ECLI:NL:RBOVE:2015:5080

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 november 2015
Publicatiedatum
17 november 2015
Zaaknummer
08.730008-15, 08.221465-14 en 08.271698-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting en mishandeling in Deventer met TBS als maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 12 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot brandstichting en mishandeling. De verdachte heeft op 5 januari 2015 in Deventer geprobeerd een bedrijfspand in brand te steken door spiritus over een slachtoffer te spuiten en een aansteker ter hand te nemen. Dit gebeurde in aanwezigheid van meerdere personen, wat leidde tot een situatie van gemeen gevaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met voorbedachte rade handelde, waardoor hij werd vrijgesproken van poging tot moord, maar wel werd veroordeeld voor poging tot brandstichting. Daarnaast heeft de verdachte op 8 oktober 2014 een andere persoon met een hamer mishandeld en deze bedreigd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn geestelijke toestand, en legde de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging op. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met de maatregel van TBS, om het recidiverisico te reduceren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de noodzaak van behandeling van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.730008-15, 08.221465-14 en 08.271698-14 (P)
Datum vonnis: 12 november 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
nu verblijvende in het PPC Amsterdam te Amsterdam.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 april 2015 en 29 oktober 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 08.730008-15
Op 5 januari 2015 te Deventer heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te vermoorden, dan wel te doden door hem met een hoeveelheid spiritus te besprenkelen en deze vloeistof in brand te steken.
Parketnummer 08.221465-14
1.
Op 8 oktober 2014 te Deventer met een hamer op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen;
2.
Op 8 oktober 2014 te Deventer [slachtoffer 1] heeft bedreigd.
Parketnummer 08.271698-14
Op 4 december 2014 te Deventer [slachtoffer 2] tegen het hoofd heeft geslagen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
Parketnummer 08.730008-15
hij op of omstreeks 05 januari 2015, in de gemeente Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit,
- een hoeveelheid spiritus, althans enige brandbare vloeistof, heeft gegooid of uitgegoten of gesprenkeld in het gezicht en/of tegen en/of over het hoofd, en/althans het lichaam van genoemde [slachtoffer 1] , en/of (vervolgens)
- een aansteker ter hand heeft genomen (teneinde die spiritus, althans die vloeistof, en/of die [slachtoffer 1] in brand te steken), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 05 januari 2015, in de gemeente Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
- een hoeveelheid spiritus, althans enige brandbare vloeistof, heeft gegooid of uitgegoten of gesprenkeld in het gezicht en/of tegen en/of over het hoofd, en/althans het lichaam van genoemde [slachtoffer 1] , en/of (vervolgens)
- een aansteker ter hand heeft genomen (teneinde die spiritus, althans die vloeistof, en/of die [slachtoffer 1] in brand te steken), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 05 januari 2015, in de gemeente Deventer, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een perceel (bedrijfspand) aan de [adres] aldaar, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer in dat perceel (bedrijfspand) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in dat perceel (bedrijfspand) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, met dat opzet in dat perceel (bedrijfspand) een hoeveelheid spiritus, althans enige brandbare vloeistof, heeft gespoten en/of gesprenkeld en/of uitgegoten over een bureau en/of een tafel en/of de vloer en/of een of meer andere
goederen behorende tot de inventaris of inboedel van dat perceel(bedrijfspand), en/of (vervolgens) een aansteker ter hand heeft genomen (teneinde die spiritus, althans die vloeistof, en/of die goederen in brand te steken), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, nog meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 05 januari 2015, in de gemeente Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- een hoeveelheid spiritus, althans enige brandbare vloeistof, heeft gegooid of uitgegoten of gesprenkeld in het gezicht en/of tegen en/of over het hoofd, en/althans het lichaam van genoemde [slachtoffer 1] , en/of (vervolgens)
- een aansteker ter hand heeft genomen (teneinde die spiritus, althans die vloeistof, en/of die [slachtoffer 1] in brand te steken), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 08.221465-14
1.
hij op of omstreeks 8 oktober 2014 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf omaan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
opzettelijk (met kracht) met een hamer in/op/tegen diens gezicht/hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 8 oktober 2014 te Deventer [slachtoffer 1] heeft mishandeld door (met kracht) met een hamer in/op/tegen diens gezicht/hoofd te slaan;
2.
hij op of omstreeks 8 oktober 2014 te Deventer [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"ik maak je
dood en/of ik maak je dood, ik steek je huis in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 08.271698-14
hij op of omstreeks 4 december 2014 te Deventer [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het subsidiair ten laste gelegde met parketnummer 08.730008-15, het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde met parketnummer 08.221465-14 en het ten laste gelegde met parketnummer 08.271698-14 tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van het voorarrest.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd te gelasten dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging (verpleging van overheidswege) zal worden opgelegd.
