ECLI:NL:RBOVE:2015:5129

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 november 2015
Publicatiedatum
18 november 2015
Zaaknummer
08/770048-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van kleinkind door grootvader met gevangenisstraf als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een grootvader die zich gedurende bijna anderhalf jaar schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn kleinkind. Het misbruik begon toen het slachtoffer acht jaar oud was en omvatte onder andere het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar. Daarnaast is er een meldplicht opgelegd en moet de verdachte zich verplicht laten behandelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft een lagere straf opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten die een grote impact hebben gehad op het slachtoffer en haar familie.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook rekening gehouden met de psychologische toestand van de verdachte, die zwakbegaafd is en verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank heeft de adviezen van deskundigen en de reclassering gevolgd en benadrukt dat de verdachte in behandeling moet blijven om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd op de verklaringen van het slachtoffer, getuigen en de verdachte zelf, en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft de strafoplegging gemotiveerd door te wijzen op de ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en de gevolgen die dit heeft voor haar verdere leven. De rechtbank heeft de beslissing genomen met het oog op zowel vergelding als de noodzaak van behandeling en begeleiding van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770048-14 (P)
Datum vonnis: 17 november 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1944 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 april 2015 en 3 november 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. H. Tadema, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van [geboortedag]
2011 tot 16 mei 2014 in de gemeente Deventer, in elk geval in Nederland, met
[slachtoffer] (geboren [geboortedag] 2005), die toen de leeftijd van
twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd,
die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen, althans
éénmaal, een vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gedrukt/gebracht;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van [geboortedag]
2011 tot 16 mei 2014 in de gemeente Deventer, in elk geval in Nederland,
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kleinkind en/of de aan zijn zorg
en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren
op [geboortedag] 2005, bestaande die ontucht hierin dat hij meermalen, althans
éénmaal, (al dan niet over de kleding heen) (over) de vagina, althans de
schaamstreek, van die [slachtoffer] heeft bevoeld en/of betast en/of
gewreven;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van [geboortedag] 2011 tot 16 mei 2014 in de gemeente Deventer, met [slachtoffer] (geboren [geboortedag] 2005), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans éénmaal, (al dan niet) over de kleding heen) voelen aan en/of betasten van en/of wrijven over de vagina, althans schaamstreek, van die [slachtoffer] .

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsman heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de ten laste gelegde gedragingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de ten laste gelegde periode heeft de raadsman aangevoerd dat niet is komen vast te staan hoe lang de ontucht heeft geduurd.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij één keer zijn vinger in de vagina van zijn kleindochter [slachtoffer] heeft gedaan . De rechtbank zal deze verklaring, de aangifte en de verklaring van [slachtoffer] voor het bewijs bezigen.
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft gepleegd, met dien verstande dat het seksueel binnendringen met de vinger éénmaal heeft plaatsgehad en dat de periode dient te worden beperkt tot de periode van 1 januari 2013 tot 16 mei 2014. De rechtbank verwijst in dit verband naar de verklaring van getuige [getuige] , inhoudende dat het misbruik in januari 2013 is begonnen en dat [slachtoffer] heeft aangegeven dat het zo’n anderhalf jaar aan de gang was, alsmede de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 april 2015, inhoudende dat het misbruik in 2013 zou hebben plaatsgehad.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de feiten 2 en 3 dat sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring heeft geleid. Ook ten aanzien van de feiten 2 en 3 is de rechtbank van oordeel dat de periode waarin de ontucht heeft plaatsgehad dient te worden beperkt tot de periode van 1 januari 2013 tot 16 mei 2014.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot 16 mei 2014 in de gemeente Deventer, met [slachtoffer] (geboren [geboortedag] 2005), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte éénmaal een vinger in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gedrukt/gebracht;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot 16 mei 2014 in de gemeente Deventer,
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2005, bestaande die ontucht hierin dat hij meermalen, (al dan niet over de kleding heen) over de schaamstreek, van die [slachtoffer] heeft bevoeld en betast en gewreven;
3.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot 16 mei 2014 in de gemeente Deventer, met [slachtoffer] (geboren [geboortedag] 2005), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, (al dan niet over de kleding heen) voelen aan en betasten van en wrijven over de schaamstreek, van die [slachtoffer] .
