ECLI:NL:RBOVE:2015:5174

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
20 november 2015
Zaaknummer
08/952265-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor afpersing, opzetheling en verduistering met gevangenisstraf en TBS

Op 20 november 2015 heeft de Rechtbank Overijssel een 45-jarige man uit Heerlen veroordeeld voor afpersing, opzetheling en verduistering. De man kreeg een celstraf van 30 maanden en werd ter beschikking gesteld met dwangverpleging. Daarnaast moet hij schadevergoedingen betalen van bijna 28.000 euro en krijgt hij een rijontzegging van 2 jaar. De zaak kwam aan het licht na een gewapende overval op een kledingwinkel in Holten op 27 maart 2015, waarbij de verdachte de medewerkster onder bedreiging van een vuurwapen dwong om geld uit de kassa te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook verantwoordelijk was voor het verduisteren van vier auto’s en het hehlen van een andere auto. Tijdens de rechtszaak werd de vordering van de officier van justitie besproken, die een gevangenisstraf van drie jaar en TBS met dwangverpleging eiste. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn psychiatrische voorgeschiedenis en de ernst van de feiten, een gevaar voor de samenleving vormde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoedingen aan de slachtoffers van zijn misdrijven. De rechtbank concludeerde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van TBS met dwangverpleging vereisten.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/952265-15
Datum vonnis: 20 november 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in de PI Overijssel, Huis van Bewaring De Karelskamp in Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 november 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr.
M.F.E. Sprenkels, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 27 maart 2015 een persoon heeft afgeperst;
feit 2:in de periode van 13 t/m 14 maart 2015 een personenauto heeft weggenomen, dan wel die auto heeft geheeld;
feit 3:in de periode van 13 maart 2015 t/m 16 april 2015 een Audi, een Volvo, een Opel en/of een Toyota heeft verduisterd, dan wel die auto’s heeft weggenomen, dan wel die auto’s door oplichting heeft verkregen;
feit 4:in de periode van 4 april t/m 5 april 2015 kentekenplaten (kenteken [kenteken 1] ) heeft weggenomen, dan wel die kentekenplaten heeft geheeld;
feit 5:in de periode van 11 april 2015 t/m 13 april 2015 kentekenplaten (kenteken [kenteken 2] ) heeft weggenomen, dan wel die kentekenplaten heeft geheeld;
feit 6:op 13 april 2015 als bestuurder van een voertuig gevaar op de Rijksweg A 27 heeft veroorzaakt;
feit 7:in de periode van 27 maart 2015 t/m 16 april 2015 een pistool voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 27 maart 2015 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (werkneemster van [winkel 1] , gevestigd aan de [adres 1] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag( ongeveer 100 Euro) , in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, onverhoeds - mogelijk verzet brekend - op korte afstand van die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een (vuur) wapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] heeft bevolen/gezegd om geld uit de kassa te halen en aan hem, verdachte, af te geven en/of die [slachtoffer 1] heeft bevolen/gezegd 5 minuten achter in de winkel te blijven zitten en dat, indien die [slachtoffer 1] de politie zou bellen , hij, verdachte, die [slachtoffer 1] zou doodschieten, althans aan die [slachtoffer 1] woorden van gelijke dreigende aard of strekking heeft toegevoegd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 maart 2015 tot en met 14 maart 2015 te Zeist met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (zwarte Audi A4, gekentekend [kenteken 3] ), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van (een) valse sleutel(s);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 13 maart 2015 tot en met 16 mei 2015 te Zeist, en/althans (elders) in Nederland en/of als Nederlander in de Bondsrepubliek Duitsland, een personenauto (zwarte Audi A4, gekentekend [kenteken 3] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 13 maart 2015 tot en met 16 mei 2015 te Zeist, en/althans (elders) in Nederland en/of als Nederlander in de Bondsrepubliek Duitsland, een personenauto (zwarte Audi A4, gekentekend [kenteken 3] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van liet verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door
misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 maart 2015 tot en met 16 april 2015 te Apeldoorn en/of Nijmegen en/of Barneveld en/of Hilversum en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk (respectievelijk) - een Audi (type S 5, kleur blauw, gekentekend [kenteken 4] , voorzien van handelaarsplaten [kenteken 5] ) en/of
- een Volvo (type V60 T 6, kleur grijs, voorzien van handelaarsplaten [kenteken 6] ) en/of
- een Opel (type Astra, kleur rood, gekentekend [kenteken 7] , voorzien van handelaarsplaten [kenteken 8] ) en/of
- een Toyota (type Aygo, gekentekend [kenteken 9] ),
geheel of ten dele toebehorende aan (respectievelijk)
- [bedrijf 1] en/of
- [bedrijf 2] en/of
- [bedrijf 3] en/of
- [bedrijf 4] B.V.
en/of een of meer andere personenauto( ‘s) geheel of ten dele toebehorende aan aan een of meer ander(en) dan aan verdachte, welk(e) personenauto’s en/of handelaarsplaten verdachte (telkens) als bruiklener (in kader van het maken van een proefrit) , althans (telkens) anders
dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 maart 2015 tot en met 16 april 2015 te Apeldoorn en/of Nijmegen en/of Barneveld en/of Hilversum en/of elders in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een Audi (type S 5, kleur blauw, gekentekend [kenteken 4] , voorzien van handelaarsplaten [kenteken 5] ) en/of
- een Volvo (type V60 T 6, kleur grijs, voorzien van handelaarsplaten [kenteken 6] ) en/of
- een Opel (type Astra, kleur rood, gekentekend [kenteken 7] , voorzien van handelaarsplaten [kenteken 8] ) en/of
- een Toyota (type Aygo, gekentekend [kenteken 9] ), geheel of ten dele toebehorende aan (respectievelijk)
- [bedrijf 1] en/of
- [bedrijf 2] en/of
- [bedrijf 3] en/of
- [bedrijf 4] 3.V.