Kortgezegd heeft de officier van justitie hiertoe (ten aanzien van het ten laste gelegde met parketnummer 08.730008-15) aangevoerd dat uit de aangifte en de diverse getuigenverklaringen kan worden vastgesteld dat verdachte op 5 januari 2015 de inhoud van meerdere flessen spiritus heeft gesprenkeld over aangever [slachtoffer 1] en een aansteker had meegenomen om de vloeistof aan te steken. Uit het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad, zodat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft door zijn handelen wel de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer 1] levensgevaarlijk zou verwonden, zodat het subsidiair ten laste gelegde – de poging tot doodslag - wel wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde met parketnummer 08.221465-14 heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de aangifte, de getuigenverklaringen en de letselverklaring volgt dat verdachte met een hamer aangever [slachtoffer 1] op zijn hoofd heeft geslagen en daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat het hoofd kwetsbaar is. Het onder 1 primair ten laste gelegde – poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel – kan wettig en overtuigend worden bewezen. Ook de onder 2 ten laste gelegde bedreiging kan wettig en overtuigend worden bewezen met uitzondering van de zinsnede ‘ik steek je huis in de fik’.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het ten laste gelegde met parketnummer 08.271698-14 aangevoerd dat gelet op de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige 1] wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 2] heeft mishandeld. Dat verdachte eerst zou zijn geslagen door [slachtoffer 2] wordt alleen door verdachte zelf verklaard en is niet vast komen te staan, zodat ook geen sprake is geweest van een noodweersituatie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde met parketnummer 08.730008-15 op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen.
Hiertoe heeft hij aangevoerd dat geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de inhoud van de flessen. Nu niet meer is vast te stellen dat in de flessen spiritus heeft gezeten moet verdachte van alle ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken. Ook ten aanzien van de aansteker van verdachte kan niet meer worden vastgesteld of deze op 5 januari 2015 werkte.
Mocht de rechtbank ervan uitgaan dat wel sprake is geweest van spiritus dan heeft de raadsman betoogd dat sprake is geweest van een ondeugdelijk middel, zodat verdachte van het meer subsidiair ten laste gelegde – de poging tot brandstichting – moet worden vrijgesproken.
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde met parketnummer 08.221465-14 betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken als de rechtbank de verklaring van verdachte geloofwaardig acht.
Verder heeft de raadsman van verdachte zich ten aanzien van het ten laste gelegde met parketnummer 08.271698-14 op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de mishandeling, gelet op de eigen verklaring van verdachte hierover. Daarbij blijkt ook uit het dossier niet dat sprake is geweest van pijn of letsel bij [slachtoffer 2] , zodat ook om die reden vrijspraak moet volgen.
Tot slot heeft de raadsman ten aanzien van de op te leggen straf en/of maatregel opgemerkt dat verdachte nooit eerder voor een geweldsmisdrijf is veroordeeld. De raadsman heeft zich ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde oplegging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van het ten laste gelegde met parketnummer 08.730008-15
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen kan worden geconcludeerd dat verdachte op 5 januari 2015 met een aantal flessen met daarin het opschrift spiritus en een aansteker naar een bedrijfspand van [bedrijf] te Deventer is gegaan en daarbij de vloeistof uit de flessen heeft gesprenkeld over aangever [slachtoffer 1] en een deel van de inboedel van het bedrijfspand. Vervolgens is verdachte door personen, die in het bedrijfspand aanwezig waren, overmeesterd en naar buiten gebracht, waarna de politie is gebeld.
Dit is primair ten laste gelegd als een poging tot moord, subsidiair als een poging tot doodslag, meer subsidiair als een poging tot brandstichting en nog meer subsidiair als een poging tot zware mishandeling.
Poging tot moord
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier niet bewezen is dat verdachte op 5 januari 2015 heeft gehandeld met voorbedachte raad - in de tenlastelegging nader uitgedrukt met de woorden “na kalm beraad en rustig overleg”- zodat verdachte van dit primair ten laste feit – de poging tot moord - vrijgesproken moet worden.
Poging tot doodslag
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of sprake is geweest van een poging tot doodslag. Hiervoor is vereist dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] .
Vast staat dat verdachte met een vloeistof over aangever [slachtoffer 1] heeft gespoten. De rechtbank is in tegenstelling tot de raadsman van oordeel dat uit de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen voldoende vast is komen te staan dat zich in de flessen die verdachte had meegenomen spiritus bevond. Zo stond op de flessen het opschrift spiritus en hebben diverse getuigen verklaard dat de vloeistof rook naar spiritus. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] verklaard dat de vloeistof blauw van kleur was en heeft aangever [slachtoffer 1] verklaard dat hij de vloeistof in zijn ogen kreeg en dat deze vloeistof branderig in zijn oog aanvoelde.
Op basis van het dossier is echter onvoldoende duidelijk in welke mate aangever [slachtoffer 1] met deze (brandbare) vloeistof is besprenkeld. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat aangever zodanig bespoten is, dat bij het vlam vatten daarvan een aanmerkelijke kans bestond dat aangever dodelijk verwond zou raken.
De rechtbank acht daarom het aan verdachte subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat zij verdachte hiervan zal vrijspreken.
Poging tot brandstichting
De rechtbank is van oordeel dat de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot brandstichting wel wettig en overtuigend kan worden bewezen en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft met spiritus over aangever [slachtoffer 1] gespoten en heeft vervolgens een aansteker in zijn hand genomen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat brand zou kunnen ontstaan en deze kans op de koop toe heeft genomen. Gelet op de aard van het middel, te weten spiritus, zijnde een licht ontvlambare stof, en het feit dat verdachte vervolgens een aansteker ter hand heeft genomen, is echter geen brand ontstaan, maar is wel sprake van een begin van uitvoering.
Uit het dossier volgt dat op het moment dat verdachte de spiritus spoot over aangever [slachtoffer 1] en over de in het bedrijfspand aanwezige meubels zich in het bedrijfspand nog meerdere personen en medewerkers van [bedrijf] aanwezig waren. De rechtbank is van oordeel dat op basis hiervan sprake is geweest van een situatie, waarbij levensgevaar voor (een) ander(en) en gemeen gevaar voor goederen te duchten was, nu dit naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest.
Ten aanzien van het ten laste gelegde met parketnummer 08.221465-14
Feit 1
De rechtbank concludeert op basis van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen dat verdachte op 8 oktober 2014 met een hamer tegen het hoofd van aangever [slachtoffer 1] heeft geslagen. De verklaring van verdachte dat hij de hamer alleen richting aangever [slachtoffer 1] heeft gegooid wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel en wordt daarom terzijde geschoven.
Het slaan met de hamer is primair ten laste gelegd als een poging tot zware mishandeling en subsidiair als een mishandeling.
Poging tot zware mishandeling
Gelet op het letsel van aangever, dat, hoewel er met een hamer op zijn hoofd is geslagen, relatief beperkt is gebleven, is de rechtbank van oordeel dat het slaan met de hamer door verdachte niet met zodanige kracht en intensiteit is geschied dat daarmee een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Zij acht daarom het onder primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Mishandeling
Verdachte heeft door met een hamer eenmaal te slaan op het hoofd van aangever [slachtoffer 1] bij aangever [slachtoffer 1] pijn en letsel veroorzaakt. Op basis van de zich in het dossier bevindende letselrapportage kan worden vastgesteld dat letsel is ontstaan aan het hoofd van aangever [slachtoffer 1] . Dat dat ook pijn heeft veroorzaakt volgt uit de anamnese in diezelfde rapportage en mag als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd. Gelet op alle feiten en omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde, te weten de mishandeling, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte op 8 oktober 2014 aangever [slachtoffer 1] heeft bedreigd. De rechtbank ziet dit bewijs in de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaring van getuige [getuige 3] die beiden hebben verklaard dat verdachte richting [slachtoffer 1] heeft geroepen ‘ik maak je dood’ of ‘ik ga je dood maken’. Naar het oordeel van de rechtbank is deze bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden gepleegd, dat bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte daadwerkelijk aangever dood wilde maken.
Op grond van de bewijsmiddelen kan echter niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte heeft geroepen ‘ik steek je huis in de fik’, zodat verdachte van dit gedeelte zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het ten laste gelegde met parketnummer 08.271698-14
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte op 4 december 2014 aangever [slachtoffer 2] heeft mishandeld. De rechtbank ziet dit bewijs in de aangifte van [slachtoffer 2] en de verklaring van getuige [getuige 1] , die beiden hebben verklaard dat verdachte aangever [slachtoffer 2] heeft geslagen. Uit de aangifte volgt dat aangever als gevolg van de klap een blauw en rood gekleurde linkerwang had, zodat sprake is van letsel.
De verklaring van verdachte dat hij heeft geslagen, omdat aangever [slachtoffer 2] hem eerst had aangevallen en had geslagen wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel in het dossier en wordt door de rechtbank dan ook niet aannemelijk geacht.
