ECLI:NL:RBOVE:2015:4765

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 oktober 2015
Publicatiedatum
27 oktober 2015
Zaaknummer
08/952389-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overvallen en oplichting van een emeritus predikant

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die in een tijdsbestek van drie dagen twee gewapende overvallen heeft gepleegd op winkels in Almelo. De verdachte heeft daarbij een mes gebruikt en de verkoopsters gedwongen tot afgifte van geldbedragen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting van een emeritus predikant, waarbij zij door middel van valse voorwendselen en leugens geld heeft weten te verkrijgen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Tijdens de proeftijd is de verdachte verplicht zich te laten behandelen. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan de slachtoffers van de overvallen en de oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen die aan het vonnis zijn gehecht. De verdachte heeft in het verleden veelvuldig te maken gehad met vermogensdelicten en heeft een geschiedenis van middelenafhankelijkheid, wat heeft bijgedragen aan haar delictgedrag. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/952389-15
Datum vonnis: 27 oktober 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in de P.I.V. Utrecht, HvB “Nieuwersluis” in Nieuwersluis.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. de Valk en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman
mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 en feit 2:een gewapende overval heeft gepleegd;
feit 3:mevrouw [slachtoffer 3] heeft opgelicht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
zij op of omstreeks 19 mei 2015 te Almelo
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld in een winkel (gevestigd in perceel
Vincent van Goghplein 10 )
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag
(ongeveer 255 Euro), in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Familiemode ter Stal , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zij,
verdachte, een brief/stuk papier aan die [slachtoffer 2] (die op dat moment in
voornoemde winkel werkzaam was als verkoopster) heeft overhandigd/getoond met
(onder andere) de volgende inhoud:
"Niks zeggen" en/of "geen geluid" en/of "10" en/of "20" en/of "50" en/of
"Kassa" en/of "Anders steek ik je neer", althans een brief/stuk papier met
een inhoud van dergelijke dreigende aard of strekking en/of
(daarbij) een mes, althans een scherp/puntig voorwerp aan die [slachtoffer 2] heeft
getoond en/of met kracht met de knokkels van de hand op de balie heeft geklopt;
2.
zij op of omstreeks 21 mei 2015 te Almelo
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld in een winkel (gevestigd in perceel
Bornsestraat 59 )
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag
(ongeveer 440 Euro), in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Trekpleister en/of aan [naam]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zij,
verdachte, een brief/stuk papier aan die [slachtoffer 1] (die op dat moment in
voornoemde winkel werkzaam was als verkoopster) heeft overhandigd/getoond met
(onder andere) de volgende inhoud:
"Niet schreeuwen" en/of "Geef al het geld dat in de kassa zit"en/of "alleen
papiergeld" althans een brief/stuk papier met een inhoud van dergelijke
(dreigende) aard of strekking en/of (daarbij) een mes, althans een
scherp/puntig voorwerp aan die [slachtoffer 1] heeft getoond ;
3.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 februari 2015
tot en met 23 juni 2015 te Almelo en/of te Zwolle, althans (telkens) binnen
Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam
en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) [slachtoffer 3] heeft
bewogen tot de afgifte van (telkens) een hoeveelheid geld - totaalbedrag
4.250,00 euro -, in elk geval van (telkens) enig goed, hebbende verdachte
(telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- ( telkens) (telefonisch) contact gelegd/opgenomen met die [slachtoffer 3] en/of
(vervolgens)
- ( telkens) tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat ze geld nodig had om voor
haarzelf en haar baby van 4 maanden en voor haar overige kinderen te kunnen
zorgen en/of (vervolgens)
- ( telkens) heeft aangegeven dat ze het door haar, verdachte, ontvangen
bedrag(en) zou terug betalen en/of (daarbij) dat ze nog geld tegoed had (16000
euro) van de belastingdienst, in elk geval één of meerdere keren blijk heeft
gegeven over liquide middelen te beschikken en/of (vervolgens)
- ( nadat ze had aangegeven dat er beslag was gelegd op haar vordering op de
belasting) (telkens) tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat ze zou betalen wanneer
