5.1Feit 1 en feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat, op basis van de aangifte en de bevestiging van daarmee overeenstemmend letsel blijkend uit de medische verklaring, de van [slachtoffer] genomen foto’s en het feit dat verdachte de mishandeling niet heeft ontkend doch zich slechts op zijn zwijgrecht heeft beroepen, de onder 2 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat ook dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat hoewel zwijgen een recht is van verdachte, hij op belangrijke vragen, die als het ware om een verklaring schreeuwen, geen antwoord wil geven. De officier van justitie heeft haar standpunt gebaseerd op de aangifte en de in het dossier aanwezige whatsapp-berichten die tussen [slachtoffer] en haar ex-partner [ex-partner slachtoffer] en tussen [slachtoffer] en [getuige] zijn verzonden, nu [slachtoffer] in deze app-berichten duidelijk heeft aangegeven dat ze tegen haar wil wordt vastgehouden en uit angst voor mogelijke gevolgen niet weg durfde te gaan of de politie durfde te (laten) bellen. Zij hoopte steeds dat verdachte haar toch zou laten gaan, zonder dat er daarna voor haar of haar kind repercussies zouden volgen. Pas toen het haar op 2 januari 2015 duidelijk werd dat verdachte ook toen niet instemde met haar vertrek uit de woning, heeft [slachtoffer] stiekem haar telefoon gepakt en een cryptisch hulpverzoek per whatsapp naar een bekende verzonden, waarna de politie is ingeschakeld. De officier van justitie heeft gesteld dat de omstandigheden in onderhavige zaak sterk lijken op een zaak jegens verdachte van een jaar geleden, waarbij tevens sprake was van mishandeling en het tegen de wil vasthouden van een vrouw. Verdachte is in die zaak voor mishandeling veroordeeld.
De officier van justitie heeft gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte de onder het eerste gedachtestreepje tenlastegelegde bewoordingen daadwerkelijk heeft gezegd.
Volgens de officier van justitie kan hetgeen onder het tweede, derde en vierde gedachtestreepje is tenlastegelegd wel worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor de feiten 1 en 2 vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat [slachtoffer] tot en met het laatste moment op vrijwillige basis contact had met verdachte, nu [slachtoffer] zelf de deur van de woning van verdachte heeft geopend en zelf naar de inmiddels gearriveerde politie is toegelopen. De raadsman heeft gesteld dat de verklaring van [slachtoffer] niet past bij de uitgelezen whatsapp-berichten.
Verdachte heeft de feiten ontkend en wenst te zwijgen en volgens de raadsman is de specifieke situatie dat een bepaalde omstandigheid schreeuwt om een verklaring niet aan de orde. De raadsman heeft voorts aangevoerd het vreemd te vinden dat [slachtoffer] in een whatsapp-bericht aan [getuige] heeft gezegd dat ze al contact met (politieman) [politieman] heeft gehad en dat [getuige] de politie niet hoefde in te schakelen, maar dat hiervan na een controle van het whatsapp-verkeer tussen [slachtoffer] en [politieman] niet blijkt. Als een punt van ongeloofwaardigheid heeft de raadsman nog aangevoerd dat [slachtoffer] heeft gezegd dat de whatsapp-berichten tussen haar en [getuige] door haar zijn gewist, omdat ze bang was dat verdachte zou gaan flippen als hij de berichten zou zien, maar dat er desondanks whatsapp-berichten in het dossier aanwezig zijn die door de politie zijn uitgelezen en afgedrukt. De raadsman heeft het relaas van [slachtoffer] als feitelijk en aantoonbaar onjuist betiteld.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat [slachtoffer] wel gebruik kon maken van haar eigen mobiele telefoon en aldus kon bellen en whatsapp-berichten kon versturen. Het telefoonnummer van verdachte is door hem zelfs afgegeven aan de ex van [slachtoffer] . Volgens de raadsman zou verdachte dat niet doen als hij van plan was om [slachtoffer] tegen haar wil te gijzelen of (langer) vast te houden.