4.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair met parketnummer 08.730008-15 en onder 1 primair met parketnummer 08.221465-14 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het meer subsidiair met parketnummer 08.730008-15 tenlastegelegde, het onder 1 subsidiair en onder 2 met parketnummer 08.221465-14 tenlastegelegde en het met parketnummer 08.271698-14 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08.730008-15
Meer subsidiair
hij op 05 januari 2015 in de gemeente Deventer, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een perceel (bedrijfspand) aan de [adres] aldaar, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in dat perceel (bedrijfspand) aanwezige person(en), te duchten was, met dat opzet in dat perceel (bedrijfspand) een hoeveelheid spiritus heeft gespoten en/of gesprenkeld en/of uitgegoten over een bureau en een tafel en de vloer en een of meer andere goederen behorende tot de inventaris of inboedel van dat perceel(bedrijfspand), en vervolgens een aansteker ter hand heeft genomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 08.221465-14:
1. subsidiair:
hij op 8 oktober 2014 te Deventer [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met een hamer op diens hoofd te slaan;
2.
hij op 8 oktober 2014 te Deventer [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"ik maak je dood”;
Parketnummer 08.271698-14
hij op 4 december 2014 te Deventer [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze in het gezicht te stompen.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder het meer subsidiair met parketnummer 08.730008-15 tenlastegelegde, het onder 1 subsidiair en onder 2 met parketnummer 08.221465-14 tenlastegelegde en het met parketnummer 08.271698-14 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 157, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 08.730008-15:
Meer subsidiair:
het misdrijf:
poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
Parketnummer 08.221465-14:
Feit 1 subsidiair:
het misdrijf:
mishandeling;
Feit 2
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Parketnummer: 08.271698-14:
Het misdrijf:
mishandeling.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting in een bedrijfspand in Deventer waarbij personeelsleden en andere personen aanwezig waren. Door het ingrijpen van andere personen is het bij een poging gebleven. Brandstichting is echter hoe dan ook een ernstig feit en levert, naar algemene ervaringsregels, angstgevoelens op bij mensen die in de buurt aanwezig waren.
Naast de brandstichting heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling en een (doods)bedreiging van dezelfde persoon. Verdachte heeft tot slot nog een voor hem totaal onbekende persoon op de openbare weg mishandeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • een Pro Justitia rapport van het NIFP, locatie Pieter Baan Centrum d.d. 8 oktober 2015, opgemaakt door S. Labrijn psycholoog en D.C.W.H. Naus, psychiater;
  • een reclasseringsrapport Inforsa d.d. 9 april 2014, opgemaakt door de heer X. de Visser, reclasseringswerker en
  • het uittreksel justitieel documentatieregister d.d. 1 oktober 2015.
De deskundigen van het Pieter Baan Centrum hebben vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een waanstoornis. Tevens zijn er bij verdachte aanwijzingen voor cannabisafhankelijkheid en heeft hij narcistische persoonlijkheidskenmerken.
Geadviseerd wordt om verdachte voor alle ten laste gelegde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Daarnaast hebben de deskundigen vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ontbrekend ziekte-inzicht en van een daarmee samenhangend zeer beperkte veranderingscapaciteit. Daarbij is een waanstoornis in het algemeen een zeer moeilijk behandelbare aandoening. Het recidiverisico wordt dan ook ingeschat als hoog.
Geadviseerd wordt om aan verdachte een verplichte behandeling op te leggen binnen het kader van een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Tijdens een langdurige klinische opname binnen een tbs-kliniek zal geprobeerd moeten worden om door middel van medicamenteuze (dwang)behandeling de waanstoornis te behandelen, met daarnaast aandacht voor het middelengebruik van verdachte, met als doel daarmee de grootheid van verdachte en de achterdocht jegens anderen te verminderen en daarmee de agressie.
De rechtbank onderschrijft de inhoud van vorengenoemd rapport en maakt de daarin getrokken conclusies tot de hare.
De rechtbank concludeert dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en zal bij de strafoplegging daarmee rekening houden.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, omdat de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag welke straf of maatregel moet worden opgelegd om te bereiken dat het recidiverisico dat de verdachte in zich bergt, wordt gereduceerd tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau.
De rechtbank is op grond van de rapportage van de gedragsdeskundigen en op basis van wat tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat er, als gevolg van een ziekelijke stoornis van verdachtes geestvermogens, bij verdachte sprake is van een zodanig gevaar voor herhaling van soortgelijke delicten, dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling van verdachte en een in dat kader te realiseren intensieve klinische behandeling van verdachte eist. Uit de omtrent de verdachte opgemaakte rapporten blijkt dat verdachte geen ziektebesef en ziekte-inzicht heeft en tevens dat intrinsieke motivatie voor behandeling bij hem ontbreekt.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en gezien de persoon van verdachte, acht de rechtbank het niet verantwoord dat verdachte zonder dat dit gevaar in belangrijke mate is weggenomen terugkeert in de maatschappij. Bij verdachte is de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging dan ook nodig om het risico van gevaarlijke agressieve delicten jegens anderen in te dammen.
