ECLI:NL:RBOVE:2015:4832

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 oktober 2015
Publicatiedatum
29 oktober 2015
Zaaknummer
08.952477-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in coldcasezaak wegens gebrek aan overtuigend bewijs

Op 29 oktober 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige man uit Enschede, die werd verdacht van poging tot doodslag en afpersing in Zwolle in 2003. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat er onvoldoende overtuigend bewijs was om de tenlastelegging te ondersteunen. De zaak betrof een coldcase waarbij DNA-sporen waren aangetroffen op tape en een latex handschoen, maar de rechtbank oordeelde dat deze sporen op een andere manier op de bewijsmaterialen terecht konden zijn gekomen. De matchkans van het DNA-mengprofiel in de handschoen was bovendien niet berekend, wat de bewijswaarde verder verzwakte.

Tijdens de zitting op 15 oktober 2015 werd de vordering van de officier van justitie, mr. J. Grijns, besproken, die een gevangenisstraf van zeven jaar had geëist. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. F. Jakob, pleitte voor vrijspraak, stellende dat het DNA niet bewijsbaar was voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten, en sprak hem vrij van de tenlastelegging.

De benadeelde partij, [slachtoffer], had een schadevergoeding van € 4.684,- gevorderd, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. G.H. Meijer als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.952477-14 (P)
Datum vonnis: 29 oktober 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende te [woonplaats] ,
thans in voorarrest verblijvende in PI te Almelo, Karelskamp.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 oktober 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Grijns en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. F. Jakob, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander of anderen, dan wel alleen, heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven;
feit 2:samen met een ander of anderen, dan wel alleen, heeft geprobeerd [slachtoffer] te beroven of af te persen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.hij in of omstreeks de nacht van 9 juli 2003 op 10 juli 2003 in de gemeente Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] een of meermalen met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in het hoofd en/of lichaam heeft gestoken,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 9 juli 2003 op 10 juli 2003, in de gemeente Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers is/zijn en/of heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- de woning van die [slachtoffer] wederrechtelijk binnengedrongen en/of
- (vervolgens) de beide polsen, althans armen, en/of de beide enkels, althans benen, van die (slapende) [slachtoffer] met tape, althans bindmiddel, vastgebonden en/of vastgetapet en/of
- (vervolgens) die vastgebonden en/of vastgetapete polsen, althans armen, en/of enkels, althans benen, met tape, althans bindmiddel op en/of aan het bed, althans de bedspijlen vastgebonden en/of vastgetapet en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] een of meermalen op het hoofd en/of lichaam geslagen en/of gestompt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] een of meermalen met (een) mes(sen), althans scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in het hoofd en/of lichaam gestoken,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de nacht van 9 juli 2003 op 10 juli 2003 in de gemeente Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers is/zijn en/of heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- de woning van die [slachtoffer] wederrechtelijk binnengedrongen en/of
- (vervolgens) de beide polsen, althans armen, en/of de beide enkels, althans benen, van die (slapende) [slachtoffer] met tape, althans bindmiddel, vastgebonden en/of vastgetapet en/of
- (vervolgens) die vastgebonden en/of vastgetapete polsen, althans armen, en/of enkels, althans benen, met tape, althans bindmiddel op en/of aan het bed, althans de bedspijlen vastgebonden en/of vastgetapet en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] een of meermalen op het hoofd en/of lichaam geslagen en/of gestompt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] een of meermalen met (een) mes(sen), althans scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in het hoofd en/of lichaam gestoken,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar met aftrek van voorarrest.
Verder heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewijs voor het ten laste gelegde kan worden gevonden in het feit dat op de tape waarmee aangever is vastgebonden, en aan de binnenzijde van een vingertopje van een latex handschoen, celmateriaal is aangetroffen dat, blijkens onderzoek door het Nederland Forensisch Instituut (NFI) – een DNA-profiel bevat dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. Zowel de tape als het topje van een latex handschoen zijn in de woning van aangever aangetroffen.
Daarnaast blijkt uit telecomgegevens dat in de nacht van 10 juli 2003 rond het tijdstip van de overval in de omgeving van de plaats delict belcontacten zijn geweest, waarbij onder meer de telefoon van verdachte is gebruikt.
