ECLI:NL:RBOVE:2015:4645

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 oktober 2015
Publicatiedatum
15 oktober 2015
Zaaknummer
08.952440-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en valsheid in geschrift door boekhoudkundig medewerkster

Op 15 oktober 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige vrouw uit Tilligte, die werd beschuldigd van verduistering en valsheid in geschrift. De vrouw, werkzaam als boekhoudkundig medewerkster bij een restaurant in Denekamp, heeft in de periode van januari 2011 tot oktober 2012 een bedrag van in totaal 43.238,92 euro verduisterd van haar werkgever. Dit deed zij door in de financiële administratie lagere omzetten en hogere pinbetalingen te verwerken dan daadwerkelijk het geval was, met als doel haar eigen financiële problemen door een gokverslaving te verbergen. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast moet zij het verduisterde bedrag terugbetalen aan het restaurant.

De rechtbank oordeelde dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie had een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, en de rechtbank volgde deze eis grotendeels. De verdachte heeft blijk gegeven van spijt en is inmiddels onder behandeling voor haar gokverslaving. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als zorgdrager voor haar gezin en ouders, en de steun die zij ontvangt van haar familie.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het restaurant, toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van het volledige bedrag van 43.238,92 euro. Tevens is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zodat de verdachte aansprakelijk is voor de schade die door haar handelen is veroorzaakt. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen daarvan voor de verdachte en haar omgeving.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.952440-14 (P)
Datum vonnis: 15 oktober 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 juni 2015 en 1 oktober 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Klooster en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. C. Verrillo, advocaat te Denekamp, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een bedrag van 43.200 euro van haar werkgever heeft verduisterd;
feit 2:de financiële administratie van haar werkgever heeft vervalst.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van januari 2011 t/m oktober 2012 te Denekamp, gemeente Dinkelland, (telkens) opzettelijk een aantal geldbedragen (totaal belopende een bedrag van 43.200 euro), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de firma [bedrijf] BV en/of [restaurant] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) geldbedragen verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als boekhoudkundig/administratief medewerkster, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
zij in of omstreeks de periode van januari 2011 t/m oktober 2012 te Denekamp, gemeente Dinkelland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) weekomzetstaten en/of kasadministraties en/of pinadministraties van [restaurant] , - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid in die weekomzetstaten een
lagere omzet vermeld dan die omzet in werkelijkheid was en/of een hogere pinbetaling vermeld dan die betaling in werkelijkheid was, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de veroordeling van verdachte tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar alsmede de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De raadsman heeft gesteld dat hij, net als de officier van justitie, tot de conclusie komt dat beide feiten bewezen kunnen worden.
5.2
De overwegingen van de rechtbank
Net als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van januari 2011 t/m oktober 2012 te Denekamp, gemeente Dinkelland, telkens opzettelijk een aantal geldbedragen (totaal belopende een bedrag van 43.200 euro), toebehorende aan [restaurant] en welke geldbedragen verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking als boekhoudkundig/administratief medewerkster onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
zij in de periode van januari 2011 t/m oktober 2012 te Denekamp, gemeente Dinkelland, telkens weekomzetstaten, kasadministraties en pinadministraties van [restaurant] , - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte telkens valselijk en in strijd met de waarheid in die weekomzetstaten een lagere omzet vermeld dan die omzet in werkelijkheid was of een hogere pinbetaling vermeld dan die betaling in werkelijkheid was, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 225, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel en de gronden daarvoor

