ECLI:NL:RBOVE:2015:4642

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
15 oktober 2015
Zaaknummer
C/08/157075 / HA ZA 14-288
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurder van een BV voor schade door onrechtmatige daad en dwaling

In deze zaak vorderden de eisers, bestaande uit MP Trading, [C] en QP, betaling van bedragen aan hen door gedaagde, die als indirect bestuurder van Green Data Systems B.V. (GDS) werd aangesproken. De rechtbank Overijssel oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedaagde ten tijde van het aangaan van de intentieovereenkomst wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat GDS de verplichtingen uit deze overeenkomst niet zou nakomen. De rechtbank stelde vast dat GDS in financiële problemen verkeerde, maar dat de gedaagde niet persoonlijk aansprakelijk kon worden gesteld voor de schade die de eisers zouden hebben geleden. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet opzettelijk had misleid of onjuiste informatie had verstrekt aan de eisers. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/157075 / HA ZA 14-288
Vonnis van 15 juli 2015
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [plaats 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QUATTRO PORTE B.V.,
gevestigd te Alblasserdam,
3.
[C],
wonende te [plaats 1] ,
eisers,
advocaten mrs. M.M. Kroone en E.R. Bakker te Alkmaar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.D. van Dalen te Utrecht.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [A c.s.] genoemd worden en afzonderlijk [A] , QP respectievelijk [C] . Gedaagde zal hierna [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en de daarbij behorende akte overlegging producties 1 t/m 16;
  • de akte herstel verzuim;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 19;
  • de conclusie van repliek met producties 17 t/m 23;
  • de conclusie van dupliek 20 t/m 28;
  • de akte uitlating producties;
  • de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken, waaronder de aktes overlegging producties 29 t/m 34 en pleitnota’s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] was indirect, via B.A.S.I.C. B.V., bestuurder van Green Data Systems B.V. (hierna: GDS). GDS hield zich bezig met de distributie van hardware en software en het leveren van diensten aan derden. GDS was actief in Nederland (hierna: GDS Nederland) en exploiteerde in België en Duitsland (hierna: GDS Duitsland) twee dochtervennootschappen.
2.2.
GDS kocht de voor haar producten en diensten benodigde hardware en basissoftware in bij het Japanse elektronica-concern Hitachi.
2.3.
GDS had met IFN Finance een factoringovereenkomst. Deutsche Bank, als rechtsopvolgster van IFN Finance, zette begin 2013 de financiering voor GDS Duitsland stop en zegde in juni 2013 de gehele debiteurenfinanciering voor GDS op. GDS kreeg liquiditeitsproblemen, waardoor er onder meer een achterstand ontstond met betrekking tot betalingen aan Hitachi. Hitachi besloot in juni 2013 tot een leveringsstop.
2.4.
[gedaagde] heeft in oktober 2013 [D] (hierna: [D] ) benaderd met het verzoek te investeren in GDS. Door [D] is Insolution ingeschakeld. Insolution is een adviesbureau dat zich richt op het verlenen van financieel advies met betrekking tot bedrijven in moeilijkheden.
2.5.
Per mail van 23 oktober 2013 heeft een medewerker van Insolution – met cc onder meer aan [D] - [gedaagde] verzocht om voorafgaande aan een geplande bespreking met (potentiële) investeerders de volgende informatie te verstrekken:
“Jaarrekening 2011 en 2012
Prognose 2013 en 2014
Liquiditeitsplanning
Brief opzegging krediet
Opzet financiering / kapitaalinjectie”.
2.6.
Per mail van 24 oktober 2013 verstrekte [gedaagde] vervolgens aan medewerkers van Insolution en [D] twee powerpoint-presentaties over de activiteiten van GDS, een lijst met prospects, een brief van IFN ter zake de opzegging van de financiering, de jaarrekeningen 2011 en 2012, een financieringsopzet, de cijfers over het eerste kwartaal van 2013 en een document waarop bovenaan achtereenvolgens is vermeld “Geconsolideerd”, “Resultatenrekening 2013”, “Budget” met vermelding van cijfers over de periodes januari 2013 tot en met december 2013 (hierna: het overzicht 2013), alsmede een vergelijkbaar overzicht met betrekking tot 2014.
2.7.
Op 28 oktober 2013 vond een overleg plaats op het kantoor van Insolution, waarbij ook [C] aanwezig was. Er is toen een intentieverklaring (hierna: de intentieverklaring) getekend door GDS (aangeduid als ondergetekende sub 1) enerzijds, vertegenwoordigd door [gedaagde] , en MP Trading (aangeduid als ondergetekende sub 2) anderzijds, vertegenwoordigd door [C] . In de intentieverklaring is onder meer het volgende opgenomen:
“IN AANMERKING NEMENDE:
- dat de huisbankier de financiering heeft beëindigd met ingang van november 2013
- dat de ondergetekende sub 1 daardoor op zeer korte termijn behoefte heeft aan extra financiering van haar bedrijf, dat zich bezighoudt met datasystemen, -dataopslag en datamanagement;
- dat ondergetekende sub 1 op basis van de aangeleverde gegevens behoefte heeft aan een kapitaalinjectie van tenminste een EUR 500.000
- dat ondergetekende sub 2 in dit kader direct EUR 150.000 wil verstrekken tegen uitreiking van aandelen door ondergetekende sub 1;
- dat ondergetekende sub 2 in dit kader zich wil inspannen om de resterende € 350.000,00 elders te financieren.
