ECLI:NL:RBOVE:2015:4793

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 oktober 2015
Publicatiedatum
28 oktober 2015
Zaaknummer
AWB 15/833
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht verleende evenementenvergunning voor monstertruck evenement met dodelijke afloop

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de evenementenvergunning die door de gemeente Haaksbergen was verleend voor het evenement 'Auto- en motorsportief', dat op 28 september 2014 plaatsvond. Tijdens dit evenement vond een tragisch ongeval plaats waarbij een monstertruck het publiek inreed, wat resulteerde in drie doden en 28 gewonden. De rechtbank oordeelde dat de gemeente Haaksbergen bij het verlenen van de vergunning geen adequate risico-inschatting had gemaakt. Er was geen duidelijk beeld van de risico's verbonden aan de stunt met de monstertruck, en dit was niet voldoende toegelicht in de aanvraag. Ook in de bezwaarprocedure was de vergunning onterecht gehandhaafd.

De eiseres, Stichting Sterevenementen Haaksbergen, had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van de burgemeester, waarin het bezwaar van derde-partijen gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet kon worden verweten dat zij geen bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit, omdat haar beroep zich richtte tegen een vermeende aanscherping van de veiligheidsnorm in het bestreden besluit. De rechtbank concludeerde dat de nadere uitleg van de voorwaarde in het bestreden besluit feitelijk neerkwam op een wijziging van de eerder opgelegde norm, wat niet aanvaardbaar was na afloop van het evenement.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat de gemeente de proceskosten van de eiseres moest vergoeden. Tevens werd het griffierecht van € 331,-- aan de eiseres vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en zorgvuldige belangenafweging bij het verlenen van evenementenvergunningen, vooral in situaties met potentieel gevaarlijke activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/833

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

Stichting Sterevenementen Haaksbergen, te Haaksbergen, eiseres,

gemachtigde: mr. drs. R.R. Crince le Roy, advocaat te Rotterdam,
en

de burgemeester van de gemeente Haaksbergen, verweerder,

gemachtigde: mr. B.J.P.G. Roozendaal, advocaat te Breda,
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
[derde partij 1]
,
gemachtigde: mr. R. van Eck, advocaat te Deventer,
[derde partij 2]
,
gemachtigde: Y.P.J. Drost, te Hengelo.

Procesverloop

Bij besluit van 24 september 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder een evenementenvergunning verleend ten behoeve van het evenement Auto- en motorsportief, op 28 september 2014, in het centrum van Haaksbergen.
Bij besluit van 11 maart 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van de derde-partijen, voor zover ingediend namens enkelen van hen, niet-ontvankelijk verklaard, en, voor zover ingediend namens de overigen van hen, gegrond verklaard voor zover de bezwaren inhouden dat verweerder bij het verlenen van de evenementenvergunning de respectievelijke stunts niet afzonderlijk heeft beoordeeld en niet afzonderlijk in de belangenafweging heeft betrokken, en voor het overige ongegrond verklaard. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft desgevraagd degenen die bezwaar hadden gemaakt tegen het besluit van 24 september 2014 in de gelegenheid gesteld om als derde-partij deel te nemen aan dit geding.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2015.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] , bijgestaan door mr. drs. R.R. Crince le Roy en mr. R.S. Wijling. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door I.A.H. Horck-van Mast, bijgestaan door mr. B.J.P.G. Roozendaal. De derde-partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. R. van Eck en Y.P.J. Drost.