ze het vakantiegeld zou ontvangen en/of (vervolgens)
- ( telkens) tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat ze werd lastig gevallen door
personen welke nog geld tegoed hadden van haar overleden man en/of (vervolgens)
- ( telkens) tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat er beslag zou worden gelegd op
haar inboedel en/of dat ze haar woning zou worden uitgezet en/of dat ze zou
worden afgesloten van gas en/of licht en/of water,
waardoor [slachtoffer 3] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan die voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde wordt gekoppeld dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als die inhouden dat verdachte een klinische behandeling moet ondergaan voor de duur van maximaal twaalf maanden en aansluitend daarop haar medewerking moet verlenen aan een ambulant traject. De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd dat de civiele vordering van mevrouw [slachtoffer 2] wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.231,38, de civiele vordering van mevrouw [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 4.250,00 en de civiele vordering van [naam] / Trekpleister in zijn geheel, telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Feit 1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard met uitzondering van de woorden “Anders steek ik je neer”. Verdachte heeft ontkend die woorden op het papier te hebben geschreven dat zij aan de verkoopster heeft overhandigd. Twee dagen later heeft zij met hetzelfde papier een overval gepleegd en in die aangifte wordt geen gewag gemaakt van deze bewoordingen.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte is op 19 mei 2015 de winkel Familiemode Ter Stal aan het Vincent van Goghplein in Almelo binnengegaan. Op dat moment was mevrouw [slachtoffer 2] in die winkel aan het werk. Verdachte is voor de balie in de winkel gaan staan en heeft een sjaal voor haar gezicht getrokken. Zij heeft een blaadje aan mevrouw [slachtoffer 2] overhandigd waarop stond geschreven “Niks zeggen, geen geluid” en “10, 20 en 50” en “Kassa” en “Anders steek ik je neer”. Verdachte had een mes in haar rechterhand en heeft een plastic tas op de balie gelegd. Mevrouw [slachtoffer 2] heeft in eerste instantie de kassa niet open gekregen, waarop verdachte met haar knokkels op de balie heeft geklopt. Op een gegeven moment is de kassa open gegaan waarop mevrouw [slachtoffer 2] een totaalbedrag van € 255,00 aan briefgeld in de tas heeft gestopt, waarna verdachte de winkel heeft verlaten.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte in grote lijnen overeenkomt met de gedetailleerde aangifte van mevrouw [slachtoffer 2] , zodat de rechtbank geen reden heeft te twijfelen aan de juistheid van de gang van zaken zoals door aangeefster is geschetst. Op grond hiervan acht de rechtbank het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen met inbegrip van de woorden “Anders steek ik je neer”.
5.2
Feit 2
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen.
5.3
Feit 3
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte weliswaar onware verhalen heeft opgehangen om mevrouw [slachtoffer 3] op het verkeerde been te zetten en dat zij geld van haar heeft ontvangen, maar het is niet te bewijzen dat sprake is van oplichtingsmiddelen, zodat vrijspraak dient te volgen.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte heeft in de periode van 28 februari 2015 tot en met 23 juni 2015 meerdere malen (telefonisch) contact opgenomen met mevrouw [slachtoffer 3] , die predikant is geweest van de Evangelisch-Lutherse gemeente Twente. Tijdens die gesprekken heeft verdachte mevrouw [slachtoffer 3] verteld dat zij geen geld meer had en dat zij geld nodig had om voor haarzelf haar vier maanden oude baby en haar andere kinderen te kunnen zorgen. Ook heeft verdachte haar gezegd dat haar man vier jaar geleden was overleden en dat er telkens personen bij haar aan de deur kwamen, die nog geld van hem tegoed hadden, dat er beslag zou worden gelegd op haar inboedel, dat ze haar woning zou worden uitgezet en dat ze zou worden afgesloten van gas, water en licht. Daarop heeft mevrouw [slachtoffer 3] haar telkens geld overgemaakt danwel geld voor haar gepind en haar dat gegeven. Verdachte heeft haar steeds gezegd dat het ging om een lening en dat ze het geld terug zou betalen, nadat ze een bedrag van
€ 16.000,-- dat ze nog tegoed had van de Belastingdienst, had ontvangen. Later vertelde zij mevrouw [slachtoffer 3] dat er beslag was gelegd op haar vordering op de Belastingdienst, en liet zij weten tot terugbetaling te zullen overgaan nadat ze haar vakantiegeld had ontvangen.
