ECLI:NL:RBOVE:2015:4899

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 november 2015
Publicatiedatum
3 november 2015
Zaaknummer
08/730291-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en elektriciteitsdiefstal in Enschede met levensgevaarlijke gevolgen

Op 3 november 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het in bedrijf hebben van een hennepkwekerij van aanzienlijke omvang in zijn woning te Enschede. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de kwekerij brand is ontstaan, wat levensgevaar voor anderen met zich meebracht. De verdachte had bij het opzetten van de hennepkwekerij kennelijk alleen financieel gewin voor ogen en negeerde de ernstige gevolgen van zijn handelen voor anderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk vernielen van een elektriciteitswerk, het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk en een taakstraf van 200 uur geëist. De rechtbank legde uiteindelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van drie jaar, en een werkstraf van 200 uur. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte, die niet eerder voor strafbare feiten was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de risico's van illegale hennepteelt en de gevolgen daarvan voor de volksgezondheid en de veiligheid.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730291-15
Datum vonnis: 3 november 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1980 in [geboorteplaats] (Syrië),
wonende in [woonplaats] , [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mw. mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
samen met een ander of alleen een elektriciteitsmeter heeft vernield, waardoor gevaar is ontstaan voor goederen en personen, dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest;
feit 2:
samen met een ander of alleen een hennepkwekerij heeft gehad, dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest;
feit 3:
samen met een ander dan wel alleen elektriciteit heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015
tot en met 7 mei 2015 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk enig elektriciteitswerk, te weten een zogenoemde
elektriciteitsmeter voor de stroomvoorziening in een pand/flatwoning,
(gelegen aan de [adres 2] ) heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of een stoornis in de gang of de werking van die elektriciteitsmeter heeft veroorzaakt en/of een of meer veiligheidsmaatregelen ten opzichte van die elektriciteitsmeter
heeft verijdeld, door opzettelijk een of meer zegels in/van de huisaansluitingskast te verwijderen en/of de deksel van de aansluitkast te verwijderen en/of een (elektriciteits)kabel
op/aan de (boven)kant van de) zekering(en) aan te sluiten en/of een of meer
zwaardere hoofdverzekering(en) in de aansluitkast te plaatsen en/of (daarbij)
een of meer ondeuglijke (snoer)leiding(en) en/of ader(s) te gebruiken en/of
aan te leggen, waardoor verhindering en/of bemoeilijking van stroomlevering ten algemenen
nutte is ontstaan en/of er gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die (flat)woning en/of een of meer andere (flat)woning(en), althans een appartementencomplex en/of in de voornoemde woning(en) aanwezige goederen en/of er levensgevaar voor een ander of anderen in die (flat) woning(en), althans een appartementencomplex te duchten was;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van
1 januari 2015 tot en met 7 mei 2015 te Enschede, opzettelijk een electriciteitswerk (een zogenoemde elektriciteitsmeter voor de stroomvoorziening in een pand/(flat)woning gelegen aan de [adres 2] ) heeft/hebben vernield, beschadigd, onbruikbaar heeft/hebben gemaakt en/of een stoornis in de gang en/of in de werking van dat elektriciteitswerk heeft/hebben veroorzaakt en/of een ten opzichte van dat elektriciteitswerk
genomen veiligheidsmaatregel heeft/hebben verijdeld, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, althans daardoor verhindering en/of bemoeilijking van de stroomlevering ten algemene nutte is ontstaan, immers heeft/hebben die onbekend gebleven persoon/personen in dat pand/die (flat)woning een of meer zegels in/van de huisaansluitingskast verwijderd en/of de deksel van de aansluitkast verwijderd en/of een (elektriciteits)kabel op/aan de (boven)kant van de) zekering(en) aangesloten en/of een of meer zwaardere hoofdverzekering(en) in de aansluitkast geplaatst en/of (daarbij) een of meer
ondeuglijke (snoer)leiding(en) en/of ader(s) gebruikt en/of aangelegd, waardoor verhindering en/of bemoeilijking van stroomlevering ten algemenen nutte is ontstaan en/of er gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die (flat)woning en/of een of meer andere (flat)woning(en), althans een appartementencomplex en/of in de voornoemde woning(en) aanwezige goederen en/of er levensgevaar voor een ander of anderen in die (flat)
woning(en), althans een appartementencomplex te duchten was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 7 mei 2015 te Enschede, in elk geval in Nederland, opzettelijk
gelegenheid, middelen, en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzetttelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk aan die onbekend gebleven persoon/personen bovenbedoeld
pand/woning (voor de teelt/het kweken van hennepplanten en aanleggen van
voornoemde electriciteitsomlegging) ter beschikking te stellen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 7 mei 2015 te
Enschede tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand/flatwoning, gelegen aan de [adres 2] )
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 450 hennepplanten ,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van
1 januari 2015 tot en met 7 mei 2015 te Enschede met elkaar, althans één van
hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand
aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 450 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte
in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 7 mei 2015 te
Enschede, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend
gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van
hennepplanten ter beschikking te stellen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 7 mei 2015 te
Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een electriciteits
meterkast in een (flat)woning (gelegen aan de [adres 2] )
heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V. , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen electriciteit onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van
3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van het voorarrest.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Eenheid Oost Nederland, district Twente, registratienummer PL0600-2015318287 Z van 1 juli 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt verwezen naar de bladzijden van de in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde personen opgemaakte processen-verbaal.