Volgens de raadsman waren er legio momenten, ook in de openbare ruimte, waarop [slachtoffer] weg had kunnen gaan, maar zij heeft dit nagelaten. Dat aangeefster desondanks niet is weggegaan omdat zij psychisch onder druk zou zijn gezet, blijkt volgens de raadsman niet uit het dossier.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat er slechts een zogenoemde één op één verklaring is en dat ondersteunend bewijs voor de verklaring van aangeefster ontbreekt.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] gedurende de periode van 30 december 2014 tot en met 2 januari 2015 voortdurend bij hem is geweest en dat [slachtoffer] zijn woning heeft verlaten toen hij en [slachtoffer] zagen dat de politie buiten de woning aanwezig was.
[slachtoffer] heeft verklaard zij op 29 december 2014 naar de woning van verdachte is gegaan aan de [adres 1] in [woonplaats] en dat het een leuke en gezellige dag was. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte die avond cocaïne had gebruikt, veel bier had gedronken en had geblowd. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte en zij rond 02.00 uur (de rechtbank leest: op 30 december 2014) naar bed wilden gaan en dat verdachte plots begon te flippen en te schelden tegen [slachtoffer] en dat verdachte haar begon te slaan. [slachtoffer] voelde dat verdachte haar sloeg boven haar rechterborst op haar borstkas. [slachtoffer] heeft voorts verklaard dat verdachte haar begon te slaan met zijn vuisten en met kracht op haar rechterwang en haar rechter- en linkerbovenarm. Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat zij een paar dagen flink pijn heeft gehad en dat zij op beide armen en op haar borstkas aan de rechterkant blauwe plekken heeft en dat de rechterkant van haar gezicht nog licht gevoelig is.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar de volgende ochtend, nadat hij wakker werd, uitgebreid heeft bekeken en ook de blauwe plekken heeft gezien en dat [slachtoffer] van verdachte daarna niet meer weg mocht. Volgens [slachtoffer] heeft verdachte tegen haar gezegd: "je mag niet eerder weg, dan dat de blauwe plekken weg zijn." [slachtoffer] heeft voorts verklaard dat verdachte heeft gezegd dat [slachtoffer] nog Oud en Nieuw bij verdachte zou vieren en dat ze op nieuwjaarsdag naar huis mocht. [slachtoffer] heeft voorts verklaard dat zij sinds die dinsdag ook niet meer bij haar telefoon mocht en dat zij die alleen mocht gebruiken als verdachte erbij was. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte steeds dicht bij haar in de buurt bleef en dat verdachte haar steeds controleerde.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte het ene moment heel lief en attent en zacht was, maar dat hij na een foute blik of een woord met een verkeerde intonatie weer begon te flippen en te schreeuwen dat zij verdachte helemaal gek maakte en het bloed onder zijn nagels vandaan haalde. Volgens [slachtoffer] sloeg verdachte dan vervolgens heel vaak met zijn vlakke rechterhand met kracht op zijn rechteroog en daarbij zei hij dat hij zo een blauw oog kreeg en dan aangifte tegen [slachtoffer] ging doen. [slachtoffer] heeft verklaard dat dit meerdere keren per dag zo ging, dat zij op die momenten bang voor verdachte was en dat ze bang was omdat verdachte onvoorspelbaar was en ze niet wist wanneer verdachte opnieuw zou flippen.
[slachtoffer] heeft ook verklaard dat haar ex-partner (de rechtbank leest: [ex-partner slachtoffer] ) haar heeft gebeld omdat hij de auto terug wilde en vroeg waar [slachtoffer] was. Uit de aangifte volgt dat [slachtoffer] toen vertelde dat ze in Enschede op het werk was, waarop [ex-partner slachtoffer] heeft gezegd dat hij van een vriendin had gehoord dat [slachtoffer] de hele week nog niet op het werk was geweest. [ex-partner slachtoffer] vroeg vervolgens of [slachtoffer] de auto terug kwam brengen of dat hij de politie moest bellen. [slachtoffer] heeft hierop naar eigen zeggen geantwoord: "Dat laatste, dat laatste", waarmee zij hoopte dat [ex-partner slachtoffer] aangifte ging doen en de politie de auto ging zoeken en zo bij [slachtoffer] uit zou komen. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij het adres van verdachte waar zij zat al aan [getuige] (de rechtbank lees: [getuige] ) had geappt in de hoop dat hij de politie zou inschakelen.