en/of een of meer andere personenauto(’s), geheel of ten dele toebehorende aan een of meer ander(en) dan aan verdachte;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op één of meer tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 13 maart 2015 tot en met 16 april 2015 te Apeldoorn en/of Nijmegen en/of Barneveld en/of Hilversum en/of elders in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels ( (een) (medewerker(s) van ) (respectievelijk) )
- [bedrijf 1] en/of
- [bedrijf 2] en/of
- [bedrijf 3] en/of
- [bedrijf 4] B.V
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van (respectievelijk)
- een Audi (type S 5, kleur blauw, gekentekend [kenteken 4] , voorzien van handelaarsplaten [kenteken 5] ) en/of
- een Volvo (type V60 T 6, kleur grijs, voorzien van handelaarsplaten [kenteken 6] ) en/of
- een Opel (type Astra, kleur rood, gekentekend [kenteken 7] , voorzien van
handelaarsplaten [kenteken 8] ) en/of
- een Toyota (type Aygo, gekentekend [kenteken 9] ),
en/of ( (een) medewerker(s) van) een of meer andere (auto)bedrijven/-bedrijf (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer personenauto(’s) hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan (die medewerker(s) van) die [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] B.V. en/of die/dat andere (auto)bedrijven/-bedrijf een vals adres en/of vals telefoonnummer opgegeven, althans een ander dan zijn werkelijke verblijfplaats en/of telefoonnummer opgegeven en/of aangegeven die personenauto(s) na het maken van een proefrit (binnen de afgesproken tijd) terug te brengen en/of te zullen kopen waardoor die (medewerker(s) van die) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] B.V. en/of die/dat andere
(auto)bedrijven/-bedrijf (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij in of omstreeks de periode van 4 april 2015 tot en met 5 april 2015 te Zeist met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- ( een) kentekenpla(a)t(en) (kenteken [kenteken 1] , behorend bij een bruine Toyota Aygo), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 4 april 2015 tot en met 16 mei 2015 te Zeist, en/althans (elders) in Nederland, en/of als Nederlander in de Bondsrepubliek Duitsland, (een) kentekenpla(a)t(en) (kenteken [kenteken 1] , behorend bij een bruine Toyota Aygo) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat kentekenpla(a)t(en) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 4 april 2015 tot en met 16 mei 2015 te Zeist, en/althans (elders) in Nederland, en/of als Nederlander in de Bondsrepubliek Duitsland, (een) kentekenpla(a)t(en) (kenteken [kenteken 1] , behorend bij een bruine Toyota Aygo) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat kentekenpla(a)t(en) redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2015 tot en met 13 april 2015 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) kentekenpla(a)t(en) (kenteken [kenteken 2] , behorend bij een blauwe Toyota Aygo), geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 5] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 5 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 13 april 2015 tot en met 16 mei 2015 te Apeldoorn, en/althans (elders) in Nederland en/of als Nederlander in de Bondsrepubliek Duitsland,
(een) kentekenpla(a)t(en) (kenteken [kenteken 2] , behorend bij een blauwe Toyota Aygo) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat kentekenpla(a)t(en) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 5 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 13 april 2015 tot en met 16 mei 2015 te Apeldoorn, en/althans (elders) in Nederland en/of als Nederlander in de Bondsrepubliek Duitsland, (een) kentekenpla(a)t(en) (kenteken [kenteken 2] , behorend bij een blauwe Toyota Aygo) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat kentekenpla(a)t(en) redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
6.
hij op of omstreeks 13 april 2015 te Maartensdijk, gemeente De Bilt, als bestuurder van een voertuig (personenauto, zwarte Audi A 4, voorzien van vals kenteken [kenteken 10] )), daarmee rijdende op de weg, te weten Rijksweg A 27 met een snelheid van meer dan 120 km/u, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid van de ter plaatse toegestane maximimum snelheid de afrit van een zogenaamde verzorgingsplaats (te weten“Voordaan”) heeft verlaten en/of vervolgens spookrijdend (tegengesteld aan de rijrichting) en wederom met een snelheid van meer dan 120 km/u , althans met zeer hoge snelheid over de vluchtstrook van de A 27 (rechts) is gaan en/of blijven rijden (in de richting van Utrecht) en/of zich op de rijbaan in tegenovergestelde richting heeft begeven, terwijl een of meer voertuig(en) kwam(en) aanrijden (die moesten stoppen en/of uitwijken om een aanrijding met het voertuig van
verdachte te voorkomen), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
7.
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2015 tot en met 16 april 2015 te Holten, gemeente Rijssen-Holten en/of elders in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een pistool ( Zavodi Crvena Zastava M88, kaliber 9 mm para) voorhanden heeft gehad.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1, 2 subsidiair, 3 primair, 4 subsidiair, 5 subsidiair en 7 wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) jaar, met aftrek van de door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd;
- terbeschikkingstelling met dwangverpleging (ter zake van een feit gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen);
en dat verdachte voor feit 6 wordt veroordeeld tot:
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee (2) jaar.
De officier van justitie is voorts van oordeel dat de civiele vorderingen van [naam 1] , [bedrijf 4] en [slachtoffer 1] kunnen worden toegewezen tot respectievelijk € 21.000,--, € 4.690,-- en € 1.825,-- telkens met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte voor de feiten 2 primair, 4 primair en 5 primair dient te worden vrijgesproken, aangezien niet bewezen verklaard kan worden dat verdachte de in die tenlasteleggingen genoemde goederen heeft weggenomen.
Wat betreft feit 1 is de officier van justitie van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, gelet op de verklaring van aangeefster en de inhoud van het aanvullende NFI-rapport met daarin een DNA-match tussen verdachte en een broek die de dader in de winkel heeft gepast. Ook heeft verdachte in Duitsland verklaard dat hij in de winkel van [winkel 1] in Holten is geweest. Voorts werd bij de overval gedreigd met een pistool en op 16 april 2015 is bij verdachte bij zijn aanhouding een pistool aangetroffen.
Ook feit 7 acht de officier van justitie derhalve wettig en overtuigend bewezen. Dat geldt eveneens voor de onder 2 subsidiair, 4 subsidiair en 5 subsidiair tenlastegelegde feiten, aangezien al die van diefstal afkomstige goederen onder verdachte zijn aangetroffen.
De onder 6 tenlastegelegde overtreding is naar het oordeel van de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen gelet op het ambtsedig proces-verbaal en de verklaring van verdachte.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting een pleitnota overgelegd. Kort weergegeven komt de raadsman tot de volgende conclusies.
Feit 1: vrijspraak bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Aangeefster heeft een signalement gegeven dat in grote lijnen overeenkomt met verdachte, echter dit signalement is beïnvloed door de medewerksters van de [winkel 2] en de politie. Ditzelfde geldt ook voor de Foslo-confrontatie. Ten aanzien van de DNA match heeft de raadsman als alternatief scenario aangevoerd dat verdachte in het verleden wel eens een jeans heeft gepast in het filiaal van [winkel 1] in Hengelo en Rijssen en dat de winkels van [winkel 1] onderling broeken wisselen. Om die reden kan een door verdachte in Hengelo en/of Rijssen gepaste jeans in Holten terecht zijn gekomen, terwijl daarop DNA van hem zat.
Voor de feiten 2, 4 en 5 dient telkens vrijspraak van de primair tenlastegelegde diefstal te volgen en de raadsman heeft zich telkens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde opzetheling.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit heeft de raadsman zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, aangezien dit feit door verdachte wordt erkend.
Ook ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Wat betreft feit 7 is de raadsman van mening dat vrijspraak dient te volgen. Het wapen is weliswaar onder verdachte bij diens aanhouding in Duitsland aangetroffen, maar dat verdachte dit wapen in de tenlastegelegde periode in Nederland voorhanden heeft gehad kan niet wettig en overtuigend bewezen worden. .
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Feit 1
Anders dan de verdediging, en met de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 27 maart 2015 is [slachtoffer 1] , terwijl zij werkte bij de winkel [winkel 1] te Holten, tussen 11.45 en 12.00 uur overvallen door een man die eerst twee spijkerbroeken had gepast. Toen zij samen met de man bij de kassa kwam, pakte de man plotseling een vuurwapen en dwong haar op die manier om geld uit de kassa aan hem te geven. Zij heeft hem ongeveer 100 euro gegeven. Toen er via de achterdeur een leverancier binnenkwam verliet de man via de voorzijde het pand. Zij heeft een signalement van de man gegeven.