5.1.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
Zowel de officier van justitie als de verdediging stellen zich op het standpunt dat de in de tenlastelegging onder 1 en 2 genoemde feitelijke gedragingen bewezen kunnen verklaard. Anders dan de officier van justitie, die van mening is dat de feiten moeten worden gekwalificeerd als “medeplegen” , is de verdediging van mening dat verdachte’s aandeel in de feiten zodanig is geweest dat sprake is van “medeplichtigheid”. Nu de verdediging geen standpunt heeft ingenomen over de in feit 3 ten laste gelegde deelnemersvariant, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdediging zich op dit punt refereert aan het oordeel van de rechtbank.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten bewezen.
Als bewijs daarvoor gelden:
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 oktober 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;
2. het proces-verbaal van bevindingen van 8 mei 2015, pagina’s 11 en 12;
3. het proces-verbaal sporenonderzoek van 28 mei 2015, pagina’s 41 t/m 45;
4. een aangifteformulier van 27 mei 2015, pagina’s 74 en 75.
De rechtbank is van oordeel dat kan worden volstaan met deze (korte) opgave van de bewijsmiddelen, nu verdachte de in de bewezenverklaring genoemde feitelijke gedragingen heeft bekend. Met betrekking tot de vraag hoe die gedragingen gekwalificeerd dienen te worden overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode in zijn woning een hennepplantage heeft gehad en dat er in die woning op 7 mei 2015 ten gevolge van een ondeugdelijk ingericht elektriciteitsnetwerk, die de kwekerij van stroom voorzag, brand is ontstaan. Bij de politie heeft verdachte verklaard eigenaar te zijn van de kwekerij. In verband met het opzetten van de kwekerij heeft verdachte, naar zijn zeggen, zijn huissleutel aan een onbekende Turkse man gegeven en hem de vrije toegang tot zijn woning verleend. Verdachte heeft vooraf een geldbedrag van die Turkse man gekregen en verdachte ging dagelijks naar de zolderruimte om te zien of de planten gegroeid waren. De Turkse man had hem bovendien een geldbedrag in het vooruitzicht gesteld indien er geoogst zou worden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met vorenstaande gedragingen een zodanige significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de exploitatie van de hennepkwekerij, dat kan worden gezegd dat voor wat betreft de feiten onder 1 en 2 telkens sprake is van medeplegen.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 7 mei 2015 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk enig elektriciteitswerk, te weten een zogenoemde elektriciteitsmeter voor de stroomvoorziening in een pand/flatwoning,
(gelegen aan de [adres 2] ) heeft vernield, door opzettelijk zegels in de huisaansluitingskast te verwijderen en de deksel van de aansluitkast te verwijderen en een elektriciteitskabel aan de bovenkant van de zekeringen aan te sluiten en
zwaardere hoofdverzekeringen in de aansluitkast te plaatsen en ondeugdelijke snoerleidingen en aders te gebruiken en aan te leggen, waardoor verhindering van stroomlevering ten algemenen nutte is ontstaan en er gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die flatwoning en andere flatwoningen en in de voornoemde woningen aanwezige goederen en er levensgevaar voor anderen in die flatwoningen duchten was;
2.
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 7 mei 2015 te
Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld (in een pand/flatwoning, gelegen aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van in totaal ongeveer 450 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 7 mei 2015 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een elektriciteitsmeterkast in een flatwoning (gelegen aan de [adres 2] )
heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis B.V., waarbij verdachte en zijn mededader die weg te nemen elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan in zoverre zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 161 bis jo. artikel 47 Sr. Het onder 2 primair bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet jo. artikel 47 Sr. Het onder 3 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 311 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk enig elektriciteitswerk vernielen, terwijl daardoor verhindering van stroomlevering ten algemene nutte ontstaat en gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel;
feit 3
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het in bedrijf hebben van een hennepkwekerij van een aanmerkelijk omvang in zijn woning te Enschede. Het is algemeen bekend dat drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Door het produceren van deze middelen heeft verdachte voorts bijgedragen aan de instandhouding van een circuit van veelal met illegale hennepteelt gepaard gaande andere criminele activiteiten. Ook het aanleggen van een illegale stroomaansluiting om de hennepplantage te voorzien van stroom en daarmee het creëren van een gevaarlijke situatie, dient verdachte in dit verband te worden aangerekend. Vorenstaande klemt temeer nu de door verdachte ten behoeve van de kwekerij aangelegde stroomvoorziening brand heeft veroorzaakt waarbij gevaar is ontstaan voor de levens van anderen. Dat die gevolgen niet zijn ingetreden is niet de verdienste van verdachte geweest Verdachte heeft bij het opzetten van de hennepkwekerij kennelijk alleen een financieel gewin voor ogen gehad en is geheel voorbij gegaan aan de ernstige gevolgen die zijn handelwijze voor anderen zouden kunnen hebben.
De rechtbank neemt voorts bij de strafmaat in aanmerking dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Alles afwegende, ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte, als waarschuwing voor de toekomst, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op te leggen en daarnaast een werkstraf voor de duur van 200 uren.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan in zoverre vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk enig elektriciteitswerk vernielen, terwijl
daardoor verhindering van stroomlevering ten algemene nutte ontstaat en gemeen gevaar
voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is;
feit 2:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B
van de Opiumwet gegeven verbod terwijl het feit betrekking heeft op een grote
hoeveelheid van een middel;
feit 3:
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg
te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt verdachte tevens tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. L.T. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2015.