ECLI:NL:RBOVE:2015:4709

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 oktober 2015
Publicatiedatum
20 oktober 2015
Zaaknummer
08/760240-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezitten en uitgeven van vals geld met bijkomende straf en behandeling

Op 20 oktober 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige man uit Denekamp, die werd beschuldigd van het bezitten en uitgeven van vals geld. De verdachte werd op 20 december 2014 aangehouden nadat hij met een vervalst bankbiljet van 50 euro twee broden had gekocht op het Dickens-festijn in Deventer. Tijdens het onderzoek bleek dat hij eerder grote hoeveelheden valse bankbiljetten had ingekocht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk een vals bankbiljet had uitgegeven en dat hij met het oogmerk om deze als echt uit te geven, valse bankbiljetten in voorraad had. De rechtbank achtte de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van feit 4, dat betrekking had op gewoontewitwassen, wegens onvoldoende bewijs.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een behandeling te ondergaan bij een reclasseringsinstelling. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Ook werd een schadevergoeding van €250,- aan de benadeelde partij toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van het uitgeven van vals geld en de impact daarvan op de economie.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/760240-14 (P)
Datum vonnis: 20 oktober 2015
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C.J. Klaver en van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw
mr. J.W. Post, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
1.
hij op of omstreeks 20 december 2014 in de gemeente Deventer in elk geval in
Nederland, opzettelijk (een) als echt(e) en onvervalst(e) bankbiljet(ten)
heeft uitgegeven
(een) bankbiljet(ten) van 50 Euro, dat/die verdachte zelf heeft nagemaakt
en/of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte toen hij dat/die
bankbiljet(ten) ontving, bekend was,
en/of
met het oogmerk om dat/die bankbiljet(ten) van 50 Euro als echt en onvervalst
uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 20 december 2014 in de gemeente Deventer
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels,
[slachtoffer] en/of Salland Houtovensbrood
heeft bewogen tot de afgifte van twee/een bro(o)d(en) en/of 42 Euro, althans
een geldbedrag (wisselgeld), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
dat/die bro(o)d(en) van die [slachtoffer] gekocht en dat/die bro(o)d(en)
vervolgens afgerekend met een vervalst bankbiljet van 50 Euro,
waardoor die [slachtoffer] en/of die Salland Houtovensbrood werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
27 september 2014 tot en met 20 december 2014 te Denekamp, gemeente Dinkelland
en/of in de provincies Gelderland en/of Overijssel en/of Drenthe en/of te
Heerhugowaard en/of te Amsterdam en/of in de gemeente Ouder-Amstel, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of
alleen, (telkens) opzettelijk (een) bankbiljet(ten) van 50 Euro, dat/die
verdachte zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of
vervalsing verdachte, toen hij dat/die bankbiljet(ten) ontving, bekend was,
(telkens) met het oogmerk om dat/die bankbiljet(ten) als echt en onvervalst
uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 27 september 2014 tot en met 19 december
2014, te Denekamp, gemeente Dinkelland, en/of in de provincie(s) Overijssel
en/of Drenthe en/of Gelderland en/of elders in Nederland, althans in
Nederland,
(een) voorwerp(en), te weten snoepgoed en/of drank en/of levensmiddelen heeft
verworven en/of voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet
en/of van (een) voorwerp(en), te weten snoepgoed en/of drank en/of
levensmiddelen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk
onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf
en/of van dat witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
4.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Feit 1.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
Feit 2.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde het volgende. Verdachte heeft op 20 december 2014 op het Dickens Festival te Deventer bij een marktkraam twee broden gekocht. Hij heeft deze twee broden betaald met een vals briefje van € 50,- en heeft vervolgens wisselgeld teruggekregen. Met deze handeling van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een listige kunstgreep. Het handelen van verdachte kan aldus worden gekwalificeerd als oplichting. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3.
Naar aanleiding van de aanhouding van verdachte op 20 december 2014 na het uitgeven van een vals bankbiljet is het telefoontoestel van verdachte onderzocht. Uit dat onderzoek kwamen whats app-gesprekken met een zogeheten ‘ [naam] ’ naar voren waaruit opgemaakt kan worden dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode meermalen valse bankbiljetten bij deze [naam] heeft gekocht en ontvangen en aldus in voorraad heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 4.
Verdachte is onder feit 4 gewoontewitwassen ten laste gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden. In het dossier bevinden zich foto’s die door verdachte via whats app zijn verstuurd waarop tassen met snoepgoed en etenswaren zichtbaar zijn. Met enkel deze afbeeldingen kan niet worden vastgesteld dat verdachte dit snoepgoed en deze etenswaren ook daadwerkelijk heeft gekocht met valse bankbiljetten, dan wel dat hij deze waren vervolgens heeft verkocht. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 4 ten laste gelegde vrijspreken.