Uit de aangifte volgt dat [slachtoffer] heeft verklaard dat zij heel lief tegen verdachte was in de hoop dat hij niet weer zou flippen en dat hij haar op enig moment op eigen initiatief zou laten gaan, maar dat dit niet lukte. Verdachte bleef steeds heel dicht bij [slachtoffer] in de buurt en gaf haar geen kans om te vluchten. Volgens [slachtoffer] heeft verdachte haar verteld dat hij er voor zou zorgen dat zij haar dochter kwijt zou raken, als zij zou weggaan. Verdachte zou volgens [slachtoffer] gaan vertellen dat zij ook drugs had gebruikt en dan zou men haar niet in staat vinden voor haar dochter te zorgen en dan zou zij haar dochter kwijt raken. Om die reden en omdat verdachte steeds flipte en [slachtoffer] bang was dat verdachte achter haar aan zou komen en haar van de trap zou kunnen gooien, bleef [slachtoffer] bij verdachte en durfde zij niet weg te gaan, zo heeft zij verklaard.
Voorts heeft [slachtoffer] verklaard dat zij en verdachte elke dag wel weg zijn geweest omdat verdachte elke dag weed moest halen in de coffeeshop, dat zij dan met de Audi naar de wijk Aalderinkshoek in Almelo gingen waar de ouders van verdachte wonen aan de [adres 2] , dat zij vervolgens de auto van verdachtes moeder meenamen en dat zij daarmee dan weed gingen halen bij de Tuinen. Volgens [slachtoffer] reden zij daarna terug en reden dan weer in de Audi naar de woning van verdachte. [slachtoffer] heeft ook verklaard dat zij en verdachte boodschappen deden met de Audi.
In een proces-verbaal van bevindingen is door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] gerelateerd dat [slachtoffer] heeft verteld dat ze een aantal keren heeft aangegeven aan verdachte dat ze weg wilde, dat de voordeur 's nachts op slot ging en dat [slachtoffer] niet wist waar verdachte de sleutel dan liet, alsook dat zij pas naar bed mocht als verdachte ook naar bed ging en dat zodra [slachtoffer] uit bed wilde stappen, verdachte ook gelijk wakker was en haar gelijk vroeg wat ze ging doen. De verbalisanten hebben gerelateerd dat [slachtoffer] voor haar gevoel geen kant op kon en dat verdachte vaak tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij er voor zou zorgen dat haar dochter van haar afgepakt zou worden en dat ze deze nooit terug zou zien. Op het moment dat verdachte ontdekte dat de politie inmiddels in kennis was gesteld en deze mogelijk zou komen, mocht [slachtoffer] haar spullen pakken en mocht ze weg, zo volgt uit het relaas van de verbalisanten.