De rechtbank stelt vast dat het door de verdachte begane feit, de poging tot brandstichting, een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dat het door de verdachte begane feit, de bedreiging, een misdrijf betreft dat wordt genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht. Voor deze misdrijven is het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling dus mogelijk. Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, stelt de rechtbank vast dat één van de bewezen geachte feiten een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.
De rechtbank zal gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd met daarnaast oplegging van de gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is gevorderd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 37a, 37b en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder primair en subsidiair tenlastegelegde met parketnummer 08.730008-15 en het onder 1 primair tenlastegelegde met parketnummer 08.221465-14 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde met parketnummer 08.730008-15, het onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde met parketnummer 08.221465-14 en het tenlastegelegde met parketnummer 08.271698-14 heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder meer subsidiair tenlastegelegde met parketnummer 08.730008-15, onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde met parketnummer 08.221465-14 en het tenlastegelegde met parketnummer 08.271698-14 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
meer subsidiair:
het misdrijf:
poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten isen
poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
parketnummer 08.221465-14:
feit 1 subsidiair:
het misdrijf:
mishandeling;
feit 2:
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
parketnummer 08.271698-14:
het misdrijf:
Mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

maatregel

- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. G.A. Versteeg en mr. S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 november 2015.
Buiten staat
Mr. Milani is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08.730008-15:
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland IJsselland VVC locatie Deventer met registratienummer PL0600-2015007990. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2015 [1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
(…) Op 5 januari 2015 om ongeveer 13.00 uur was ik op mijn kantoor aan de [adres] in Deventer. (…) Ik stond rond dit tijdstip bij de printer in mijn kantoor. Deze staat als je binnenkomt gelijk aan de linkerkant van mijn kantoor. Op dit moment waren er ook (…) 2 stagiaires, 2, klanten en een normale medewerker.
Ik zag hem aankomen lopen door de deur en ik herkende deze man als [verdachte] .
Hij liep door de voordeur van mijn kantoor naar binnen en begon direct met een vloeistof te spuiten.(..) Dit was een blauwe bidon. Ik zag dat hij in eerste instantie de vloeistof op mij spoot en daarna in het rond ging spuiten in mijn kantoor. Ik voelde dat meneer [verdachte] mij in mijn rechter oog raakte en dat daar dus de vloeistof in kwam. Ik voelde dat mijn oog direct begon te branden en dit deed erg veel pijn. Verder kwam de vloeistof over mijn kleren heen.
Ik zag dat hij een linnen tas bij zich had en dat hij hier een tweede fles uit haalde en ook rond ging spuiten met vloeistof. Dit was ook een blauwe fles. Toen meneer de tweede fles uit zijn tas haalde rook ik de lucht uit de eerste fles. Dit leek erg op spiritus en hier was ik ook bang voor.
Ik zag dat [verdachte] de fles met twee handen uit kneep om zo de vloeistof er uit te laten spuiten. Klanten van mij hebben dit proberen tegen te houden dat meneer [verdachte] zijn tweede fles leeg spoot. Dit is helaas niet gelukt. Ik zag dat meneer [verdachte] zijn tweede fles ook de zaak rond spoot.
Hierna ben ik om de balie waar ik achter stond heengelopen hierna heb ik hem een paar klappen gegeven. (…) Hierna hebben wij [verdachte] naar buiten geduwd. (…)
Ik was er van overtuigd dat meneer [verdachte] mijn kantoor in de brand wilde steken. Ook ben ik er van overtuigd dat hij mij in de brand wilde steken want hij begon eerst de vloeistof over mij heen te spuiten. (…)
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 5 januari 2015 [2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 2] :
(..) Ik zag dat hij de inhoud van 1 blauwe fles over [slachtoffer 1] heen gooide.(..) Ik rook toen een sterke lucht die ik ken als zijnde spiritus. (..) Ik zag dat de vloeistof blauw van kleur was, omdat het op het laminaat lag.
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] d.d. 5 januari 2015 [3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 4] :
(…) Ik zat op maandag 05 januari 2015 omstreeks 12.45 uur op kantoor van [bedrijf] te Deventer. Ik was in gesprek met een klant. Op dat moment waren er verder nog op kantoor aanwezig 2 stagiaires, een oud werknemer genaamd [getuige 5] en de eigenaar [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] zat tegen over de ingang. De deur ging open en er kwam een man binnen welke ik alleen van gezicht ken. Ik weet dat er tegen deze man vaker aangifte is gedaan door [slachtoffer 1] .