4.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 4 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 december 2014 in de gemeente Deventer, opzettelijk een als echt en onvervalst bankbiljet heeft uitgegeven een bankbiljet van 50 Euro, waarvan de valsheid verdachte toen hij dat bankbiljet ontving, bekend was,
en
hij omstreeks 20 december 2014 in de gemeente Deventer, opzettelijk als echt en onvervalst met het oogmerk om bankbiljetten van 50 Euro als echt en onvervalst uit te geven, in voorraad heeft gehad;
2.
hij op 20 december 2014 in de gemeente Deventer met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een listige kunstgrepen, [slachtoffer] en/of Salland Houtovensbrood
heeft bewogen tot de afgifte van twee broden en 42 Euro, een geldbedrag (wisselgeld),
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
listiglijk die broden van die [slachtoffer] gekocht en die broden, vervolgens afgerekend met een vervalst bankbiljet van 50 Euro, waardoor die [slachtoffer] en/of die Salland Houtovensbrood werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij in de periode van 27 september 2014 tot en met 20 december 2014 te Denekamp, gemeente Dinkelland en/of te Heerhugowaard en/of te Amsterdam, telkens opzettelijk bankbiljetten van 50 Euro, waarvan de valsheid verdachte, toen hij die bankbiljetten ontving, bekend was, telkens met het oogmerk om die bankbiljetten als echt en onvervalst
uit te geven, in voorraad heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is naar het oordeel van de rechtbank bij het onder 1 en 2 bewezenverklaarde sprake van meerdaadse samenloop, zoals bepaald in artikel 57 Wetboek van Strafrecht (Sr). Zij overweegt daartoe dat het strafbaar stellen van “oplichting” en het strafbaar stellen van “opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, uitgeven” verschillende rechtsbelangen beschermen, zodat zij naast elkaar in de vorm van meerdaadse samenloop ten laste kunnen worden gelegd en bewezen kunnen worden verklaard.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 209 en 326 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, uitgeven
en
opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven, in voorraad hebben.
feit 2
het misdrijf: oplichting
feit 3
het misdrijf: opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving,
bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven, in voorraad hebben.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat zij bewezen heeft geacht, gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaar met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest met als bijzondere voorwaarden meldplicht en een behandeling bij de Tender. Voorts heeft zij een geldboete van € 3.000,- gevorderd en toewijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot een bedrag van € 250,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met wettelijke rente.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft verzocht een werkstraf en een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
Met betrekking tot de civiele vordering van de benadeelde partij heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de post inkomstenderving onvoldoende onderbouwd is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in voorraad hebben van grote hoeveelheden valse bankbiljetten, uitgeven van een vals bankbiljet van € 50,- en oplichting. Het uitgeven van valse bankbiljetten dupeert de ontvanger van het biljet; hij geeft goederen af c.q. betaalt wisselgeld terug voor een stukje papier zonder waarde. Daarnaast is het in circulatie brengen van vals geld ontwrichtend voor de (financiële) economie. De wetgever heeft dan ook op artikel 209 Sr een maximale strafbedreiging van negen jaar gevangenisstraf gesteld.
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie d.d. 14 september 2015 waaruit gebleken is dat hij eerder ter zake vermogensdelicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft daarbij, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr, een eerdere veroordeling van verdachte in rekening gebracht, te weten: het vonnis van de politierechter te Zwolle van 20 juli 2015, waarbij verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag en een werkstraf voor de duur van 100 uren.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest passend en geboden. Hoewel de reclassering in haar advies d.d. 15 september 2015 melding maakt van een enigszins negatieve houding van verdachte ten aanzien van begeleiding en behandeling, ziet zij – mede vanwege het als hoog ingeschatte recidiverisico – aanleiding om een ambulante behandeling te adviseren. De rechtbank acht het, conform het daartoe gegeven advies van de reclassering, ter voorkoming van recidive geboden dat verdachte een behandeling ondergaat bij de Tender, dan wel een soortgelijke instelling. Om die reden en om verdachte in de toekomst te weerhouden van het plegen van strafbare feiten, zal de rechtbank van de negen maanden gevangenisstraf een gedeelte, te weten zes maanden voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaren.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde] , wonende te [woonplaats], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de posten wisselgeld en inkomstenderving. Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit onder 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
8.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57 en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- kwalificeert dit als hiervoor vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich op uitnodiging van de reclassering meldt bij de Reclassering Nederland, locatie Enschede, en dat de veroordeelde zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde periode zal blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze periode nodig acht;
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en mr. R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2015.
