ECLI:NL:RBOVE:2015:4994

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 oktober 2015
Publicatiedatum
11 november 2015
Zaaknummer
C/08/176215 / KG ZA 15-302
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van percelen in het kader van een bruikleenovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, is een kort geding aan de orde waarin eisers, eigenaren van twee percelen, vorderen dat gedaagden, die gebruik maken van deze percelen, deze binnen veertien dagen na betekening van het vonnis ontruimen. De eisers hebben de bruikleenovereenkomst met gedaagden opgezegd, omdat het gebruik van de percelen door gedaagde 1 in strijd is met het bestemmingsplan van de gemeente. Gedaagde 1 exploiteert een timmerbedrijf en heeft zonder de benodigde vergunningen bouwwerken en opslagruimten op de percelen geplaatst.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een illegale situatie, waarbij gedaagde 1 goederen en bouwwerken op de percelen heeft opgeslagen. De rechter oordeelt dat het spoedeisend belang van eisers bij ontruiming evident is, omdat de gemeente hen heeft gewaarschuwd voor mogelijke sancties. Gedaagden hebben verweer gevoerd, stellende dat er geen bruikleenovereenkomst maar een huurovereenkomst zou zijn, maar de rechter oordeelt dat dit niet ter zake doet in het kader van de vordering tot ontruiming.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van eisers toegewezen, met de bepaling dat gedaagde 1 de percelen uiterlijk op 30 november 2015 moet ontruimen. Tevens is een dwangsom opgelegd voor elke dag dat gedaagde 1 in gebreke blijft. De vorderingen tegen gedaagde 2 zijn afgewezen, en gedaagde 1 is veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 30 oktober 2015 in Almelo.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/176215 / KG ZA 15-302
datum vonnis: 30 oktober 2015 (jk)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. [eiser 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat: mr. J.A.A.M. Rupert te Haaksbergen,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. [gedaagde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
in persoon verschenen.
Eisers zullen hierna worden aangeduid als ‘ [eiser 1] ’ en ‘ [eiser 2] ’ en gedaagden als ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, inclusief producties
- de pleitnota van gedaagden
- de mondelinge behandeling.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
In deze zaak staat het navolgende vast.
2.2.
Eisers zijn eigenaren van het perceel aan de [adres 1] te [plaats] , kadastraal bekend gemeente [X] , [nummer 1] , alsmede het perceel aan de [adres 2] , voorheen hoek [adres 3] , kadastraal bekend gemeente [X] , [nummer 2] (hierna: ‘de percelen’).
2.3.
[gedaagde 1] exploiteert een timmerbedrijf.
2.4.
Bij brief van 26 maart 2015 heeft de gemeente [X] [eiser 1] , voor zover hier van belang, het navolgende medegedeeld:
In het verleden is u en uw broer (de heer [gedaagde 1] ) al meerdere malen meegedeeld dat het gebruik van het perceel [adres 1] (….) en het perceel grenzend aan de [adres 2] hoek [adres 3] (…) ten behoeve van het timmerbedrijf van de heer [gedaagde 1] in strijd is met de bestemmingsplanvoorschriften.
Door beide percelen en een aantal daarop aanwezige gebouwen te gebuiken ten behoeve van het timmerbedrijf wordt gehandeld in strijd met het bestemmingsplan “Buitengebied [X] ” en wordt gehandeld in strijd met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. (…)
Tevens zijn er een aantal bouwwerken geplaatst zonder de daarvoor benodigde omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. (…)
2.5.
Eisers hebben bij aangetekende brief van 26 mei 2015 de overeenkomst tot bruikleen met betrekking tot het gebruik van de percelen en de zich daarop bevinden opstallen met
[gedaagde 1] per 24 juni 2015 opgezegd. Meer in het bijzonder hebben eisers verzocht om alle door gedaagden geplaatste bouwwerken, keten, containers, machines en opgeslagen hout en materialen ten behoeve van het timmerbedrijf te verwijderen voor laatstgenoemde datum. Op dit verzoek is door gedaagden niet gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen - kort samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden te veroordelen om de (door hen in gebruik zijnde) percelen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te verlaten en te ontruimen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom, desnoods met behulp van de sterke arm, met veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure.
3.2.
Gedaagden voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van het gevorderde.
4.2.
De kern van het onderhavige geschil is de vraag of gedaagden gehouden zijn de percelen en de zich daarop bevindende opstallen te ontruimen zodat een en ander weer in overeenstemming is met het bestemmingsplan van de gemeente [X] .
4.3.