Op het moment dat de man binnen kwam hoorde ik hem om [slachtoffer 1] roepen. Ik zag dat de man een fles met 2 handen vasthield. Ik zag dat hij de inhoud over [slachtoffer 1] en over het bureau en de vloer gooide. [slachtoffer 1] was helemaal nat. Hij was ook in het gezicht geraakt.
Daarna pakte de man nog een 2e fles en gooide dit over mijn tafel en over mij heen.(..)Het rook naar spiritus.
Op het moment dat hij met de 1e bus gooide hoorde ik de man iets roepen van: “ [slachtoffer 1] , ik steek je in de fik”, of woorden van gelijke strekking.
Nadat hij de 2e fles had leeggegooid stak hij zijn rechterhand in zijn zak en haalde daar een aansteker uit. Hij had de fles op dat moment in zijn linkerhand. Op dat moment heb ik hem vastgepakt omdat ik ook onder de spiritus zat en ik bang was dat hij iets aan zou steken.
Er kwamen op dat moment nog 2 klanten binnen welke hem ook hebben vastgepakt. (…)
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 5] d.d. 5 januari 2015 [4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 5] :
(..) Ik zag dat deze man met een vloeistof begon te gooien. Ik zag dat dit blauwe flessen waren. Ik rook dat dit spiritus was. Ik zag dat hij deze vloeistof door de hele zaak gooide en ook bij mensen in het gezicht spoot. Ik zag toen ineens dat hij een aansteker uit zijn jaszak pakte.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2015 [5] , voor zover inhoudende,
zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant of één van hunner:
(…) Op maandag 5 januari 2015, omstreeks 12.55 uur, werd verdachte [verdachte] , op de [adres] te Deventer, ter hoogte van perceel [nummer] aangehouden ter zake doodslag en brandstichting. De verdachte is geboeid en in de ambulance gezet in verband met verwondingen in het gezicht en aan zijn hoofd.
(…) Hierop ben ik, ingestapt in de ambulance en ben meegereden naar het Deventer
ziekenhuis. (…) Tijdens de rit hoorde ik, dat de verdachte [verdachte] , spontaan verklaarde dat hij, het helemaal zat was en dat hij klaar was met [bedrijf] . Hij verklaarde dat hij, de eigenaar [slachtoffer 1] in de fik wilde steken met die flessen spiritus die hij bij zich had.
In het ziekenhuis werd [verdachte] , behandeld en werd later in een wachtruimte gezet waar ik, de wacht hield. Ik hoorde dat [verdachte] , wederom verklaarde dat hij, [slachtoffer 1] in de fik had willen steken met die flessen spiritus. (…)
Parketnummer 08.221465-14:
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie regiopolitie IJsselland team Deventer-Centrum met registratienummer PL0400-2014084424. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 8 oktober 2014 [6] , voor zover inhoudende,
zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant of één van hunner:
(…) Op dinsdag 8 oktober 2014 (…) omstreeks 18.53 kregen wij de melding (…) om te gaan naar de [straat] in Deventer. Aldaar zou er door meerdere mensen met elkaar gevochten worden. In dit gevecht zou een hamer gebruikt worden. (…)
Toen wij uit ons voertuig stapten kwam er een vrouw naar ons toe lopen. (…)
Ik, verbalisant [verbalisant] , vroeg aan de vrouw wie er dan wel met de vechtpartij te maken had. Hierop wees zij een manspersoon aan. Ik, verbalisant [verbalisant] ben naar de aangewezen man toe gelopen (…). Ik, verbalisant [verbalisant] , heb de man naar zijn legitimatie gevraagd hier voldeed de man aan en hij overhandigde mij zijn paspoort. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat ik [verdachte] voor mij had staan. Ik heb [verdachte] gevraagd wat er allemaal gebeurd was. Ik, verbalisant [verbalisant] , hoorde [verdachte] zeggen: “Ik ben die klootzak helemaal zat. Die kleine tuinkabouter bedreigd mij al jaren. Ik ben dit zat en dus heb ik hem voor zijn bek geslagen met een hamer.” of woorden van gelijke strekking.
Terwijl [verdachte] dit zei zag ik hem naar een manspersoon wijzen. (…) Vervolgens ben ik, verbalisant [verbalisant] naar de persoon gelopen die door [verdachte] aangewezen werd. Ik hoorde deze persoon zeggen dat hij door die gek is aangevallen met een hamer en dat hij hierop die gek ook heeft geslagen. Terwijl hij dit zegt, zie ik dat hij naar het dienstvoertuig wijst waar ik zojuist verdachte [verdachte] in heb geplaatst. (…)
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 10 oktober 2014 [7] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
(…) Op woensdag 8 oktober 2014 werd ik omstreeks 19:00 uur gebeld door mijn moeder. (…) Op het moment dat mijn moeder mij belde was ik net vertrokken richting mijn woning.