Op 21 mei 2015 is er een fotobewijsconfrontatie geweest met aangeefster [slachtoffer 1] . Zij heeft verdachte aangewezen als degene die haar heeft overvallen.
Verdachte ontkent dat hij aangeefster [slachtoffer 1] heeft overvallen. Hij heeft verklaard dat hij die dag wel in Holten is geweest, maar dat hij niet in de winkel [winkel 1] is geweest. De verdediging heeft gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en de fotobewijsconfrontatie onbetrouwbaar zijn omdat deze negatief zijn beïnvloed door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en de politie die verdachte namelijk kort voor de overval bij de DA-drogisterij (op camerabeelden) hadden gezien.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn en als bewijsmiddel gebruikt kunnen worden. De verklaringen die [slachtoffer 1] heeft afgelegd zijn consistent, concreet en gedetailleerd. Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier voor het standpunt dat de verklaringen van [slachtoffer 1] negatief zijn beïnvloed door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] of door de politie. Ditzelfde geldt voor de uitkomst van de Foslo-confrontatie.
Door de raadsman is een alternatief scenario geschetst, te weten dat verdachte jeans in Hengelo en Rijssen bij een filiaal van [winkel 1] heeft gepast, waarna die jeans later naar het filiaal in Holten zijn gestuurd. Het op de jeans aangetroffen DNA van verdachte kan bij het passen in Hengelo of Rijssen op die broek terecht zijn gekomen.
Dat alternatieve scenario wordt, voor zover het al voldoende zou zijn onderbouwd, door de rechtbank als ongeloofwaardig en onwaarschijnlijk ter zijde geschoven. Er worden door de verdediging ook geen feiten genoemd, zoals bijvoorbeeld een bestaande overeenkomst tussen filialen van [winkel 1] over wisselingen van jeans, in het bijzonder tussen de filialen van Hengelo en/of Rijssen en Holten, en er wordt geen datum of geen data genoemd waarop verdachte een jeans in Hengelo en/of Rijssen zou hebben gepast.
Feit 2
Wat betreft feit 2 primair is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat vrijspraak dient te volgen.
Wat betreft feit 2 subsidiair stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte heeft de Opel Astra waar hij op dat moment in reed geruild tegen de betreffende Audi A4. Bij de Audi A4 kreeg hij geen autopapieren. Voorts noemt verdachte geen plaats waar en geen naam van degene met wie hij die auto geruild zou hebben en hij verklaart ook niet over de omstandigheden waaronder de ruil heeft plaats gevonden. Door die omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat die Audi A4 van misdrijf afkomstig was.
Feit 3
Wat betreft feit 3 heeft verdachte verklaard dat hij geen verduistering heeft gepleegd, aangezien hij de vier auto’s bij de autobedrijven niet alleen met toestemming heeft meegekregen, maar dat er ook geen tijdstip is afgesproken waarop hij de auto’s terug diende te brengen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft verklaard dat hij de auto’s heeft meegekregen om met die auto’s een proefrit te maken.
In de gewone en gebruikelijke omgangsvormen betekent dit, dat iemand gedurende een korte periode, waarbij hooguit in enkele uren gedacht dient te worden, die auto mag gebruiken/proberen. Daarna dient de auto direct te worden geretourneerd.
Dat dit normale gebruik niet voor verdachte zou gelden, is door hem op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Er werd een kopie van verdachtes paspoort gemaakt, er werd in elk geval twee keer een proefritformulier opgemaakt en de auto’s werden voorzien van handelaarskentekenplaten. Ook voor verdachte was duidelijk dat de auto’s direct na de proefrit teruggebracht dienden te worden. Het enkele ontbreken van een afgesproken tijdstip waarop de auto’s teruggebracht moesten zijn, maakt dat niet anders.
Feiten 4 en 5
Wat betreft de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten is de rechtbank van oordeel dat vrijspraak dient te volgen. Vast staat dat er begin april 2015 twee verschillende sets kentekenplaten zijn gestolen en dat deze zijn aangetroffen in de Toyota Aygo die verdachte op 13 maart 2015 voor een proefrit heeft meegenomen. Deze Toyota is op 14 april 2015 in Blaricum aangetroffen. Niet gebleken is hoe en wanneer die kentekenplaten in genoemde Toyota Aygo terecht zijn gekomen en of verdachte er enige betrokkenheid bij heeft gehad. In dat verband merkt de rechtbank op dat verdachte op 17 maart 2015 een proefrit heeft gemaakt met de Volvo V60, welke auto verdachte (ook) niet heeft teruggebracht, terwijl op 13 maart 2015 de Toyota Aygo is weggenomen. Verdachte had derhalve al kort nadat de Toyota was weggenomen de beschikking over een andere auto en niet uitgesloten kan worden dat anderen in de periode van 17 maart 2015 tot en met 14 april 2015 de beschikking hebben gehad over genoemde Toyota en de sets kentekenplaten genoemd in de tenlastelegging in de Toyota hebben gelegd.
Feit 6
Wat betreft feit 6 heeft de rechtbank uit openbare bron vastgesteld dat de verzorgingsplaats “Voordaan” is gelegen te Maartensdijk. Uit het proces-verbaal kan dit niet worden afgeleid. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en het proces-verbaal van bevindingen is de rechtbank van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 7
Wat betreft feit 7 dient vrijspraak te volgen, nu alleen wettig en overtuigend bewezen verklaard zou kunnen worden dat verdachte het betreffende pistool in Duitsland (ten tijde van zijn aanhouding) voorhanden heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank staat niet vast dat het door verdachte bij de overval op 27 maart 2015 in Holten gebruikte wapen (feit 1) hetzelfde wapen is geweest als het bij zijn aanhouding op 16 april 2015 aangetroffen wapen. Daarom kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte het tenlastegelegde wapen in de tenlastegelegde periode in de gemeente Rijssen-Holten en/of elders in Nederland voorhanden heeft gehad.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 primair, 4, 5 en 7 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 primair en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 maart 2015 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (werkneemster van [winkel 1] , gevestigd aan de [adres 1] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 100 Euro), toebehorende aan [winkel 1] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, onverhoeds op korte afstand van die [slachtoffer 1] een vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft gericht en gericht heeft gehouden en daarbij die [slachtoffer 1] heeft bevolen/gezegd om geld uit de kassa te halen en aan hem, verdachte, af te geven en die [slachtoffer 1] heeft bevolen/gezegd 5 minuten achter in de winkel te blijven zitten en dat, indien die [slachtoffer 1] de politie zou bellen, hij, verdachte, die [slachtoffer 1] zou doodschieten;
2. subsidiair
hij in de periode van 13 maart 2015 tot en met 16 mei 2015 in Nederland en als Nederlander in de Bondsrepubliek Duitsland, een personenauto (zwarte Audi A4, gekentekend [kenteken 3] ) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3. primair
hij in de periode van 13 maart 2015 tot en met 16 april 2015 in Nederland telkens opzettelijk respectievelijk
- een Audi (type S 5, kleur blauw, gekentekend [kenteken 4] , voorzien van handelaarsplaten [kenteken 5] ) en
- een Volvo (type V60 T 6, kleur grijs, voorzien van handelaarsplaten [kenteken 6] ) en
- een Opel (type Astra, kleur rood, gekentekend [kenteken 7] , voorzien van handelaarsplaten [kenteken 8] ) en
- een Toyota (type Aygo, gekentekend [kenteken 9] ),
toebehorende aan respectievelijk
- [bedrijf 1] en
- [bedrijf 2] en
- [bedrijf 3] en
- [bedrijf 4] B.V,
welke personenauto’s en handelaarsplaten verdachte telkens als bruiklener (in kader van het maken van een proefrit) onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
6.