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 244, 247 en 249 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren een handeling plegen die bestaat uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2
het misdrijf: ontucht plegen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich gedurende bijna anderhalf jaar, schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn kleinkind, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam. Het misbruik begon toen het slachtoffer pas acht jaar oud was. Verdachte heeft op zeer verwerpelijke wijze misbruik gemaakt van de gelegenheid die hem tijdens het logeren van [slachtoffer] bij verdachte geboden werd door zich telkens weer te vergrijpen aan zijn kleinkind. Dit gebeurde terwijl de vader van [slachtoffer] of de grootmoeder in het huis aanwezig waren of wanneer verdachte alleen met [slachtoffer] was en niemand haar kon beschermen.
Door het seksueel misbruik is een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en is een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het vertrouwen dat een kleinkind in haar opa zou moeten kunnen stellen, is in ernstige mate door hem beschaamd. Juist ook omdat het misbruik bij verdachte thuis plaatsvond, is [slachtoffer] die veiligheid gedurende lange tijd niet geboden. Zij zal hetgeen haar overkomen is haar hele leven met zich meedragen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade toebrengt aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Dat de bewezenverklaarde feiten grote gevolgen hebben gehad – en nog steeds hebben – voor het slachtoffer en de rest van de familie, is ook gebleken uit de ter zitting namens haar voorgedragen slachtofferverklaring. Door het misbruik is de onbevangenheid van het gezin verdwenen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Als reactie op dergelijke feiten is uit oogpunt van vergelding in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een aanzienlijke omvang passend en geboden.
Er is, in het kader van deze strafzaak, over de persoon van verdachte gerapporteerd door
drs. H.A. Stierum, GZ-psycholoog, zoals blijkt uit het Pro Justitia rapport van 16 oktober 2015. Uit dit rapport komt naar voren dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid. Volgens de psycholoog is er sprake van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Het recidiverisico wordt geschat op matig.
Verdachte is thans in behandeling bij de Tender en neemt deel aan een groep beeldende therapie. Verdachte heeft enorme weerstand tegen deze vorm van behandeling en lijkt het nut ervan niet te snappen, hetgeen ook door verdachte ter zitting wordt bevestigd. Verdachte komt tot nu toe zijn afspraken bij de Tender na, maar het is de vraag hoe lang hij dit volhoudt aangezien door zijn weerstand het risico bestaat dat hij afhaakt. Het is van belang dat verdachte een behandeling gaat volgen die is toegesneden op het behandelen van mensen met een verstandelijke beperking die aansluit bij verdachte en hij zou hiervoor kunnen worden aangemeld bij Trajectum of een soortgelijke instelling, aldus de psycholoog.
De reclassering heeft d.d. 19 maart 2015 een reclasseringsadvies uitgebracht. Er wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden in de zin van een meldplicht en een behandelverplichting.
De rechtbank acht zich op basis van voornoemde rapporten voldoende geïnformeerd omtrent de persoonlijkheid en de geestvermogens van de verdachte voorafgaand aan en ten tijde van het gepleegde delict.