Buiten staat
Mrs. S. Taalman en R.A.M. Elbers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2014229955. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 en 2.
1. Het proces-verbaal van aangifte [1] d.d. 20 december 2014, onder meer inhoudende de verklaring van [slachtoffer] namens Sallands Houtovenbrood;
2. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 oktober 2015;
3. Het proces-verbaal van bevindingen [2] d.d. 20 december 2014, onder meer inhoudende het relaas van verbalisant;
4. Het proces-verbaal van bevindingen [3] d.d. 20 december 2014, onder meer inhoudende het relaas van verbalisant;
5. Het proces-verbaal van bevindingen [4] d.d. 22 december 2014, onder meer inhoudende het relaas van verbalisant.
Feit 3.
6. Het proces-verbaal [5] d.d. 7 april 2015, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant:
Op 30 december 2014 heb ik onderzoek gedaan aan een GSM-telefoon, merk LG, type E975. Eigenaar: [verdachte] , [geboortedag] -1990, [adres] te [woonplaats] . (…) In de telefoon werden 75.022 chat berichten aangetroffen. De chatberichten welke betrekking hebben op het bezit en/of uitgeven van vals geld zijn afzonderlijk uitgedraaid en bijgevoegd.
7. Een geschrift [6] , te weten de uitdraai van app-gesprekken tussen [verdachte] en [naam] , onder meer inhoudende:
Inkomend = [naam]
Uitgaand = [verdachte]
Richting Tekst Tijdstip
11
Inkomend
Kom nu straat
27-9-2014 10:23:41
(..)
13
Inkomend
Heerhugowaard
27-9-2014 10:23:52
14
Uitgaand
Ok
27-9-2014 20.28.37
(..)
21
Uitgaand
Jah je hebt mij er 100 stuks gegeven ik heb ze nu nageteld
28-9-2014 22.18.01
(..)
27
Uitgaand
Heb je nog andere die niet op achtien eindigen het nummer
28-9-2014 22.35.22
(..)
36
Uitgaand
Wanneer kan ik de laatste 100 ophalen?
3-10-2014 16.24.20
(..)
51
Uitgaand
Kan ik nig 200 stuks bijkopen?
11-10-2014 14.21.27
52
Inkomend
Jaman maar woensfag of dinsdag pas is dat een probleem?
11-10-2014 14.19.27
53
Inkomend
Want hologrammen waren op
11-10-2014 14.19.33
54
Uitgaand
Ja 200 stuks
11-10-2014 14.22.29
55
Inkomend
Dus 300 totaal
11-10-2014 14.20.17
56
Uitgaand
Jah
11-10-2014 14.22.55
(..)
69
Uitgaand
Station Heerhugowaard 11 uur doen?
12-10-2014 17.08.05
(..)
116
Uitgaand
Heb je nu ook met watermerk erin?
17-10-2014 12.11.48
(..)
159
Uitgaand
Ik heb er weer te weinig
18-10-2014 17.52.47
160
Uitgaand
194 stuks
18-10-2014 17.52.54
(..)
164
Uitgaand
Ik ben nog in Amsterdam
18-10-2014 17.58.04
(..)
168
Uitgaand
Heb je de rest nu niet ik ben nog in Amsterdam
18-10-2014 18.18.48
(..)
183
Uitgaand
Eej kon ik vanmiddag 100 stuks afnemen groeten [verdachte]
19-11-2014 9.33.44
(..)
197
Uitgaand
Krijg jee ook biljetten van € 10 € 20 of honderd?
20-11-2014 17.32.16
(..)
200
Inkomend
100 stuks 500 euro
20-11-2014 17:32:51
(..)
244
Inkomend
Morgen dus 350 stuks toch?
9-12-2014 15.09.33
(..)
246
Uitgaand
200 stuks is ook goed
9-12-2014 15.11.00
247
Uitgaand
Plus 150 oke
9-12.2014 15.11.06
(..)
261
Inkomend
Dus jij heeft mij 1200 ipv 1250
9-12-2014 18.19.00
262
Inkomend
En je hebt 400 stujs
9-12-2014 18.19.07
(..)
264
Uitgaand
Oke 1200 € 400 biljetten he
9-12-2014 18.19.46
(..)

Voetnoten

1.Pagina 39-41
2.Pagina 42
3.Pagina 45
4.Pagina 46, 47
5.Pagina 69-70
6.Pagina 88-96