hij op 13 april 2015 te Maartensdijk, als bestuurder van een voertuig (personenauto, zwarte Audi A 4, voorzien van vals kenteken [kenteken 10] ), daarmee rijdende op de weg, te weten Rijksweg A 27 met een snelheid van meer dan 120 km/u, de afrit van een zogenaamde verzorgingsplaats (te weten “Voordaan”) heeft verlaten en vervolgens spookrijdend (tegengesteld aan de rijrichting) met zeer hoge snelheid over de vluchtstrook van de A 27 (rechts) is gaan rijden (in de richting van Utrecht) en zich op de rijbaan in tegenovergestelde richting heeft begeven, terwijl voertuigen kwamen aanrijden (die moesten uitwijken om een aanrijding met het voertuig van verdachte te voorkomen), door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2 subsidiair, 3 primair en 6 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 317 (feit 1), 416 (feit 2 subsidiair), 321 (feit 3 primair) Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 5 WVW 1994 (feit 6). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1het misdrijf: afpersing;
feit 2 subsidiairhet misdrijf: opzetheling;
feit 3 primairhet misdrijf: verduistering, meermalen gepleegd;
feit 6de overtreding: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Wat betreft de feiten 1, 2 subsidiair en 3 primair:
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft gewapend met een vuurwapen de medewerkster van een kledingwinkel overvallen. Feiten als de onderhavige houden een ingrijpende aantasting in van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die daar vaak nog lang negatieve gevolgen van ondervinden in de vorm van gevoelens van angst en onzekerheid, zoals in deze zaak ook blijkt uit de onderbouwing van de civiele vordering. Ook brengen dergelijke feiten in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg. Verder heeft verdachte vier auto’s verduisterd en één auto geheeld. Verduistering en heling brengen ongemak en financiële schade toe aan de eigenaar en/of diens verzekeraar(s).
De feiten waar verdachte zich schuldig aan heeft gemaakt, in het bijzonder de overval waarbij verdachte een vuurwapen heeft gebruikt, is voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan; hij heeft zich slechts laten leiden door geldelijk gewin respectievelijk zijn eigen impulsen gevolgd. Door aldus te handelen draagt verdachte bij aan de in de maatschappij levende gevoelens van onrust en onveiligheid. De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin staat dat bij een overval, zoals onder feit 1 bewezen is verklaard, een gevangenisstraf van drie jaar past.
Voor de feiten 2 subsidiair en 3 primair zijn dergelijke oriëntatiepunten niet ontwikkeld.
Bij die feiten gaat de rechtbank uit van de straffen die over het algemeen voor dergelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte is reeds vele malen met justitie in aanraking geweest, onder andere ter zake van geweldsdelicten, hetgeen blijkt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister. Al die straffen en de in die straffen gelegen waarschuwingen hebben hem er niet van kunnen weerhouden wederom ernstig strafbare feiten te plegen.
Over verdachte is op 8 oktober 2015 gerapporteerd door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus. De deskundige verklaart onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende.
Onderzochte heeft een psychiatrische voorgeschiedenis als ook een verslavingsvoorgeschiedenis.
Er is bij onderzochte sprake van een ziekelijke stoornis der geestvermogens te weten een obsessieve-compulsieve stoornis. Daarnaast is er sprake van afhankelijkheid van cocaïne en alcohol, maar deze afhankelijkheid zou in remissie zijn sinds de terugval in 2012. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens te weten een antisociale
persoonlijkheidsstoornis. Waarschijnlijk is er ook sprake van borderline problematiek gezien zijn zwakke interne structuur zoals ook vastgesteld werd door de mederapporteur. In het recente verleden werden de verstandelijke vermogens beoordeeld als op de grens van zwakbegaafdheid en laaggemiddeld. De ziekelijke stoornis (obsessieve-compulsieve stoornis) bestond ook ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten, maar speelde voor zover valt te beoordelen geen rol in de hem ten laste gelegde feiten, indien bewezen.
Volgens onderzochte was er geen sprake meer van alcohol en cocaïne gebruik in de periode van de hem ten laste gelegde feiten. De gebrekkige ontwikkeling (persoonlijkheidsstoornis en beperkingen betreffende de verstandelijke vermogens) was aanwezig ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten.
Risicoprognose
Ten aanzien van het recidiverisico van de aan onderzochte ten laste gelegde feiten
is onderzoeker van mening dat het, op basis van de thans beschikbare kennis,
aannemelijk is dat dit als hoog moet worden geschat.
Zorgprognose en beïnvloedingsmogelijkheden
Zonder een langdurige behandeling blijven de risicofactoren die van belang zijn in
de hem ten laste gelegde feiten, indien bewezen, onveranderd. Een behandeling is
noodzakelijk om de kans op herhaling zoals het hem ten laste gelegde binnen
aanvaardbare grenzen te krijgen.
Interventiemogelijkheden en -condities
Eerdere klinische behandelingen werden opgestart maar niet afgemaakt.
Onderzochte is opnieuw gerecidiveerd, indien bewezen. Onderzochte heeft een
klinische behandeling nodig ter afwending van gevaar en gericht op zijn ernstige
persoonlijkheidsstoornis waarbij het risico op onttrekking minimaal is.
Onderzoeker adviseert onderzochte een klinische behandeling op te leggen in het
kader van een TBS met dwangverpleging.
Vanwege het herhaaldelijk overtreden van voorwaarden door onderzochte in het (recente) verleden is het advies van een TBS met voorwaarden niet opportuun.
Over verdachte is op 1 september 2015 gerapporteerd door D. Breuker, gezondheidszorg- en forensisch psycholoog. De deskundige verklaart onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende.
Naar aanleiding van dit onderzoek kunnen de eerder vastgestelde diagnoses bij betrokkene worden ondersteund. Er is sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een obsessieve-compulsieve stoornis. Er is tevens sprake van een afhankelijkheid van cocaïne en drugs, grotendeels in remissie sinds 2007, afgaande op de informatie van betrokkene. Daarnaast is bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische, borderline en theatrale trekken. De persoonlijkheidsdynamiek wordt tevens gekenmerkt door psychopathie. De persoonlijkheidsdiagnose wordt gezien als de hoofddiagnose.
Tijdens het plegen van de feiten is het aannemelijk te veronderstellen dat de ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling aanwezig zijn geweest.