Voor het antwoord op de vraag of uit de door verdachte gebezigde leugenachtige mededelingen kan worden afgeleid dat het slachtoffer door een samenweefsel van verdichtsels werd bewogen tot afgifte van (in casu) geld, komt het aan op alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat niet slechts sprake is geweest van één leugen. Uit het dossier en zoals hiervoor is vastgesteld, volgt dat telkens sprake is geweest van verschillende, met elkaar verweven leugens, die door verdachte op vertrouwenwekkende wijze en met het nodige acteertalent en overredingskracht aan het slachtoffer zijn overgebracht, en waarvan niet kan worden gezegd dat het slachtoffer de onwaarheid daarvan telkens evident moest onderkennen. Naar het oordeel van de rechtbank kan derhalve telkens worden gesproken van een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326 Sr, zodat de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen acht.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1, sub 2 en sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 19 mei 2015 te Almelo, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld in een winkel gevestigd in perceel Vincent van Goghplein 10
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 255 Euro toebehorende aan Familiemode ter Stal , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zij, verdachte, een stuk papier aan die [slachtoffer 2] (die op dat moment in voornoemde winkel werkzaam was als verkoopster) heeft overhandigd met de volgende inhoud:
"Niks zeggen" en "geen geluid" en "10" en "20" en "50" en "Kassa" en "Anders steek ik je neer", en daarbij een mes aan die [slachtoffer 2] heeft getoond en met kracht met de knokkels van de hand op de balie heeft geklopt;
2.
zij op 21 mei 2015 te Almelo, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld in een winkel gevestigd in perceel Bornsestraat 59
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 440 Euro, toebehorende aan Trekpleister en/of aan [naam] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zij, verdachte, een stuk papier aan die [slachtoffer 1] (die op dat moment in
voornoemde winkel werkzaam was als verkoopster) heeft overhandigd met de volgende inhoud: "Niet schreeuwen" en "Geef al het geld dat in de kassa zit" en "alleen
papiergeld" en daarbij een mes aan die [slachtoffer 1] heeft getoond;
3.
zij op tijdstippen in de periode van 28 februari 2015 tot en met 23 juni 2015 te Almelo,
telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, telkens [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld – totaalbedrag 4.250,00 euro –, hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid
- ( telefonisch) contact opgenomen met die [slachtoffer 3] en
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat ze geld nodig had om voor haarzelf en haar baby van 4 maanden en voor haar overige kinderen te kunnen zorgen en
- aangegeven dat ze het door haar, verdachte, ontvangen bedrag(en) zou terug betalen en daarbij dat ze nog geld tegoed had (16000 euro) van de belastingdienst, en
- nadat ze had aangegeven dat er beslag was gelegd op haar vordering op de
belasting tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat ze zou betalen wanneer ze het vakantiegeld zou ontvangen en
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat ze werd lastig gevallen door personen welke nog geld tegoed hadden van haar overleden man en
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat er beslag zou worden gelegd op haar inboedel en dat ze haar woning zou worden uitgezet en dat ze zou worden afgesloten van gas en licht en water, waardoor [slachtoffer 3] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 2 en sub 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 317 en 326 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 2
telkens het misdrijf: afpersing;
feit 3
het misdrijf: oplichting, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft in een tijdsbestek van drie dagen twee winkels overvallen. Zij is beide keren met een sjaal voor haar gezicht, om herkenning te voorkomen, eerst bij Ter Stal en daarna bij de Trekpleister naar binnen gegaan, heeft de verkoopster een papier overhandigd waarop in niet mis te verstane bewoordingen instructies stonden om haar geld te overhandigen. Om haar actie kracht bij te zetten, heeft zij de verkoopsters ook een mes getoond. Deze feiten vormen naar de ervaring leert een ingrijpende aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en zij ondervinden daarvan nog dagelijks de negatieve gevolgen in de vorm van gevoelens van onzekerheid en angst, hetgeen ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van mevrouw [slachtoffer 2] . Dergelijke feiten veroorzaken bovendien onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan oplichting van een emeritus predikant. Door telkens gebruik te maken van de goedgelovigheid en de hulpvaardigheid van dit slachtoffer heeft zij haar in een periode van ongeveer vier maanden een fors geldbedrag afhandig gemaakt. Door aldus te handelen heeft verdachte het vertrouwen dat het slachtoffer in haar had gesteld en het vertrouwen dat het slachtoffer in het algemeen had in de medemens ernstig geschaad. Verdachtes handelen is enkel gericht geweest op haar eigen geldelijke gewin zonder zich enige rekenschap te geven van de financiële en emotionele gevolgen en de impact van haar handelen op het slachtoffer.