De rechtbank is van oordeel dat de deskundigen op goede gronden tot hun advies zijn gekomen en maakt het oordeel van de deskundigen tot het hare.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 5 maart 2015 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een zelfde feit met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
Voorts overweegt de rechtbank dat de bewezenverklaarde feiten 2 en 3 in eendaadse samenloop zijn gepleegd. Gelet op het bepaalde ter zake de eendaadse samenloop in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht houdt de rechtbank hiermee rekening bij de strafoplegging.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar en met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank motiveert dit als volgt: de gevolgen voor de verdachte van de strafzaak zijn aanzienlijk geweest in die zin dat hij in zijn persoonlijk leven bijna alles is kwijtgeraakt. Hoewel dit aan het gedrag van verdachte zelf te wijten is geweest is de rechtbank van oordeel dat het van belang is dat verdachte, die weer zal moeten kunnen resocialiseren, zo goed mogelijk wordt ingebed in een traject van begeleiding en hulpverlening om recidive te voorkomen. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf verbindt de rechtbank als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting zoals geadviseerd door de psycholoog en de reclassering. De rechtbank is zich ervan bewust dat als gevolg van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf een eventueel gestarte behandeling van verdachte wordt onderbroken. Gezien de ernst van de feiten en de impact ervan op het slachtoffer is er naar het oordeel van de rechtbank geen plaats voor een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf en weegt het belang van generale preventie en vergelding zwaarder dan het persoonlijke belang van verdachte dat door de rechtbank is meegewogen in de bepaling van de duur van het voorwaardelijk op te leggen deel van de gevangenisstraf.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 55 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren een handeling plegen die bestaat uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2
het misdrijf: ontucht plegen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. L.J. Bosch en mr. S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 november 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2014046220. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1
1
Het proces-verbaal aangifte van [aangever] , namens [slachtoffer] , van 23 mei 2014, pagina 29 t/m 41, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) A: Ik heb aan haar gevraagd: “zit hij ook daar?” Ik heb toen met mijn handen naar beneden gewezen naar mijn onderlichaam, tussen mijn benen. (…) Ik heb toen letterlijk gevraagd: “heeft hij in je onderbroek gezeten”. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen: “Ja, maar het lukte hem niet altijd want ik duwde hem weg.” (…) Ze vertelt dat opa met zijn hand in haar onderbroekje gaat en ik zag dat [slachtoffer] terwijl ze met haar benen wijd stond en met haar handje tussen haar benen en ik zag dat ze wrijf bewegingen maakte. Ik zag haar handje van voren naar achteren ging ter hoogte van haar vagina. Ze deed het dus voor. (…).”
2
Het proces-verbaal van studioverhoor van [slachtoffer] , van 4 juni 2014, pagina 41 t/m 49, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer] :
“(…) [slachtoffer] vertelt dat als opa over haar doos wrijft dat hij het hele stuk aan raakt dat doet hij met zijn hele hand. (…) [verbalisant] legt uit wat zij bedoelt en dan geeft [slachtoffer] aan dat opa er dan ingaat met zijn vinger, een klein stukje. [slachtoffer] verteld dat opa dat deed met zijn wijsvinger. (…).”
3
Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , van 23 juni 2014, pagina 81 t/m 94, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
“(…) V: [slachtoffer] heeft bij de politie verteld: ”Opa ging met zijn vinger een heel klein stukje in mijn vaginaatje.” (…) Wat is er gebeurd? (…) A: Een keer met het vingertje er in. (…).”
4.
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , van 3 juni 2014, pagina 52 t/m 57, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
“(…) V: Er schiet me nog een vraag te binnen. Wanneer zou dit voor het eerst gebeurd zijn. A: Begin vorig jaar, januari 2013. [slachtoffer] heeft zelf gezegd dat het zo’n anderhalf jaar aan de gang is en [verdachte] bevestigde dat. Ik heb dit ook aan [verdachte] gevraagd. Ik hoorde hem toen zeggen: “sinds begin vorig jaar”. Dat klopte dus precies met wat [slachtoffer] vertelde. (…).”
5.
Het proces-verbaal terechtzitting van de strafkamer zitting houdende te Zwolle van 14 april 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van verdachte [verdachte] :
“(…) Het heeft in 2013 plaatsgevonden toen [slachtoffer] acht jaar oud was. (…)”.
Ten aanzien van feit 2 en 3
1
Het proces-verbaal aangifte van [aangever] , namens [slachtoffer] , van 23 mei 2014, pagina 29 t/m 41, inhoudende de verklaring van aangeefster;
2
Het proces-verbaal van studioverhoor van [slachtoffer] , van 4 juni 2014, pagina 41 t/m 49, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
3
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , van 3 juni 2014, pagina 52 t/m 57, inhoudende de verklaring van getuige;
4.
Het proces-verbaal terechtzitting van de strafkamer zitting houdende te Zwolle van 14 april 2015, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] .