Vanwege de ernstige persoonlijkheidspathologie is betrokkene zonder een extern stevig dwingend en structurerend behandelkader niet in staat om zijn grote prikkelhonger, opspelende lustgevoelens, frustraties en impulsiviteit te controleren en af te grenzen.
Hij geeft tijdens het onderzoek blijk van gewelddadige overtuigingen en intenties t.a.v. het bij zich dragen en inzetten van een vuurwapen en gebruik maken van de invloed van zijn criminele netwerk (om te achterhalen wat er bijvoorbeeld door getuigen is verklaard). Hij is niet in staat eigen en andermans grenzen te bewaken. Hij kan zijn gedrag niet sturen op basis van empathie met anderen. Deze factoren spelen telkens een rol in de recidives. Op het moment dat hij buiten de gevangenismuren of muren van de kliniek komt vervalt hij snel terug in impulsieve, antisociale en deviante gedragingen. Dit is ook nu weer gebeurd. Er is sprake van een steeds terugkerend patroon van onder andere ook gewelddadige gedragskeuzes. Hij geeft aan dit niet te willen, maar hij beschikt niet over voldoende adequate afweer dan wel hij is niet in staat om de aangeleerde afweer en controlemechanismen buiten zelf toe te passen.
Geadviseerd wordt om betrokkene ten aanzien van het plegen van de feiten, indien
bewezen, als
verminderd toerekeningsvatbaarte beschouwen.
Naar aanleiding van dit onderzoek wordt geadviseerd om betrokkene een behandeling op te leggen vanwege de ernstige persoonlijkheidspathologie en hoge recidivekans in een TBS kliniek middels oplegging van een TBS maatregel met dwangverpleging. Eerdere lange detenties en behandelingen opgelegd in een forensisch psychiatrische kliniek of afdeling hebben de recidivekans niet kunnen verlagen. Betrokkene blijft vervallen in ernstig gewelddadig delictgedrag zodra hij buiten de muren van de gevangenis of kliniek komt.
Het is gebleken dat hij niet in staat is zich te conformeren aan een voorwaardelijk kader. Het is ook duidelijk dat hij baat heeft bij een dwingende en stevige behandelstructuur met weinig tot geen vrijheden. Zodra er enige ruimte komt voor zelfbepalend gedrag, is hij geneigd tot het maken van onverantwoordelijke, egocentrische en deviante gedragskeuzes, zo ook tijdens opname in FPK De Kijvelanden. Betrokkene wil behandeling en zegt dit ook nodig te hebben, maar ondertussen is hij geneigd zijn eigen problematiek en delictgedrag te onderschatten en af te zwakken. Op basis van het onderzoek wordt verwacht dat hij kan profiteren van een behandeling in het kader van een TBS met dwangverpleging.
De rapporten van de deskundigen zijn naar het oordeel van de rechtbank grondig onderbouwd, terwijl de conclusie van de deskundige Breuker volgt uit haar bevindingen. Ook de deskundige Van Os heeft vastgesteld dat de ziekelijke stoornis (obsessieve compulsieve stoornis) bij verdachte bestond ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten. De gebrekkige ontwikkeling (persoonlijkheidsstoornis en beperkingen betreffende de verstandelijke vermogens) was ook aanwezig ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten.
Ter terechtzitting heeft de deskundige Breuker, voornoemd daar, zakelijk weergegeven, nog het volgende aan toegevoegd.
Het kader van een TBS met voorwaarden heeft zeker niet de voorkeur boven een TBS met dwangverpleging. Bij een TBS met voorwaarden zal betrokkene verblijven in een FPK en die bieden meer ruimte. Een verblijf in de FPK is ook hectischer, omdat er sprake is van meer doorloop en er sneller vrijheden kunnen worden verworven.
Betrokkene is heel goed in staat om in de FPK ruimte te vinden om zelfbepalend te kunnen zijn. Hij zal dan te veel ruimte krijgen, zodat niet echt tot de kernproblematiek kan worden gekomen. In een TBS-kliniek krijgt hij die mogelijkheden niet. Betrokkene loopt ook in dat kader een soort proces door.
Nu behandeling in een FPK bij betrokkene bij herhaling is misgegaan, is een FPK ongeschikt voor hem. Een TBS-kliniek biedt meer structuur en geeft minder ruimte aan betrokkene. Zijn kernproblematiek is de ernstige persoonlijkheidsstoornis en de behandeling zal gericht moeten zijn om zich van binnenuit te begrenzen. Als hij vrij is ontvangt hij te veel prikkels. De deskundige blijft bij haar advies.
De rechtbank sluit zich aan bij de conclusie van de deskundige Breuker dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De rechtbank maakt die conclusie tot de hare, mede gelet op wat de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting omtrent de persoon van verdachte is gebleken.
Over verdachte is door mevrouw M. Reeders, reclasseringswerker bij de Reclassering Nederland op 27 juli 2015 gerapporteerd. Bij de vaststelling van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank ook acht geslagen op de inhoud van dit rapport.
Gelet op al het bovenstaande acht de rechtbank, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, TBS met verpleging van overheidswege noodzakelijk. Aan de wettelijke voorwaarden daarvoor is voldaan. Er zijn adviezen van gedragsdeskundigen van twee verschillende disciplines die niet ouder zijn dan een jaar.
Op het door verdachte begane feit 1 staat naar de wettelijke omschrijving een straf van vier jaar of meer. Ten tijde van dat feit en de andere bewezenverklaarde feiten bestond bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van zowel de terbeschikkingstelling als de verpleging van overheidswege. De rechtbank wijst in dit verband op de ernst van het onder 1 gepleegde feit, de grote kans op herhaling, de ernst van de geestesziekte van verdachte en de eerdere mislukte behandelingen daarvan.
De rechtbank overweegt dat TBS met dwangverpleging zal worden opgelegd ter zake het misdrijf afpersing, welk misdrijf naar zijn aard een misdrijf is, dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 359, zevende lid, Wetboek van Strafvordering (Sv). De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Wat betreft feit 6:
Verdachte heeft zich, als bestuurder van een personenauto, willen onttrekken aan een aanhouding door de politie. Daartoe heeft hij met zeer hoge snelheid al spookrijdend over de A27 gereden, terwijl andere weggebruikers hem moesten ontwijken teneinde een aanrijding te voorkomen. Indien het onder dergelijke omstandigheden, te weten twee elkaar met hoge snelheid naderende voertuigen, tot een aanrijding komt, dan is het zeer waarschijnlijk dat daarbij dodelijke slachtoffers te betreuren zijn. Verdachte heeft zijn eigen belang om niet aangehouden te worden laten prevaleren boven de belangen van zijn medeweggebruikers.
