Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
2.De feiten
[… .]
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 28 oktober 2015, vorderde de vrouw, hierna aangeduid als eiseres, een contact- en straatverbod tegen de man, hierna aangeduid als gedaagde. De vrouw had eerder aangifte gedaan van bedreiging met de dood door de man, die reeds veroordeeld was voor mishandeling. De vrouw was ondergedoken uit angst voor de man en vorderde dat de man op geen enkele manier contact met haar mocht opnemen of zich in de nabijheid van haar woonadres mocht bevinden. De man verweerde zich tegen de vordering en stelde dat de vrouw geen belang had bij haar verzoek, aangezien er al een contact- en straatverbod was opgelegd in het kader van zijn voorlopige hechtenis. Tijdens de zitting op 21 oktober 2015 werd de zaak besproken, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten. De voorzieningenrechter overwoog dat de onderlinge verhoudingen tussen partijen ernstig verstoord waren en dat er een spoedeisend belang was bij de vordering. Echter, op basis van artikel 3:303 BW werd geconcludeerd dat de vrouw geen voldoende belang had bij haar vordering, omdat de reeds opgelegde voorwaarden door de rechter-commissaris voldoende bescherming boden. De vordering van de vrouw werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg.