ECLI:NL:RBOVE:2015:4959

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 november 2015
Publicatiedatum
9 november 2015
Zaaknummer
08.760169-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na niet-naleving van meldplicht en behandelingen

De rechtbank Overijssel heeft op 9 november 2015 uitspraak gedaan in een zaak waarin een 22-jarige man werd geconfronteerd met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden. De man had zich niet gehouden aan zijn meldplichtafspraken en zijn behandelingen waren niet van de grond gekomen. Tijdens de zitting gaf hij aan niet mee te willen werken aan een aanmelding voor een beschermd woontraject, maar verklaarde tegelijkertijd de resterende gevangenisstraf te willen uitzitten.

De rechtbank oordeelde dat de man zich niet had gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke veroordeling waren verbonden. Hij was op meerdere meldplichtafspraken niet verschenen en had dreigende uitspraken gedaan tegen zijn toezichthouders. Ondanks eerdere pogingen om hem te begeleiden naar een beschermde woonsetting, weigerde hij deze hulp en gaf hij aan liever in de gevangenis te blijven.

De officier van justitie had verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, en de rechtbank besloot deze vordering integraal toe te wijzen. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de man in de toekomst wel zou voldoen aan de opgelegde voorwaarden. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 14g, 14h, 14i en 14j van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de reclassering werd opgedragen toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de man te begeleiden in zijn behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Locatie Zwolle
Parketnummer : 08.760169-13
Datum : 9 november 2015

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling

op de op 8 oktober 2015 ter griffie ingekomen vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle d.d. 14 november 2013 aan

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],
thans verblijvende te PI Arnhem, locatie Arnhem Zuid,
opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarbij de proeftijd is bepaald op 3 jaren en als bijzondere voorwaarden zijn gesteld dat
  • de veroordeelde na een schriftelijke oproep een afspraak zal maken voor het toezichtspreekuur bij Reclassering Nederland, locatie Zwolle, en zich vervolgens zal blijven melden zo frequent als de reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
  • de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van 3 jaar zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
  • de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen bij polikliniek De Tender of soortgelijke ambulante forensische zorg, teneinde zich te laten behandelen voor zijn gedrag, vaardigheden, denkpatronen en emotioneel welzijn, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Reclassering wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is aan de veroordeelde toegezonden.
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2015.
De officier van justitie, mr. E. Ter Braak, de veroordeelde en zijn raadsman, mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle, en de heer A. van Putten, reclasseringswerker, zijn op de vordering gehoord.
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de vordering.
De raadsman van de veroordeelde heeft partiële toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling bepleit, waarbij de bijzondere voorwaarden in stand worden gelaten.
OVERWEGINGEN
Uit de stukken van het dossier waaronder een ‘Advies aan opdrachtgever toezicht Tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf’ van het Leger des Heils d.d. 15 oktober 2015 en hetgeen bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting van 26 oktober 2015 naar voren is gebracht is gebleken dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft
nageleefd.
Gebleken is dat veroordeelde op 26 maart 2015 en 9 april 2015 niet op zijn meldplichtafspraak is verschenen, waarna hij een officiële waarschuwing heeft ontvangen.
In de maanden mei tot en met juli 2015 is veroordeelde wel op zijn meldplichtafspraken verschenen, maar op 3 augustus 2015 is hij wederom niet op komen dagen. Op 4 augustus 2015 heeft er alsnog een gesprek met veroordeelde plaatsgevonden, waarin hij ermee is geconfronteerd dat gemaakte afspraken en trajecten niet goed verlopen. In emotionele toestand, waarbij hij dreigende uitspraken heeft gedaan, is het gesprek door veroordeelde beëindigd. Veroordeelde heeft verder te kennen gegeven liever ‘vast te zitten’ dan dat hij tot een verblijf in een beschermde woonsetting wordt gedwongen.
Op 16 september 2015 komt bij de politie een melding binnen van een vechtpartij tussen veroordeelde en zijn broer, waarvan aangifte is gedaan. Vanaf dat moment is veroordeelde niet meer verschenen op zijn afspraken bij Limor en bij de geplande behandelafspraken. Gelet op het verloop van het toezicht ziet de reclassering de aanmelding van veroordeelde voor opname binnen een beschermde woonsetting als de enige nog haalbare interventie om huidige patronen te kunnen doorbreken.
Uit de gegeven toelichting ter zitting van de heer A. van Putten, reclasseringswerker, is gebleken dat het reclasseringstoezicht en behandelingen niet van de grond zijn gekomen, dat thans al het mogelijke is geprobeerd en dat een beschermde woonvorm, waarin een verdergaande mate van structuur wordt geboden – gelet op de draagkracht van veroordeelde – als de enige nog haalbare interventie wordt beschouwd, maar dat veroordeelde een verblijf in een dergelijke woonvorm pertinent blijft weigeren. Desgevraagd door de rechtbank heeft veroordeelde ter terechtzitting verklaard dat hij totaal geen vertrouwen (meer) heeft in begeleiding en dat hij aanmelding voor een beschermde woonvorm absoluut niet zit zitten. Hij heeft tegelijkertijd ter terechtzitting verklaard de resterende acht maanden gevangenisstraf uit te willen zitten, ook nadat het onderzoek ter terechtzitting, gelet op de emotionele toestand van veroordeelde en op verzoek van zijn raadsman, voor korte duur onderbroken is geweest.
De rechtbank stelt op grond van de stukken van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld vast dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan zijn meldplichtafspraken, dat behandelingen niet van de grond zijn gekomen en dat veroordeelde zich bovendien in dreigende bewoordingen heeft uitgelaten jegens zijn toezichthouder(s). Ter terechtzitting heeft veroordeelde onomwonden en ondubbelzinnig te kennen gegeven dat hij op geen enkele wijze mee zal werken aan een aanmelding voor een beschermd woontraject. Tegelijkertijd heeft veroordeelde verklaard dat hij de nog resterende acht maanden gevangenisstraf uit wil zitten. Bij die stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de officier van justitie toegewezen dient te worden. De rechtbank ziet, gelet op de door veroordeelde gedane uitlatingen en zijn houding ter terechtzitting, geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat veroordeelde zich in een later stadium wel zal houden aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden. De vordering wordt derhalve integraal toegewezen.
De rechtbank heeft bij de beslissing gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i en 14j van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank wijst de vordering toe.
De rechtbank gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle d.d. 14 november 2013, te weten
een gevangenisstrafvoor de duur
van 8 (acht) maanden.
Aldus gedaan door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, en mrs. G.H. Meijer en J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.R.J. Aink als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2015.