Het op deze wijze deelnemen aan het verkeer dient, door het opleggen van een forse ontzegging van de bevoegdheid motorijtuigen te besturen, ontmoedigd te worden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] , adres geheim, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.825,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de post smartengeld.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[naam 1] , Nieuwe [adres 5] te Nijmegen, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 21.000,--. Deze schade bestaat uit de post gestolen Volvo V60.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[naam 3] , namens [bedrijf 4] B.V., heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 4.690,--. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • eigen risico: € 520,--
  • premie verhoging: € 4.065,--
  • poetskosten: € 105,--.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de benadeelde partijen in hun vordering ontvankelijk en zijn de vorderingen gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de slachtoffers. De opgevoerde schadeposten zijn niet dan wel onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom telkens toewijzen tot het gevorderde bedrag en het bedrag van de benadeelde partij [slachtoffer 1] vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt of zullen maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
8.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij telkens de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 37a, 37b, 57 en 91 Wetboek van Strafrecht en de artikel 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
wat betreft feit 1, 2 subsidiair en 3 primair:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair, 4, 5 en 7 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 subsidiair en 3 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf: afpersing;
feit 2 subsidiairhet misdrijf: opzetheling;
feit 3 primairhet misdrijf: verduistering,
meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 subsidiair en 3 primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 4] B.V. van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden telkens begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partijen het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partijen het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
wat betreft feit 6:
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 6 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 6 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 6de overtreding
:overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 6 bewezenverklaarde;
straf
veroordeelt verdachte tot een
ontzeggingvan de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
twee (2) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Koppes, voorzitter, mr. H. Stam en mr. E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 november 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2015255274 (Nyala-team). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 27 maart 2015 ben ik in de [winkel 2] in Holten, gemeente Rijssen-Holten geweest. Ik heb de camerabeelden gezien die bij die drogist gemaakt zijn en ik ben degene die op die beelden te zien is. Op 16 april 2015 ben ik in Duitsland aangehouden in de zwarte Audi A4, gekentekend [kenteken 3] . Ik had die auto geruild tegen een Opel Astra.
De onder feit 3 genoemde auto’s heb ik bij de genoemde bedrijven meegekregen om er een proefrit mee te maken. In de Audi A4 lag bij mijn aanhouding nog de sleutel van de Toyota Aygo.
Op 13 april 2015 was ik bij de verzorgingsplaats “Voordaan”. Ik reed in een Audi A4. Ik zag dat er een politieauto aankwam en ik dacht “wegwezen”, want ik had nog zes weken detentie open staan. Ik heb na de afslag, heel kort op de A27 gereden in tegengestelde richting.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 27 maart 2015 (blz. 14 en 15), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van een overval. Ik ben onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen om geld uit de kassa af te geven. Ik ben medewerkster van [winkel 1] gevestigd aan de [adres 1] te Holten en ben gemachtigd tot het doen van deze aangifte.
Ik kan u het volgende verklaren:
Op vrijdag 27 maart 2015, omstreeks 11.45 uur, was ik in bovengenoemde winkel van [winkel 1] werkzaam en kwam er voor mij een onbekende manspersoon de winkel binnen lopen. Op dit moment stond ik achter de kassa. Ik zag dat hij direct naar het rek van de jeans broeken liep. Ik vroeg aan hem of ik hem kon helpen. Hij gaf aan een donkere spijkerbroek te zoeken. Hierop heb ik hem twee broeken gegeven. Hij is vervolgens naar het pashokje gegaan. Ik hoorde het geluid dat hij zich aan het omkleden was. Na ongeveer 5
minuten kwam hij uit het pashokje en kwam naar mij toe lopen. Hij vertelde me dat
de broeken goed waren en ik heb toen de broeken aangenomen. Hierop zijn we samen
naar voren gelopen richting de kassa met de bedoeling deze broeken af te rekenen.
Toen ik de broeken aansloeg op de kassa en ze in de tas deed zag ik dat hij vanuit
zijn linker binnenzak, met zijn rechterhand, een zwart vuurwapen pakte en deze op
mij richtte. Ik zag dat dit vuurwapen een ronde loop had. Hierdoor schrok ik heel
erg en voelde ik me heel erg angstig. Híj zei tegen me dat hij geld wilde. Hierop
heb ik een stap naar achteren gedaan zodat hij bij de kassa kon komen. Hij zei
tegen me dat ik het geld uit de kassa moest halen en dit aan hem moest geven. Dit
heb ik vervolgens gedaan. Dit bedroeg een 1 briefje van 20 euro en een paar
briefjes van 10 euro en 5 euro. Ik schat dat het ongeveer 100 euro is geweest. Vervolgens vroeg hij me om de lade omhoog te tillen zodat hij kon zien of ik wel al het geld aan hem had gegeven. Vervolgens moest ik van hem naar achteren om mijn tas te pakken. Toen ik dit deed liep hij achter mij aan. Hij zei dat hij geld wilde hebben uit mijn portemonnee. Ik
heb hem toen gezegd dat ik geen geld bij me had. Vervolgens zei hij dat ik 5 minuten achter in de winkel moest blijven zitten. Als ik de politie zou bellen zou hij me doodschieten. Op dit moment was ik heel bang, ik hoopte niet dat hij me daadwerkelijk dood zou schieten.
Ik kan de man als volgt omschrijven:
Manspersoon, blank, ongeveer 180cm lang, +- 40 jaar oud, donker haar, ringbaardje, licht grijs joggingspak met emblemen op de joggingsbroek, zwart petje.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
3.
Het proces-verbaal van tonen selectie bij simultane fotobewijsconfrontatie met de getuige [slachtoffer 1] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , d.d. 21 mei 2015 (blz. 51 en 52), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 21 mei 2015, confronteerde ik als getuigenbegeleider op verzoek van de confrontatieleider [verbalisant] , in het bureau van politie te Almelo, de getuige,
[slachtoffer 1] , met een fotoselectie van 9 personen.
In de selectie waren geen foto's opgenomen van personen die ik kende.
Ik toonde aan de getuige de foto's van de personen simultaan middels een
fototoonbord. De foto's waren doorlopend genummerd van 1 tot en met 9. lk liet de
fotoselectie ongeveer 30 seconden aan de getuige zien. Terwijl de getuige naar de
selectie keek, hoorde ik dat zij uit eigen beweging zei: "dat is `m".
Ik observeerde de getuige terwijl zij naar de selectie keek. Ik nam daarbij het volgende
waar: Ik zag dat de getuige geconcentreerd de foto's bekeek. Ongeveer na 15 seconden zag
ik dat de getuige foto nummer 6 aanwees en ik hoorde dat ze zei: dat is 'm.
Na afloop van de confrontatie deelde de confrontatieleider mij mede, dat de foto van de
verdachte in de selectie op plaats 6 stond.
4.
Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming van rapporteur Rillmann, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de [adres 1] te Holten, gemeente Holten-Rijssen, vond op 27 maart 2015 een overval plaats. Tijdens de overval heeft de verdachte beide spijkerbroeken vermoedelijk aangetrokken in een pashokje. Beide broeken zijn in de winkel achtergelaten. De broeken zijn voor onderzoek overgedragen.
5.