[getuige] heeft verklaard dat hij op 31 december 2014 13.30 uur, aan [slachtoffer] (de rechtbank leest: [slachtoffer] ) een whatsapp-bericht heeft gezonden met de vraag hoe het met
haar was en dat hij hierop alleen te horen kreeg "gaat". [getuige] heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft gevraagd of het wel goed met haar ging, omdat hij nog nooit eerder mee had gemaakt dat zij zo kort in haar antwoorden was. Volgens [getuige] kreeg hij van [slachtoffer] door
dat zij niet kon praten. [getuige] heeft aangegeven dat de hem door de verbalisant getoonde uitdraaien/whatsappjes, gemaakt vanaf de smartphone van [slachtoffer] , de gesprekken zijn die zij samen hebben gevoerd, via whatsapp. [getuige] heeft verklaard dat hij contact heeft gezocht met [ex-partner slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [ex-partner slachtoffer] ), dat [ex-partner slachtoffer] in de woning van [slachtoffer] het nummer van de teamleider (van het werk) van [slachtoffer] heeft opgezocht en vervolgens heeft gebeld en dat de teamleider aangaf dat [slachtoffer] zich had ziek gemeld vanaf dinsdag 30 december 2014. [getuige] heeft voorts verklaard dat hij met [ex-partner slachtoffer] heeft afgesproken dat [getuige] [slachtoffer] nogmaals een whatsapp-bericht zou zenden met hierin duidelijk de mededeling dat, als er voor 19.00 uur geen reactie komt van haar kant, zij de politie zouden inschakelen. Volgens [getuige] heeft [ex-partner slachtoffer] hierop telefonisch contact gehad met [slachtoffer] in welk gesprek [ex-partner slachtoffer] heeft aangegeven dat hij de auto terug moest hebben en dat hij wilde weten waar [slachtoffer] zat en dat [ex-partner slachtoffer] tegen [slachtoffer] heeft gezegd: "vertel nu waar je bent of ik doe nu aangifte van diefstal van mijn auto bij de politie". Volgens [getuige] heeft [slachtoffer] hierop geantwoord "het laatste". [getuige] heeft verklaard dat hij en [ex-partner slachtoffer] daarop gelijk naar het bureau zijn gegaan. Voorts heeft [getuige] verklaard – naar achteraf bleek 's middags om 13.30 uur – app-berichten van [slachtoffer] te hebben ontvangen waarin stond:
[adres 1] " en 10 minuten later "Bel nu [ex-partner slachtoffer] met het adres" en dat deze whatsapp-berichten pas op zijn telefoon is binnen gekomen omstreeks 18.54 uur.
Getuige [ex-partner slachtoffer] heeft verklaard dat hij de ex-man van [slachtoffer] is en dat hij op
2 januari 2015 werd gebeld door [getuige] (de rechtbank leest: [getuige] ) en dat [getuige] vertelde dat hij van [slachtoffer] een berichtje had gehad waarin stond dat zij tegen haar wil werd vastgehouden en dat zij vreesde voor de veiligheid van haarzelf en haar dochter [dochter slachtoffer] . [ex-partner slachtoffer] heeft verklaard dat hij toen heeft besloten te gaan kijken in de flat van [slachtoffer] en om even contact op te nemen met de teamleider van het werk van [slachtoffer] . Volgens [ex-partner slachtoffer] stond er weinig in de koelkast, alleen een oud brood en melk die over de datum was, waaruit [ex-partner slachtoffer] heeft opgemaakt dat [slachtoffer] in ieder geval een paar dagen niet thuis was geweest. [ex-partner slachtoffer] heeft verklaard dat hij contact heeft gehad met de teamleider van [slachtoffer] en dat deze teamleider hem vertelde dat [slachtoffer] zich dinsdag had ziek gemeld. Volgens [ex-partner slachtoffer] hebben hij en [getuige] besloten dat [getuige] een whatsapp-bericht zou sturen naar [slachtoffer] waarin zou staan dat zij zich ernstige zorgen maakten en dat zij de politie zouden bellen wanneer [slachtoffer] zich rond 19:00 uur niet zou hebben gemeld via de whatsapp of de
telefoon. [ex-partner slachtoffer] heeft verklaard dat hij zelf ondertussen ook al een aantal keren had geprobeerd te bellen maar geen contact kreeg. [ex-partner slachtoffer] heeft verklaard dat toen hij later contact kreeg met [slachtoffer] hij haar heeft gezegd dat hij wilde weten waar ze zat en dat hij binnen een uur zijn Audi weer voor de deur wilde hebben staan en dat hij anders aangifte bij de politie zou doen. Volgens [ex-partner slachtoffer] heeft [slachtoffer] hierop gezegd dat dat goed was, waarop [ex-partner slachtoffer] gelijk het idee had dat er iets niet klopte en haar heeft gevraagd of optie 1 of optie 2 goed was, waarop [slachtoffer] heeft geantwoord: "Dat laatste".
