van één getuige. Al hetgeen in het proces-verbaal is weergegeven, is te herleiden tot één en dezelfde bron, te weten aangeefster. Het Openbaar Ministerie heeft ook niet kunnen bewijzen dat de bij aangeefster geconstateerde blauwe plekken door verdachte zijn veroorzaakt en zelfs als er van wordt uitgegaan dat cliënt die plekken heeft veroorzaakt, dan geeft verdachte daarvoor een plausibele verklaring, namelijk dat die blauwe plekken zijn veroorzaakt tijdens stoeipartijen waaraan het hele gezin deelnam.
Ook zet de verdediging vraagtekens bij de geloofwaardigheid van de verklaring van aangeefster, immers verklaart zij in haar eerste verklaring dat verdachte haar enkele keren met haar hoofd op de vensterbank duwde dan wel sloeg, terwijl zij een dag later, in haar aanvullende verklaring verklaart dat zij haar hoofd bij dat voorval gestoten heeft aan de vensterbank. Dat is een wezenlijk verschil.
Zij is de dag na de aanvullende verklaring naar de huisarts gegaan en die heeft geen zichtbaar letsel bij aangeefster gezien.
5.3
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat huiselijk geweldzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde gewelddadige handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Wanneer dan de veronderstelde dader de gewelddadige handelingen ontkent, hetgeen ook in deze zaak het geval is, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar zijn.
Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Vast staat dat aangeefster [slachtoffer] bij de politie twee gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd waarin zij onder meer heeft verklaard dat zij meermalen is mishandeld door haar man, verdachte [verdachte] . De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] op zich niet ongeloofwaardig, maar daar tegenover staat de stellige ontkenning van verdachte.
De rechtbank constateert dat het dossier weliswaar enkele verklaringen van getuigen bevat die mogelijkerwijs als steunbewijs voor de verklaring van aangeefster zouden kunnen dienen, maar deze verklaringen ondersteunen naar het oordeel van de rechtbank in onvoldoende overtuigende mate de kern van het tenlastegelegde. De rechtbank acht derhalve het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Ander onafhankelijk en objectief bewijsmateriaal dat de verklaring van aangeefster zou kunnen ondersteunen, ontbreekt.
Gelet op het voorgaande dient verdachte van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. H. Stam en mr. C.C.S. Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 november 2015.