Eisers hebben daartoe aangevoerd dat sprake zou zijn van een bruikleenovereenkomst met betrekking tot de percelen en zich daarop bevindende schuur en overige opstallen, welke mondeling zou zijn overeengekomen tussen [eiser 1] en [gedaagde 1] . In goed overleg is overeengekomen dat [gedaagde 1] - hobbymatig - gebruik mocht maken van de schuur die zich bevindt op het perceel aan de [adres 1] . In de loop van de tijd kreeg dit gebruik echter steeds meer een bedrijfsmatig karkater en werd het gebruik ook uitgebreid in die zin dat er ook uitpandig goederen werden gestald en het verderop gelegen perceel aan de [adres 2] hoek [adres 3] in gebruik werd genomen. Voorts werden er, zoals ook blijkt uit de overgelegde foto’s, allerlei bouwwerken uitgestald en containers geplaatst die als kantoor fungeren. Daarmee handelen gedaagden in strijd met het geldende bestemmingsplan voor het buitengebied van [X] met als gevolg dat de gemeente eisers nu wederom aanspreekt op de voortdurende illegale situatie waarbij de gemeente heeft aangekondigd dat eisers een last onder dwangsom zal worden opgelegd als de percelen niet worden opgeruimd.
4.4.
Gedaagden hebben zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een bruikleenovereenkomst maar van een huurovereenkomst, waarbij is overeengekomen dat zij gebruik mochten maken van de percelen en opstallen en in ruil daarvoor zouden zij het erf onderhouden en ramen/kozijnen repareren of vervangen waar nodig. Voorts hebben gedaagden betoogd dat [gedaagde 2] in tegenstelling tot hetgeen eisers stellen helemaal geen goederen op de percelen heeft opgeslagen, zodat de vorderingen jegens haar ongegrond zijn.
4.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat in voldoende mate vast dat [gedaagde 1] al dan niet in het kader van de exploitatie van zijn timmerbedrijf gebruik maakt van de percelen en de zich daarop bevindende opstallen, meer in het bijzonder heeft hij op de percelen goederen, bouwwerken, machines en (zee)containers opgeslagen dan wel gestald waardoor sprake is van een illegale situatie althans een situatie die niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan. Wat er ook zij van het betoog van gedaagden, of er sprake is van een bruikleen- dan wel huurovereenkomst doet in dit geding niet ter zake. Nu [gedaagde 1] desgevraagd - naar aanleiding van de door eisers overgelegde foto’s - ter mondelinge behandeling heeft bevestigd dat hij ten behoeve van zijn timmerbedrijf inderdaad gebruik maakt van de percelen en opstallen zoals hiervoor omschreven is daarmee evident dat eisers belang hebben bij hun vordering tot opruiming teneinde een last onder dwangsom te voorkomen. De gevorderde voorzieningen zullen dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat, gelet op de onweersproken verklaring van [gedaagde 1] , deze slechts toewijsbaar zijn jegens [gedaagde 1] en de vorderingen jegens [gedaagde 2] zullen worden afgewezen. De gevorderde dwangsom zal voorts worden gemaximeerd als hierna te melden.
4.6.
Voorts heeft [gedaagde 1] verklaard dat hij reeds begonnen is met opruimwerkzaamheden maar dat hij nog minstens een periode van een zes maanden nodig heeft om de overige goederen, containers en bouwwerken en dergelijk op te ruimen omdat hij op zoek zal moeten naar andere percelen om deze daar onder te brengen. De voorzieningenrechter acht de gevorderde ontruimingstermijn van veertien dagen te kort gelet op de omvang van hetgeen op de percelen is gestald, maar de door [gedaagde 1] verzochte termijn komt weer te ruim voor en zal dan ook bepalen dat ontruimd dient te worden voor
1 december 2015.
4.7.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen bewerkstelligen zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) overbodig is.
4.8.
[gedaagde 1] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. wijst af de vorderingen jegens [gedaagde 2] .
II. veroordeelt [gedaagde 1] om de door hem in gebruik zijnde percelen en opstallen staande en gelegen aan de [adres 1] en [adres 2] hoek [adres 3] te [X] uiterlijk
30 november 2015 te verlaten en te ontruimen met al het zijne en de zijnen.
III. bepaalt dat [gedaagde 1] voor iedere dag of gedeelte van een dag dat hij in strijd handelt met het onder II. bepaalde, aan eisers een dwangsom verbeurt van EUR 500,- per overtreding en EUR 500,- per dag dat de overtreding voortduurt, tot een maximum van
EUR 25.000,-;
IV. veroordeelt [gedaagde 1] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van eisers begroot op € 379,19 aan verschotten en € 816,- aan salaris van de advocaat.
V. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
VI. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.