[ex-partner slachtoffer] heeft voorts verklaard dat hij en [getuige] naar de politie zijn gegaan en dat [getuige] rond 19.00 uur een whatsapp-bericht van [slachtoffer] kreeg waarin stond: [adres 1] , waarna [ex-partner slachtoffer] en [getuige] weer de politie hebben gebeld.
Uit in het dossier aanwezige whatsapp-berichten tussen [slachtoffer] en [getuige] volgt dat [slachtoffer] heeft geschreven dat zij al een aantal dagen werd vastgehouden door iemand en dat het adres ‘ [adres 1] ’ (de rechtbank leest: [adres 1] , zijnde het adres van verdachte) is.
Uit de in het dossier opgenomen medische verklaring en foto’s blijkt dat bij [slachtoffer] op
3 januari 2015 meerdere letsels zijn geconstateerd, te weten blauwe plekken op borst, linker- en rechterarm, buil/kneuzing/contusie intacte huid, als ook dat deze letsels recent zijn ontstaan.
Blijkens de verklaring van de voormalig partner van [slachtoffer] , [ex-partner slachtoffer] , heeft [slachtoffer] tijdens het gebeurde, via whatsapp-berichten aan [getuige] en tijdens een telefoongesprek met [ex-partner slachtoffer] zelf, gepoogd duidelijk te maken in welke angstaanjagende situatie zij zich bevond, alsook dat zij hulp nodig had. [getuige] heeft hierover een gelijkluidende verklaring afgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunen deze verklaringen en de bijgevoegde whatsapp-berichten de belastende verklaring van aangeefster en onderstrepen in zoverre ook de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] . De rechtbank merkt voorts op dat noch uit het dossier, noch anderszins is gebleken van gegronde redenen om de juistheid van de verklaringen van [slachtoffer] in twijfel te trekken. Derhalve verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging hieromtrent.
Op basis van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 30 december 2014 in Almelo [slachtoffer] heeft mishandeld door haar met kracht tegen haar wang en tegen haar armen en borst te slaan.
Verdachte heeft eerst fysiek geweld gebruikt tegen [slachtoffer] . Op basis van hetgeen hiervoor is uiteengezet, is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat verdachte vervolgens ongeoorloofde druk op [slachtoffer] heeft uitgeoefend, [slachtoffer] heeft verboden om te vertrekken, dat verdachte voortdurend bij [slachtoffer] in de buurt is gebleven en dat hij heeft gedreigd dat hij ervoor zou zorgen dat zij haar dochter kwijt zou raken. Door aldus te handelen heeft verdachte [slachtoffer] dusdanig angst ingeboezemd dat zij ervan overtuigd is geraakt, dat zowel zijzelf als haar dochter ernstig gevaar liepen als [slachtoffer] geen gehoor gaf aan verdachtes eisen. Door de handelwijze van verdachte heeft hij [slachtoffer] zodanige angst aangejaagd, dat zij niet meer zonder zijn toestemming weg durfde te gaan. Dat [slachtoffer] niet is gevlucht – ook niet toen zij daartoe de noodzaak voelde en mogelijk de gelegenheid had – kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden verklaard dan uit het door verdachte tegen [slachtoffer] uitgeoefende geweld, de daaropvolgende intimidatie en, al dan niet omfloerste, bedreigingen, in het bijzonder ook waar het haar dochtertje betrof, en de angst voor herhaling van het door verdachte tegen haar uitgeoefende geweld. [slachtoffer] heeft gemeend slechts op een veilige manier uit de situatie weg te kunnen komen, wanneer verdachte haar vrijwillig zou laten gaan en zij heeft dat moment afgewacht.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] door de handelingen van verdachte wederrechtelijk van haar vrijheid is beroofd en beroofd gehouden. Het feit dat [slachtoffer] wellicht eerder momenten, waarop zij had kunnen vluchten, onbenut heeft laten passeren, doet daar niets aan af. Verdachte heeft door zijn gedragingen en zijn bejegening van [slachtoffer] , haar belemmerd in haar vrijheid om te gaan en te staan waar zij wenste. Het gevoerde bewijsverweer vindt zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen en behoeft geen verdere bespreking.
Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen acht rechtbank de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.