Verdachte is in het verleden veelvuldig ter zake van vermogensdelicten veroordeeld. Kennelijk heeft verdachte van de in die veroordelingen gelegen waarschuwingen niets geleerd. Uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport blijkt dat sprake is van langdurige middelenafhankelijkheid. Voorafgaand aan het delict gebruikte verdachte dagelijks cocaïne in combinatie met diazepam en incidenteel heroïne, was er gebrek aan dagbesteding, had zij schulden en had zij negatieve sociale contacten, hetgeen ook tot het delictgedrag heeft geleid. Hulpverlening in een vrijwillig kader is niet afdoende gebleken om stabiliteit te verwerven. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
Alles afwegende, waarbij de rechtbank tevens de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor de onderhavige feiten vastgestelde oriëntatiepunten in haar overwegingen heeft betrokken, is de rechtbank van oordeel dat een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is om verdachte het kwalijke van haar handelen te laten inzien en haar duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert. De rechtbank zal een gedeelte van deze gevangenisstraf voorwaardelijk doen zijn en koppelt daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden (een meldplicht, opname in een zorginstelling/klinische behandeling en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang).

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.231,38 (twaalfhonderd eenendertig euro en achtendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • medicijnen € 44,04
  • 5 EMDR-behandelingen € 87,90
  • verlies arbeidsvermogen € 249,44
  • immateriële schade € 850,00
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 3] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 4.250,-- (tweeënveertighonderdvijftig euro). Deze schade bestaat uit de aan verdachte overgemaakte/gegeven geldbedragen.
AS Watson ( Trekpleister ) namens wie [naam] als gemachtigde optreedt heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.181,75 (elfhonderdeenentachtig euro en vijfenzeventig eurocent). Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de benadeelde partijen in hun vordering ontvankelijk en zijn de vorderingen gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de slachtoffers. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, in het geval van de vordering van mevrouw [slachtoffer 2] te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1 ( [slachtoffer 2] ), 2 (AS Watson) en 3 ( [slachtoffer 3] ) is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1, sub 2 en sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;

strafbaarheid

  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
telkens het misdrijf: afpersing;
feit 3
het misdrijf: oplichting, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt de reclasseringsinstelling, Tactus te Almelo of een soortgelijke instelling, op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 1.231,38, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
19 mei 2015;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van € 4.250,--;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij AS Watson ( Trekpleister ) van een bedrag van € 1.181,75 ;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. A.H. Louter en
mr. M.H. van der Lecq , rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2015.
Mr. Louter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, eenheid Oost-Nederland met registratienummer 2015242098. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina’s 10, 11 en 12, met de bij de aangifte gevoegde bijlage goederen, pagina 14, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik ben werkzaam bij Ter Stal als [functie] . Ter Stal is gevestigd aan het
Vincent van Goghplein 10 te Almelo. Ik ben naar de persoon die voor de balie stond, gelopen. Ik vroeg vervolgens letterlijk aan de persoon die voor de balie stond: "Kan ik u ergens mee helpen?" Ik zag dat deze persoon zich linksom naar mij toe draaide. Ik zag dat
deze persoon een blaadje in zijn handen had en deze aan mij gaf. Ik heb het blaadje aangepakt en zag dat er tekst op was geschreven. Zoals ik me nu nog kan herinneren stonden de volgende woorden op het blaadje geschreven: "Niks zeggen geen geluid", de cijfers "10", "20" en "50", "kassa", "anders steek ik je neer". Ik zag toen dat hij in zijn rechterhand een mes vast hield. Het mes was zo groot als zijn hand. Ik voelde mij ook bang toen ik het mes zag. Ik was echt bang voor het mes. Ik was bang dat hij echt zou kunnen gaan steken. Dat stond ook immers op het blaadje. Toen ik achter de kassa liep, hield ik het blaadje in mijn linker hand vast. Toen ik vervolgens achter de kassa stond, zag ik dat de persoon met het mes in zijn handen een plastictas vast hield en deze vervolgens op de balie legde. De persoon liet de tas niet los. Toen ik de tas op de balie zag, heb ik de pincode en mijn personeelsnummer ingetoetst op de kassa om hem te openen. Terwij1 ik deze cijfers intoetste, voelde en zag ik dat de man met het mes het blaadje dat hij aan mij had gegeven, uit mijn handen pakte. De
kassalade ging niet open. Ik hoorde en zag dat de persoon met het mes in zijn handen, met zijn knokkels op de balie klopte. Ik voelde hierbij dat hij bedoelde dat ik op moest schieten.