Het verslag van de deskundige dr. Y. van de Wal, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, inzake aanvullend DNA-onderzoek naar aanleiding van de overval op 27 maart 2015 in Holten, d.d. 5 augustus 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een aanvullend DNA-onderzoek:
AAGW1078NL#01 Bemonstering van de binnenzijde van de tailleband van een broek
AAGW1078NL#02 Bemonstering van de sluiting (knoop, rits en stof) aan de binnen- en buitenzijde van de broek
AAGW1079NL#01 Bemonstering van de binnenzijde van de tailleband van een broek
AAGW1079NL#02 Bemonstering van de sluiting (knoop, rits en stof) aan de binnen- en buitenzijde van de broek
Op grond van het eerste resultaat van het standaard DNA-onderzoek is het standaard
DNA-onderzoek aan de bemonsteringen AAGW1078NL#01, AAGW1078NL#02 en
AAGW1079NL#01 herhaald om de reproduceerbaarheid van het verkregen resultaat te
onderzoeken.
Het DNA-profiel van [verdachte] ACS907 (geboren op [geboortedatum] ) is betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
AAGW1079NI#01: DNA-mengprofiel van minimaal drie of vier personen: [verdachte] en minimaal twee of drie andere, onbekende personen.
AAGW1079NL#02: DNA-mengprofiel van minimaal drie personen. [verdachte] kan niet worden uitgesloten.
6.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 14 maart 2015 (blz. 54 en 55), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Feit: diefstal personenauto; plaats delict: [adres 3] te Zeist; pleegdatum/tijd: tussen 13 maart 2015 te 13:00 uur en 14 maart 2015 te 08:00 uur.
Ik ben eigenaar van de personenauto, merk Audi, type A4, kleur zwart, met kenteken
[kenteken 3] , en doe hierbij aangifte van diefstal van mijn auto.
Op 13 maart 2015 heb ik een wandeling gemaakt en toen heb ik mijn auto omstreeks 13.00 uur nog gezien, hij stond toen op het parkeerterrein achter het hotel. Ik had de auto
deugdelijk afgesloten en in goede orde achtergelaten. De autosleutel bevond zich in
mijn hotelkamer. Iemand heeft de sleutel op mijn kamer gevonden en meegenomen. De
volgende dag kon ik de autosleutel namelijk niet vinden.
Op 14 maart 2015, omstreeks 08.00 uur, ontdekte ik dat mijn auto gestolen was.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
7.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] d.d. 16 maart 2015 (blz. 57 tot en met 59), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben namens de benadeelde [bedrijf 1] , [adres 4] te Apeldoorn, gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik doe aangifte van verduistering. Ik verklaar dat de verdachte een personenauto
voorzien van het kenteken [kenteken 4] die in eigendom toebehoort aan [bedrijf 1] Apeldoorn,
anders dan door misdrijf onder zich had, zich zonder enig recht of toestemming heeft
toegeëigend. Ik verklaar u daarover het volgende:
Ik ben verkoper bij [bedrijf 1] te Apeldoorn. Op 16 maart 2015 kwam er een klant in de showroom die belangstelling had voor de Audi met het kenteken [kenteken 4] . Ik heb eerst een offerte opgemaakt op naam van de klant. Naar aanleiding van die offerte vroeg de klant om een proefrit. De klant heeft een proefrit formulier ingevuld met alle bijbehorende
NAW gegevens. Hierin was een begin en een eindtijd vermeld voor de proefrit van
bovengenoemde auto. Begintijd 10.15 uur en eindtijd 11.15 uur. Het proefrit
formulier is getekend door de klant. Ik heb van de klant het paspoort gevraagd. Dit was een origineel paspoort. Hiervan heb ik een kopie gemaakt. De foto op het paspoort komt overheen met de klant die de auto heeft meegenomen voor een proefrit. Ik heb specifiek een officieel identiteitsbewijs gevraagd waarna hij mij zijn paspoort overhandigde. Het telefoonnummer van de klant heb ik genoteerd: [nummer 1] en het email adres betreft:
[e-mail] .
Nadat de klant langer wegbleef dan was afgesproken heb ik het eerder genoemde
telefoonnummer gebeld. Op de auto zit een track en trace systeem. De verkoopwaarde van
de auto is 50.000 Euro. De auto is meegegeven met de groene handelaarsplaten en
voorzien van het kenteken, [kenteken 5] op naam van [bedrijf 1] BV en tot op heden niet
terug gebracht. Het paspoort staat op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te Roermond.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
8.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] d.d. 17 maart 2015 (blz. 64 tot en met 66), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben namens de benadeelde [bedrijf 2] , Nieuwe [adres 5] te Nijmegen, gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik ben werkzaam als autoverkoper in de autogarage Volvo, gelegen aan de
[adres 5] te Nijmegen. Vandaag, 17 maart 2015, kwam omstreeks 12:00
uur, een man de zaak binnenlopen. Ik zag dat deze man naar mij toe kwam lopen. Ik
hoorde deze man zeggen dat hij interesse had in een van onze auto's. Ik hoorde de
man zeggen dat hij interesse had in de Volvo, type V60 T6.
Ik heb gezegd dat wij de genoemde auto in de garage hadden staan. Ik hoorde hem zeggen dat hij graag een proefrit hiermee wilde maken. Ik heb deze persoon toen verteld dat ik geen
oriënterend proefrit met dat voertuig wilde hebben. Ik hoorde de man toen tegen mij
zeggen dat als de proefrit hem zou bevallen, hij graag over wilde gaan tot de koop
van het voertuig. Ik ben vervolgens met deze persoon naar de het desbetreffende
voertuig gelopen. Dit betrof een Volvo, type V60 T6, Antraciet/grijs van kleur,
station versie. Deze persoon kwam bij mij erg betrouwbaar over. Hij wist exact wat hij
wilde hebben en stond zelfs open om een afspraak te maken voor de proefrit, als dit
gewenst was. Vervolgens heb ik om een geldig legitimatiebewijs gevraagd, zodat hij
daarna een proefrit met het genoemde voertuig kon gaan maken. Ik zag dat de man mij
een paspoort overhandigde. Ik keek naar het paspoort en de foto die op het paspoort te zien was. Ik zag dat deze foto overeen kwam met de persoon die tegenover mij stond. Vervolgens heb ik hem een formulier van de garage laten invullen. Op het formulier dient men bij een proefrit in te vullen: naam, adres, telefoonnummer, de gegevens van het voertuig waarmee een proefrit wordt gereden. Ik zag dat hij zonder enige twijfel zijn namen en het adres
waar hij zou wonen opschreef. Omdat ik geen twijfel in het verhaal van deze persoon had, zijn paspoort in orde bleek en hij het formulier voor de proefrit netjes had ingevuld, ben ik akkoord gegaan met de proefrit. Voor de proefrit heb ik nog een zwart/witte foto van het
paspoort gemaakt. Het kenteken wat op het voertuig is gezet had de kleur groen en
was voorzien van de volgende letter/cijfercombinatie [kenteken 6] . Dit betreft een
handelaarskenteken. Gegevens die op zijn paspoort vermeldt stonden:
[verdachte] , geboren op 21 mei 19971 te Roermond. Ik heb met deze persoon geen exacte tijdstip afgesproken, wanneer hij terug moest zijn. Maar wij hebben het wel duidelijk erover gehad dat het niet te lang moest duren. Omdat de persoon omstreeks 14:00 uur, nog steeds niet terug was met het voertuig, begon ik mij zorgen te maken. Ik heb het telefoonnummer gebeld die de persoon op het formulier voor de proefrit had ingevuld, maar deze sprong direct op de voicemail. Eigenlijk wist ik toen dat er iets niet goed zat. Nu zijn wij ongeveer 5 uur verder en ik heb nog steeds niets van deze persoon vernomen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit."