Even nadat ik was vertrokken zag ik een jongen mij op de fiets tegemoet rijden. (..) Ik hoorde later van deze jongen dat hij de man die bij mijn woning was geweest daar van weg had gehaald. Achter de jongen op de fiets zag ik deze man, [verdachte] , ook in mijn richting lopen. Ik weet dat deze man [verdachte] heet, omdat ik al langer een conflict met hem heb. Vervolgens zag ik dat [verdachte] ineens een hamer uit een tas haalde. (…)
Ik zag eerst nog zijn beide handen en daarna zag ik dat hij ineens een hamer in zijn hand had. Ik weet niet meer in welke hand [verdachte] de hamer had.(..) Toen ging het heel erg snel. Ik zag dat [verdachte] de hamer uit de tas haalde en mij vervolgens direct ermee op mijn hoofd sloeg. De klap kwam zo’n 1 a 2 centimeter boven mijn linkeroog terecht. Ik zag dat [verdachte] op ongeveer een armlengte afstand van mij stond. Als gevolg van de klap werd het zwart voor mijn ogen. Vervolgens zag ik dat de jongen tussen mij en [verdachte] in kwam staan.
Na de slag heeft [verdachte] de hamer volgens mij laten vallen. Ik zag in ieder geval dat hij de hamer niet meer had. (…) Enkele momenten later voelde ik hevige pijn op mijn voorhoofd. Ook voelde ik mij misselijk. Ik voelde mij in ieder geval niet goed. Ook zag ik spikkels voor mijn ogen als ik ging liggen en ik voelde tintelingen op mijn hoofd. (…)
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [slachtoffer 1] d.d. 8 oktober 2014 [8] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [slachtoffer 1] :
(…) Ik was vanavond op mijn kantoor aan de [adres] . Omstreeks 19.30 uur ben ik vanaf mijn kantoor naar mijn woning gelopen. (..) Terwijl ik aan het telefoneren was, kwam er een jongen die ik ken op de fiets naar mij toe rijden. Deze jongen heet [getuige 3] .
Hij vertelde dat hij [verdachte] voor mijn woning had weggehaald en tegen hem had gezegd dat hij weg moest gaan.
[verdachte] kwam achter [getuige 3] aanlopen. Ik zag dat [verdachte] naar mij toe kwam lopen.
Hij begon te schreeuwen. Ik hoorde dat hij schreeuwde: “Ik maak je dood”. (…)
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] d.d. 8 oktober 2014 [9] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 3] :
(…) Ik liep langs het huis van de familie [slachtoffer 1] te Deventer. Ik hoorde een conflict.
Ik heb hem toen niet weggehaald maar begeleid, ik heb hem verder niet weg gehaald.
In de [straat] te Deventer zag ik [slachtoffer 1] , dat is een bekende van mij. Ik liep naar hem toe. Ik hoorde achter mij iemand aankomen rennen. Ik keek om en zag de verdachte aan komen rennen. Ik hoorde ik ga je dood maken. Ik zag dat de verdachte keek naar [slachtoffer 1] . Ik zag dat hij uit een rugtas een hamer pakte. Ik zag dat hij deze met kracht naar achteren bracht en vervolgens met kracht tegen het voorhoofd van [slachtoffer 1] bracht. Ik stond toen op 2 meter afstand van dit conflict. Ik zag dat de verdachte nog een keer de hamer naar achteren bracht. Ik pakte de arm van de verdachte vast en duwde deze tegen een auto. Ik hoorde dat hij zei tegen mij: “Kut turk, kanker turk”. (of woorden van gelijke strekking)
De blonde man met krullen is de verdachte waarover ik spreek in mijn verklaring. Ik zag dat bij meegenomen werd door de politie. (…)
Een letselrapportage van [slachtoffer 1] d.d. 9 oktober 2014 [10] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(..) Naam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
(..) De zwelling op het voorhoofd en op het onderbeen zijn onderhuidse bloeduitstortingen. Bloeduitstortingen worden veroorzaakt door de inwerking van stomp uitwendig geweld, zoals stompen, schoppen en stoten. (..) De zwelling op het voorhoofd en het onderbeen levert een score van 1 (licht) op op de AIS. Ik verwacht een vlot herstel, zonder nadelige gevolgen op langere termijn.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 oktober 2015 [11] :
Ik was op 8 oktober 2014 op weg naar een vriendin die was zwanger. We zouden een schilderij ophangen en ik had een klein hamertje bij me. Die vriendin woont vlakbij [slachtoffer 1] . Ik noem hem kabouter. Ik kwam twee dames en een werknemer van [bedrijf] tegen. Zij spraken mij aan en ik gaf weerwoord. Toen kwam die kabouter eraan en heb ik het hamertje uit de tas gehaald. Ik maakte met de hamer een slaande beweging en daarna lag de hamer op de grond.