Het door verdachte geschetste alternatieve scenario kan niet worden gevolgd vanwege de aanwezigheid van DNA van verdachte op de laatste delen van de tape (te weten 360 tot 531 centimeter van het begin van de rol) alsmede in het vingertopje van de handschoen die onder het bed van aangever is aangetroffen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van beide feiten omdat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het aangetroffen DNA-spoor, dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte, niet bewijst dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, omdat het DNA van verdachte op zowel de tape als het vingertopje van de handschoen door een ander verplaatst kan zijn (secondary transfer). Verdachte heeft verklaard dat hij twee mannen in de buurt van de woning van aangever heeft afgezet, waarna hij heeft gebeld om te vragen waar ze bleven. Dit wordt ondersteund door de telecomgegevens van de bewuste nacht, aldus de raadsman.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van het ten laste gelegde het navolgende.
Volgens het openbaar ministerie is er sprake van wettig en overtuigend bewijs van het ten laste gelegde aangezien het DNA van verdachte is gevonden op de tape en in het vingertopje van de latex handschoen – beide aangetroffen in de woning van aangever – en uit de telecomgegevens blijkt dat verdachte zich ten tijde van het strafbare feit in de buurt van de woning van aangever bevond.
Op tapedelen, waarmee aangever in zijn woning is vastgebonden, zijn DNA-profielen aangetroffen. Het NFI heeft de tapedelen onderzocht. De bevindingen zijn opgenomen in de rapporten ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een gewapende overval gepleegd in Zwolle op 10 juli 2003’ van 2 maart 2015, ‘Een soucheonderzoek aan tapedelen naar aanleiding van een overval in Zwolle op 10 juli 2003’ van 24 maart 2015 en ‘Criminalistische interpretatie van de resultaten van het soucheonderzoek en DNA-onderzoek naar aanleiding van een gewapende overval gepleegd in Zwolle op 10 juli 2003’ van 30 juli 2015. Uit deze rapporten kan de conclusie worden getrokken dat de in de woning aangetroffen stukken tape afkomstig zijn van één rol en dat de eerste 47 centimeter van de tape de buitenzijde van de rol heeft gevormd. Verder volgt uit de rapporten dat op 55 centimeter (met SIN-nummer AFD651#01) en op 56 centimeter (met SIN-nummer AFD650#01) van het begin van de tape een DNA-profiel is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte. Voor deze profielen geldt dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dat DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
De rechtbank merkt de tape aan als een verplaatsbare sporendrager.
Verdachte heeft zowel bij de politieverhoren als ter terechtzitting verklaard dat hij in 2003 als loodgieter dagelijks verschillende soorten tape gebruikte. Hij had tape in de auto en in de schuur liggen. Soms leenden mensen tape van hem. Op die manier is het mogelijk dat zijn DNA op de tape is aangetroffen terwijl hij niet in het huis van aangever is geweest, aldus verdachte.
Gezien het feit dat de twee DNA-profielen AFD650#01 en AFD651#01 die matchen met het DNA-profiel van verdachte – en die een matchkans hebben van kleiner dan één op één miljard – zijn aangetroffen op stukken tape van de eerste 56 centimeter van de rol, is het door verdachte geschetste alternatieve scenario niet ondenkbaar. De bewijswaarde van het aangetroffen DNA-profiel is daarom - bij de huidige stand van het onderzoek - beperkt. Immers, niet is vast te stellen hoe het DNA van verdachte op de tape terecht is gekomen.
Voor het overige bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank geen bewijsmiddelen die overtuigend wijzen op enige feitelijke betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit. Het DNA-mengprofiel van aangever en verdachte (met SIN-nummer AFD654#04) dat op 390,5 centimeter van het begin van de tape is aangetroffen, heeft een matchkans van ongeveer 1 op 3 miljoen en geeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende uitsluitsel. Verder is het DNA-mengprofiel van aangever en verdachte (met SIN-nummer AFD655#02) aangetroffen aan de binnenkant van het vingertopje van de latex handschoen. Ook een handschoen is een verplaatsbare sporendrager zodat niet is vast te stellen hoe het DNA van verdachte in de handschoen terecht is gekomen. Daar komt bij dat de matchkans van dit DNA-mengprofiel niet is berekend, zodat de bewijswaarde daarvan niet valt te beoordelen. Ten aanzien van het feit dat verdachte rond het tijdstip van de overval gebruik heeft gemaakt van zijn mobiele telefoon via masten in de omgeving van de woning van aangever heeft verdachte verklaard dat hij, mogelijk de bewuste nacht, bekenden van hem heeft weggebracht en afgezet in de omgeving van de woning van aangever, hetgeen hij regelmatig deed. Ook dit scenario kan op basis van het voorliggende dossier niet worden uitgesloten.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat, ook wanneer de verschillende bewijsmiddelen en overwegingen in samenhang worden bezien, verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat overtuigend bewijs ontbreekt.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte als feit 1 en 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De schade van benadeelden

6.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 4.684,- (zegge: vierduizend zeshonderdvierentachtig euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat voor een bedrag van € 184,- uit materiële schade en voor een bedrag van € 4.500,- uit immateriële schade.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Nu verdachte van de tenlastelegging wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet
ontvankelijk verklaren in diens vordering.

7.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het als feit 1 en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. G.A. Versteeg en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.W. de Boer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2015.
Mr. Meijer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.