9.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] d.d. 16 april 2015 (blz. 70 tot en met 72), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben namens de benadeelde [bedrijf 3] , [adres 6] te Barneveld, gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik doe aangifte van verduistering. Ik verklaar dat de verdachte die een goed wat
mij in eigendom toebehoort anders dan door misdrijf onder zich had, zich dat goed
zonder enig recht of toestemming heeft toegeëigend. Ik verklaar u daarover het volgende.
Ik ben vestigingsdirecteur van autobedrijf [bedrijf 3] B.V. welke is gevestigd aan de [adres 6] te Barneveld. Wij zijn een Opel dealer. Op maandag 13 april 2015 omstreeks 13.00 uur kwam er een mans persoon in onze showroom. Deze man had belangstelling voor een rode Opel Astra. Het kenteken van deze auto is [kenteken 7] . Deze man toonde echt belangstelling en wilde met deze auto een proefrit gaan maken. De afspraak met deze man was dat hij tot 14.30 uur met de auto mocht proefrijden. We hebben vervolgens zowel voor als achter groene handelaars kentekenplaten gemonteerd, het nummer is [kenteken 8] . Ook het originele kentekenbewijs van deze handelaarskenteken is aan de man meegegeven.
Vervolgens is er een kopie van het paspoort van deze man gemaakt. Het nummer van
het paspoort is: [nummer 2] . De naam van deze man is volgens het paspoort [verdachte]
, geboren [geboortedatum] . De man kwam ons vertrouwd over. Nadat we dus een kopie hadden gemaakt van het paspoort hebben we in goed vertrouwen de auto meegegeven voor de proefrit. Diezelfde dag omstreeks 15.00 uur was de man met de auto nog niet terug. We zijn toen gelijk diverse keren met deze man gaan bellen. De telefoon werd echter niet
meer opgenomen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot et plegen van het feit."
10.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] d.d. 13 maart 2015 (blz. 76 tot en met 78), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben namens de benadeelde [bedrijf 4] BV, Franciscusweg 4C te Hilversum, gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik ben eigenaar van genoemde auto, merk Toyota Aygo, voorzien van kenteken [kenteken 9] . De auto staat in het kentekenregister op naam van mijn bedrijf [bedrijf 4]
B.V.. Hierbij doe ik aangifte van verduistering van de auto. Op 13 maart 2015 omstreeks 13:30 uur heeft de heer [verdachte] de Toyota Aygo meegenomen voor een proefrit. Op 13 maart 2015 om 15:30 uur heeft hij de auto nog steeds niet teruggebracht. Bij de aanschaf van de auto had ik 2 originele sleutels, 1 hiervan heb ik in mijn
bezit. De andere sleutel heeft de heer [verdachte] . Gegevens van de heer [verdachte] :
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
11.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , d.d. 14 april 2014 (blz. 97 en 98), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 April 2015, omstreeks 21.20 uur reden wij verbalisanten, beiden werkzaam bij de Landelijke Eenheid, in twee afzonderlijke opvallende voertuigen en in uniform gekleed op de A27.
Wij verbalisanten reden verzorgingsplaats "Voordaan", gelegen aan de rijksweg A27
op. Ik, verbalisant [verbalisant] , reed het pompeiland op. Eenmaal bij de shop van de pomp
gekomen zag ik dat er een zwarte Audi type A4, uitvoering sedan geparkeerd.
Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat het kenteken op de Audi, de [kenteken 10] was.
Het bevragingssysteem gaf aan dat het kenteken hoorde bij een Mercedes-Benz, type
A-Klasse, Vervolgens heb ik, verbalisant [verbalisant] , mijn collega [verbalisant]
over de mobilofoon geroepen om terug te komen naar het pompeiland.
Op dat moment kwam er een manspersoon uit de shop en liep rechtstreeks naar de
auto. Vervolgens ben ik, verbalisant [verbalisant] , uit het politievoertuig gestapt en naar
de auto gelopen. De manspersoon was reeds in de Audi gestapt.
Ik, verbalisant [verbalisant] , liep vervolgens door naar het bestuurders portier. Ik,
verbalisant [verbalisant] , trok aan de deurklink van de auto om het portier van de
auto open te doen. De deur ging niet open. Ik, verbalisant [verbalisant] , klopte met mijn rechterhand op het raam van het portier en vroeg de bestuurder de deur open te maken. Hierop keek de man naar mij verbalisant en maakte een beweging waarmee hij kennelijk bedoelde aan te geven niet wist waar het over ging.
Ondertussen had de man zijn auto al gestart, en ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat
de man de auto een stukje rechts achteruit reed.
Vervolgens zag ik, verbalisant [verbalisant] , dat de man probeerde om de auto naar
voren weg te rijden. Ik, verbalisant [verbalisant] , heb vervolgens nog een paar keer op het raam van het portier geslagen met mijn platte hand en riep hierbij met luide stem "politie, maak open die deur" of woorden van gelijke strekking. Hierop reageerde de man niet.
Vervolgens zag ik dat de man weg reed bij de Shop.
Ik, verbalisant [verbalisant] , ben toen richting mijn dienstvoertuig gegaan.
Op het moment dat de man in de Audi wegreed, kwam ik, verbalisant [verbalisant] ,
aanrijden. Ik, [verbalisant] , zag dat een donkere Audi van het type A4 uitvoering sedan van het
pompeiland wegreed. Ik, [verbalisant] zag dat de genoemde Audi mijn richting inkwam. Ik,
[verbalisant] kwam tegengesteld over de verzorgingsplaats richting het pompeiland
aangereden. Ik, [verbalisant] , zag dat de Audi een u bocht maakte en met zeer hoge
snelheid wegreed richting de afrit van de rijksweg A27. De Audi reed dus
tegengesteld (spookrijdend) de autosnelweg op in de richting van Utrecht.
Ik, [verbalisant] , reed tot aan de afrit van de autosnelweg achter de verdachte Audi aan.
Ik, [verbalisant] , heb vervolgens de achtervolging gestaakt om niet spookrijdend op de
autosnelweg uit te komen. Ik, [verbalisant] , reed met een snelheid van ongeveer 120 kilometer per uur afgelezen van mijn snelheidsmeter. De verdachte Audi liep op mij, [verbalisant] uit en moet dus sneller dan 120 kilometer per uur hebben gereden alvorens hij de autosnelweg opreed. Ik, [verbalisant] , zag dat de verdachte Audi over de vluchtstrook met hoge snelheid wegreed. Ik, [verbalisant] zag dat het overige verkeer signalen gaf met hun lichten en moest uitwijken om een aanrijding te voorkomen.