Parketnummer 08.271698-14:
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland IJsselland tactische recherche met registratienummer PL0600-2014201968. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 4 december 2014 [12] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
(…) Ik was vandaag, donderdag 4 december 2014, omstreeks 20:15 uur, samen met een vriend, [getuige 1] , op mijn scooter onderweg naar de kebabzaak [kebabzaak] , aan het stationsplein te Deventer. Omstreeks 20:20 uur kwamen wij aan bij de kebabzaak. Ik zag dat de kebabzaak gesloten was. Ik zei toen kan nu niks eten en ook niet naar de wc.
Ik hoorde een man zeggen: dan ga je met je “kut” scooter naar huis, ga je daar naar de wc en nu oprotten. Ik ben naar de man toegelopen en vroeg wat is je probleem. De man zei ga nu met je “kut” scooter naar huis en doe daar je ding.
De man spuugde uit het niets op mijn scooter. Ik werd boos en vroeg aan hem: “wat is je probleem”. Ik stond op dat moment op een halve meter van de man af. Hierop spuugde de man in de richting van mij. Ik vermoed dat hij raak spuugde maar ik weet niet of hij mij geraakt heeft. Hierop heb ik de man in zijn gezicht gespuugd.
Ik zag dat de man ineens met zijn rechtervuist uithaalde. Ik zag dat de man met zijn rechtervuist een slaande beweging in de richting van mijn gezicht maakte. Ik voelde dat zijn rechtervuist mij op mijn linkerwang raakte.
Ik heb de man hierop van mij afgeduwd. Uit een reflex wilde ik de man slaan maar ik heb mijn ingehouden. Ik zag dat de man wegliep. (…) Ik zag dat de man in de Starbucks zat. (…) Ik hoorde een medewerker van de Starbucks zeggen dat mijn linkerwang rood en blauw was. Dit was voor de klap op mijn gezicht nog niet zo. (…)
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 4 december 2014 [13] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 1] :
(…) Op donderdag 4 december 2014 omstreeks 22.30 uur was ik samen met mijn vriend [slachtoffer 2] op de snorfiets naar het station van Deventer gegaan. (…) Wij zagen toen dat de dönerzaak gesloten was. Wij stonden voor het pand, toen mijn vriend tegen mij zei, ik kan niet meer, ik moet naar de wc en dat kan hier niet. Er stond een man met blond/grijs haar voor de Starbucks die toen naar ons riep “pak je scooter en ga oprotten naar huis en ga daar naar de wc”. Ik zei toen tegen de man, pardon, want ik vond het niet kunnen wat de man zei. Hij herhaalde nogmaals bovenstaande en begon toen naar ons te spugen. Hij spuugde vooral naar mijn vriend want die stond bij hem in de buurt op ongeveer 50 cm afstand. Mijn vriend spuugde terug en toen sloeg deze man mijn vriend. (..) De man stond al voor de Starbucks toen wij kwamen aanrijden.
(…) Wij (…) zagen dat de man die mijn vriend geslagen had binnen bij de starbucks zat. Signalement man:
Blond/grijs krullend haar
1.80/1.85 lang
donkere broek
bruin lederen jas (…)
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 oktober 2015 [14] :
Ik kan mij nog herinneren dat ik op 4 december 2014 buiten de Starbucks te Deventer stond te roken. Die kabouter had een scooter voor de Starbucks staan en maakte heel veel kabaal. Agressieve turken noem ik kabouters. Die kabouter moest pissen en ik zei dat hij naar huis moest om te pissen. Hij gaf mij meteen een grote bek en ik zei dat hij moest opsodemieteren. Hij trok zijn jas uit en kwam op mij af. Toen heb ik hem een klap gegeven. Ik heb ongetwijfeld gespuugd. Starbucks heeft toen de beveiliging gebeld.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2015, pag. 14 en 15.
2.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 5 januari 2015, pag. 17.
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 5 januari 2015, pag. 19.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] d.d. 5 januari 2015, pag. 23.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2015, pag. 37.
6.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 8 oktober 2014, pag. 12 en 13.
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 10 oktober 2014, pag. 28 en 29.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 oktober 2014, pag. 32.
9.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 8 oktober 2014, pag. 40.
10.Letstelrapportage van GGD IJsselland d.d. 9 oktober 2015 opgemaakt door W.L.J.M. Duijst, forensisch arts, pag. 8 en 9.
11.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 oktober 2015.
12.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 4 december 2014, pag. 3 en 4.
13.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 4 december 2014, pag. 5.
14.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 oktober 2015.