Ik heb vervolgens twee knoppen ingedrukt om de kassa te openen. Ik heb vervolgens
geld uit de kassalade gepakt en dit in de plastictas gedaan die de man op de balie
vast hield. Ik heb zoals gezegd briefgeld van 50 euro, van 20 euro, van 10 euro en van 5 euro uit de kassalade gepakt en in de plastictas gestopt. Vervolgens ging de man gewoon weg.
Bijlage goederen
Goednummer : PL0600-2015242098-779562
Categorie omschrijving : Geld
Object : Euro
Kleur : Meerkleurig
Land : Nederland
Waarde : EUR 255.00
Bijzonderheden : Totaal bedrag van 255 euro, meerdere coupures
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 oktober 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik heb op 19 mei 2015 een overval gepleegd. Ik ben op de fiets naar Ter Stal aan het Vincent van Goghplein in Almelo gefietst. Ik had op een a4-tje geschreven “geef geld, alle papiergeld”. Ik had ook een klein schilmesje in mijn hand. Die vrouw achter de kassa deed de kassa open en heeft het geld in de tas gedaan. Daarop ben ik weggegaan. Het kan wel kloppen dat ik € 225,00 buit heb gemaakt.
Ten aanzien van feit 2
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 oktober 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv, voor zover van belang.
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina’s 82 en 83, voor zover van belang.
Ten aanzien van feit 3
5.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina’s 96 en 97, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik doe aangifte van oplichting. Doordat de verdachte een valse naam en/of valse
hoedanigheid aannam, dan wel gebruik maakte van listige kunstgrepen en/of samenweefsel van verdichtsels, werd ik bewogen tot afgifte van geld, totaal bedrag van 4250 euro. Als ik zou hebben geweten, dat de verdachte een valse naam en/of valse hoedanigheid had aangenomen, dan wel gebruik maakte van listige kunstgrepen en/of samenweefsel van verdichtsels, dan zou ik niet tot afgifte zijn overgegaan.
Ik ben predikant van de Evangelisch-lutherse gemeente Twente. Ik ben met emeritaat.