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van geld van haar werkgever en aan het plegen van valsheid in geschrift door in de financiële administratie van haar werkgever lagere omzetten en pinbetalingen te verwerken dan waar in werkelijkheid sprake van was. Door zo te handelen heeft verdachte haar werkgever overlast en schade bezorgd, met geen ander oogmerk dan zichzelf van geld te voorzien om daarmee haar financiële problemen die het gevolg waren van haar gokverslaving te verhullen.
Blijkens het rapport van de reclassering van 9 september 2015 heeft verdachte thuis open kaart gespeeld en wordt ze gesteund door haar gezin en familie. Verdachte staat sinds juli 2015 onder behandeling van een psycholoog en volgens verdachte heeft gokgedrag na de aanhouding en ingeschakelde hulp niet meer plaatsgevonden. Behoudens het schuldbedrag dat is ontstaan door het delictgedrag zijn er geen schulden binnen het gezin, al kunnen zij maandelijks krap rondkomen.
De reclassering heeft de indruk dat verdachte passende hulpverlening krijgt. Daardoor en omdat verdachte een first offender is, ziet de reclassering geen aanknopingspunten voor een toezicht. Een stok achter de deur om het ingeslagen hulpverleningstraject te volbrengen lijkt de reclassering op dit moment niet nodig. De reclassering schat het recidiverisico in als laag.
De raadsman heeft ter zitting een geheel voorwaardelijke taakstraf met een proeftijd van twee jaar bepleit.
De rechtbank heeft wat betreft de op te leggen straf gelet op de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht vastgestelde oriëntatiepunt ten aanzien van fraude, waar voor een benadelingsbedrag van ongeveer € 43.200,- uitgegaan wordt van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden of een taakstraf van vergelijkbare orde.
In het geval van verdachte weegt de rechtbank mee dat zij gedurende een periode van meer dan anderhalf jaar de feiten structureel heeft gepleegd en dat de manier waarop zij de verduistering van geldbedragen verborg een steeds verhullender karakter kreeg, namelijk van in eerste instantie het afromen van contante kassabedragen tot uiteindelijk het aanpassen van weekomzetstaten. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte erg lang heeft gezwegen over haar gokverslaving en de daarmee samenhangende verduistering.
Anderzijds is van belang dat verdachte, zoals ze heeft verklaard op de terechtzitting van
1 oktober 2015, spijt heeft van de gepleegde feiten en dat ze bezig is om via haar huisarts voor een hulpverleningstraject bij Tactus verslavingszorg in aanmerking te komen. Daarbij heeft ze ook aangegeven dat ze het nog wel moeilijk vindt om niet meer te gokken. Daarnaast heeft ze nog steeds de zorg voor haar ouders en haar gezin.
Alles afwegende vindt de rechtbank het niet passend om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Omdat verdachte ter terechtzitting van
18 juni 2015 heeft verklaard tot dat moment nog wel eens te gokken en ter terechtzitting van 1 oktober 2015 heeft verklaard dat zij nog steeds moeite heeft met haar gokverslaving, is de rechtbank van oordeel dat een stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren wel noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding om daar bijzondere voorwaarden aan te verbinden.
Om de ernst van het feit tot uitdrukking te laten komen zal de rechtbank daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 180 uren opleggen. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte in samenspraak met de reclassering mogelijkheden zal vinden om de werkstraf te combineren met de zorg voor haar familie en haar eigen behandeling.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich, namens [restaurant] , gevestigd te Denekamp, voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 43.238,92. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 20.999,61 over 2011 en
  • € 22.239,31 over 2012.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit
1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 43.238,92. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2:valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijkmet een
proeftijd van twee jaren, welke niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

schadevergoeding

  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [restaurant] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. M. van Bruggen en mr. R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2015.
Mr. R.A.M. Elbers en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie Oost-Nederland, District Twente, Districtsrecherche 2, met registratienummer PL05YC-2013046760. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Als bewijsmiddelen gelden:
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 juni 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering;
2. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , namens [restaurant] , opgemaakt op 20 september 2013 door [verbalisant] , BOA, pag. 100 tot en met 184 (inclusief bijlagen);
3. het proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , opgemaakt op 10 januari 2014 door [verbalisant] en [verbalisant] , beide brigadier, pag. 211 tot en met 240 (inclusief bijlagen).