Overwegingen

1.1
Eiseres organiseert sinds een aantal jaren in het centrum van Haaksbergen het jaarlijks terugkerende evenement ‘Auto- en motorsportief’ (voorheen: Autosportief). Tijdens het evenement vinden diverse activiteiten met auto’s en met motoren plaats.
1.2
Op 16 september 2014 is namens de Stichting een aanvraag gedaan om verlening van een evenementenvergunning voor ‘Auto- en motorsportief’, op 28 september 2014. Bij deze aanvraag was een handgeschreven toelichting gevoegd. Als één van de activiteiten die tijdens dit evenement zouden plaatsvinden was daarop vermeld: “1500 PK monstertruck”.
1.3
Bij het primaire besluit is de aangevraagde evenementenvergunning verleend. Met het oog op de veiligheid is de volgende voorwaarde opgenomen:
Er dienen voldoende maatregelen te worden getroffen ter bevordering van de veiligheid van de bezoekers van de stuntshow; hiertoe dient een deugdelijke voorziening te zijn getroffen (dranghekken). Deze dranghekken dienen te zorgen dat het publiek op een afstand komt te staan van tenminste 10 meter.
1.4
Op 28 september 2014 heeft het evenement ‘Auto- en motorsportief’ daadwerkelijk plaatsgevonden. Op het parkeerterrein van een supermarkt aan de Stationsstraat in Haaksbergen heeft de stunt met een monstertruck plaatsgevonden. Het parkeerterrein is driehoekig van vorm en meet aan de langste zijden 51 bij 66 meter. Het publiek stond aan alle zijden van het terrein waar de stunt plaatsvond achter dranghekken opgesteld. Bij de uitvoering van de stunt met een monstertruck is een ongeval gebeurd, waarbij de monstertruck het publiek is ingereden. Bij dit ongeval zijn drie doden en 28 gewonden gevallen.
1.5
Door de derde-partijen is bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Eiseres heeft tegen het primaire besluit geen bezwaar gemaakt.
1.6
Bij het bestreden besluit, waarbij op de bezwaren van de derde-partijen is beslist, heeft verweerder - naar eigen zeggen - een nadere uitleg gegeven aan de met het oog op de veiligheid aan de evenementenvergunning verbonden voorwaarde.
2.1
Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte overweegt dat de aan de vergunning verbonden voorwaarde moet worden gelezen als een algemene veiligheidsnorm die op de stichting rust en door de stichting nader moet worden ingevuld. Eiseres heeft de met het oog op de veiligheid aan de vergunning verbonden voorwaarde, namelijk het plaatsen van dranghekken om het publiek op een afstand van tenminste 10 meter te houden, in acht genomen. Niet aanvaardbaar is dat deze voorwaarde bij de beslissing op bezwaar, nadat het evenement reeds heeft plaatsgevonden, wordt aangescherpt. Eiseres vreest dat de aanscherping van de veiligheidsnorm gevolgen kan hebben voor haar aansprakelijkheid voor geleden schade.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres geen procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep. De norm in het aan de evenementenvergunning verbonden voorschrift is door het bestreden besluit niet gewijzigd.
3.1
De rechtbank stelt voorop dat artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover hier van belang, bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.
3.2
De rechtbank is van oordeel dat eiseres redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. Het beroep van eiseres richt zich immers niet tegen de inhoud van het primaire besluit, maar tegen een vermeende aanscherping bij het bestreden besluit van een aan de evenementenvergunning verbonden voorwaarde.
3.3
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit een nadere invulling bevat van het aan de evenementenvergunning verbonden voorschrift met betrekking tot de veiligheid van de bezoekers. Die nadere invulling bestaat er in de eerste plaats in dat naar het oordeel van verweerder de voorwaarde moet worden gezien als een algemene veiligheidsnorm die rust op eiseres en in de tweede plaats dat verweerder aangeeft hoe de afstand van tien meter dient te worden berekend.
3.4
De rechtbank is van oordeel dat de in het bestreden besluit opgenomen nadere uitleg en concretisering van de voorwaarde feitelijk neerkomt op een nadere normstelling ten opzichte van de bij het primaire besluit aan eiseres opgelegde norm. Eiseres heeft dan ook procesbelang bij het kunnen opkomen tegen deze nadere uitleg en concretisering.
3.5
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aanvaardbaar dat na afloop van het evenement een nadere uitleg en concretisering van de voorwaarde en daarmee een nadere normstelling plaatsvindt met het oog op de veiligheid van bezoekers tijdens het evenement. Eiseres heeft immers op grond van het primaire besluit niet kunnen en ook niet hoeven begrijpen dat de voorwaarde op de door verweerder nader aangegeven wijze moest worden gelezen en kon er dan ook niet toe gehouden zijn om conform die algemene veiligheidsnorm anders te handelen dan zij heeft gedaan. Daar komt nog bij dat eiseres zich, omdat het evenement reeds heeft plaatsgevonden, bij de met het oog op de veiligheid van bezoekers te nemen maatregelen op geen enkele wijze meer naar deze nadere normstelling kon richten.
3.6
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verweerder bij het nemen van het bestreden besluit gehandeld heeft in strijd met het in het algemeen rechtsbewustzijn verankerde rechtszekerheidsbeginsel en dat verweerder de betrokken belangen, in strijd met het bepaalde in artikel 3:4 van de Awb, niet zorgvuldig tegen elkaar heeft afgewogen. Het bestreden besluit berust om deze reden, in strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb, evenmin op een deugdelijke motivering.
4.1
Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
4.2
Ten overvloede stelt de rechtbank vast dat het primaire besluit, waarin de desbetreffende voorwaarde is opgenomen, bij uitspraak van heden in de zaken met nummers Awb 15/826 en Awb 15/838 is herroepen.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 490,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 331,-- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 980,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, voorzitter, en mr. J.H.M. Hesseling en mr. R.J. van Lochem, leden, in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.