Ik heb sinds 28 februari 2015 contact met [verdachte] . [verdachte] belde mij op zaterdagmiddag 28 februari 2015 op. Ze wilde graag informatie over de kerk. Ik heb haar het een en ander vertelt over de kerk. Toen we het gesprek wilden beëindigen kwam het; [verdachte] zette een zielige stem op. Ze had geen geld meer, en ze had thuis een baby'tje van 4 maanden en kinderen thuis. Verder vertelde [verdachte] dat ze de dinsdag erop van de belasting een bedrag van 16.000 euro terug zou ontvangen en dan zou ze mij gelijk terug betalen. Ik had kort hiervoor een bedrag van 200 euro voorgesteld. Ik heb het geld toen via de bank overgemaakt. Ik heb toen meerdere keren telefonisch contact gehad met [verdachte] . [verdachte] vroeg of ik het geld al had overgemaakt. Op maandag belde [verdachte] wederom naar mij. Ze vertelde mij dat even daarvoor een schilder bij haar werkzaam was geweest en ze had een machtiging ondertekend dat hij een bedrag van 150 euro van haar rekening kon opnemen. En hierdoor kon [verdachte] maar over 50 euro beschikken. Vervolgens heb ik haar aangeboden dat ik nog een bedrag van 100 euro over zou maken naar de bank ABN AMR0 met bankrekeningnummer IBAN: [rekeningnummer] , op naam van [verdachte] uit [woonplaats] , en hierdoor kon ze dan weer even vooruit. Ik had wel met [verdachte] afgesproken dat het geld een lening was en dat ze alles terug zou betalen. Dit was rond 2 maart 2015. Ik had het geld overgemaakt omdat [verdachte] de volgende dag die 16.000 euro zou ontvangen van de belastingdienst. In de eerste week van maart had ik meerdere keren telefonisch contact met [verdachte] , meestal belde [verdachte] mij. Op een gegeven moment kwam [verdachte] met het verhaal dat ze de 16.000 euro van de belastingdienst niet kreeg omdat er beslag op zijn gelegd. Op 28 mei 2015 belde [verdachte] mij weer op mijn vaste huislijn, te weten [telefoonnummer] . Ik weet niet welk nood verhaal [verdachte] toen had maar ik heb toen 200 euro overgemaakt naar haar rekening. Hierna ging in een sneltreinvaart dat ik geld heb
overgemaakt naar haar rekening nummer. In de periode van 28 mei 2015 tot 22 juni
2015 heb ik op de volgende datums bedragen overgemaakt:
28 mei 2015: 200 euro
29 mei 2015: 200 euro
01 juni 2015: 100 euro
02 juni 2015: 200 euro
03 juni 2015: 215 euro
05 juni 2015: 150 euro
08 juni 2015: 85 euro
10 juni 2015: 250 euro
12 juni 2015: 300 euro
12 juni 2015: 100 euro
15 juni 2015: 100 euro
16 juni 2015: 400 euro
18 juni 2015: 650 euro
22 juni 2015: 600 euro.
15 juni 2015 ben ik ook met de trein naar Almelo gegaan en heb gesproken met [verdachte] in haar woning, de [adres] te [woonplaats] . Toen vertelde [verdachte] mij dat 4 jaar geleden haar man was overleden en dus weduwe. Volgens haar kwamen er nog steeds mensen, Bulgaren/Roemenen bij haar aan de deur en die wilden nog geld van haar hebben in verband met openstaande rekeningen van haar man. Ik was hier bij haar omdat ze vandaag, 15 juni 2015, haar vakantiegeld zou ontvangen waarmee ze mij terug zou betalen. Maar omdat het verhaal weer zo zielig was, ben ik dus die dag, 15 juni 2015 met haar samen naar de pinautomaat gelopen aan de Nieuwstraat bij de Albert Heijn te Almelo. Ik heb toen een bedrag van 500 euro gepind en ik heb haar daarvan 400 euro cash gegeven. Ik kan u vertellen dat wanneer [verdachte] mij belde voor geld, ging het vaak om aanslagen die ze nog moest betalen. Deze moesten vaak met spoed worden betaald. Hierdoor voelde ik mij vaak gegijzeld door haar. Vaak zat er zoveel druk op dat ze uit huis zou worden gezet, gas/water en licht zouden ze af kamen sluiten. Er zou beslag worden gelegd op haar inboedel. Ik weet dat [verdachte] een hele boel dramatische verhalen had verteld aan mij en hierdoor voelde ik mij onder druk gezet om geld bedragen naar haar over te maken.
6.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 oktober 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik had het geld van mevrouw [slachtoffer 3] , ik noem haar [bijnaam] , nodig voor de drugs. Dat heb ik haar niet verteld. Ik heb haar andere verhalen verteld, zodat ik geld van haar kreeg. Die verhalen waren niet waar, maar een verslaafde doet dat, die liegt om aan geld te komen. Dat ik een bedrag van € 4.250,00 in totaal van haar heb gekregen, kan best kloppen. Zij is ook bij mij thuis geweest en toen zijn we ook samen gaan pinnen. Toen heb ik een bedrag van haar gekregen. Ik heb haar het geld niet terug betaald. Met haar geld heb ik een friteuse aangeschaft en een Senseo-apparaat.