- dat partijen de voorwaarden en nadere gemaakte afspraken van de verstrekking van de EUR 150.000 zoals op 28 oktober 2013 zijn gemaakt schriftelijk wensen vast te leggen.
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
1. De ondergetekende sub 2 is bereid een kapitaalsinjectie aan ondergetekende sub 1 te verstreken van EUR 150.000 in ruil voor 25% aandelenbezit in ondergetekende sub 1.
(..)
5. Het resterende bedrag van EUR 350.000 zal in beginsel voor half december 2013 moeten worden ingevuld om de onderneming van verdere continuïteit te voorzien. (..)
7. In het kader van de financieringsaanvraag, alsmede genoemde additionele kapitaal versterking genoemd onder punt 5 bestaan er mogelijkheden dat de door Hitachi verstrekte lening van EUR 1.123.129 wordt achtergesteld, waardoor er commercieel sprake is van een substantieel hoger eigen vermogen voor de financieringsaanvraag.
8. Tevens is er overleg met Hitachi gewenst in het kader van de financieringsaanvraag en genoemde achterstelling. (..)
10. Daarnaast zal ondergetekende 2 niet alleen een kapitaalinjectie zoals vermeld onder punt 2 verzorgen, maar ook in de dagelijkse gang van zaken ondersteuning kunnen verlenen aan de heer W. [gedaagde] .”
2.8.
Op 29 oktober 2013 is een bedrag van € 150.000,- van een rekening van Essex Car Engineering B.V. (hierna: Essex) met als omschrijving “betaling B.A.S.I.C.” aan GDS overgemaakt. De in de intentieverklaring genoemde aandelen zijn niet geëmitteerd en niet aan MP Trading geleverd.
2.9.
Per mail van 12 november 2013 heeft [gedaagde] de resultaten van GDS over de eerste drie kwartalen van 2013 gestuurd aan [D] en Insolution.
2.10.
Op 20 november 2013 heeft Deutsche Bank bevestigd dat de financieringsovereenkomst laatstelijk is verlengd tot 25 juli 2014 en dit (de rechtbank begrijpt: alsnog) te zullen respecteren.
2.11.
Op 27 november 2013 heeft [gedaagde] onder meer het volgende per mail aan [D] bericht:
Peter, zoals eerder besproken hierbij de uitkomst van mijn gesprek met Hitachi vanmiddag. We zijn tot een akkoord gekomen. Dit betekent dat de Ander Konto en Security contracten worden vastgelegd en dat ik mij nog eens voor 440.000 heb gecommitteerd.
Zoals afgesproken leen jij GDS 60.000 euro met de afspraak dat dit voor 30 december dit jaar weer wordt teruggestort. Dit om de salarissen e.d. van deze maand te kunnen betalen. Als zekerheid verpand GDS besproken factuur van 119Keuro (incl BTW) ter zekerstelling van deze lening.
2.12.
[C] heeft op 29 november 2013 uit hoofde van een geldlening een bedrag van € 20.000 overgemaakt op de rekening van GDS.
De lening zou uiterlijk 30 december 2013 worden terugbetaald. Eveneens op 29 november 2013 is een bedrag van € 40.000,00 van een rekening van Essex aan GDS overgemaakt met als omschrijving “lening zoals besproken 30-12 2013 retour”. GDS heeft deze geldleningen niet terugbetaald.
2.13.
[gedaagde] heeft op 11 december 2013 een overeenkomst van borgtocht getekend, inhoudende dat hij jegens Hitachi garant staat voor de schuld van GDS aan Hitachi tot een bedrag van € 444.000,00.
2.14.
[gedaagde] heeft op 23 januari 2014 aan [D] een “overzicht te betalen voor einde maand” verzonden en vervolgens is er tussen hen gecorrespondeerd over benodigde investeringen in GDS.
2.15.
Eveneens op 23 januari 2014 heeft SAP AG een bestelling bij GDS geplaatst voor een bedrag van € 1.844.684,00.
2.16.
Op 10 februari heeft QP een bedrag van € 25.000,00 aan GDS overgemaakt onder vermelding van “verstrekking leining”. GDS heeft dit bedrag niet aan QP terugbetaald.
2.17. GDS is met ingang van 8 april 2014 in staat van faillissement verklaard.
2.18.
Bij brief van 24 april 2014 heeft MP Trading aan de curator van GDS bericht de overeenkomst tot aankoop van de aandelen in GDS wegens misleiding, bedrog en/of dwaling buitengerechtelijk te vernietigen.
2.19.
Op 2 mei 2014 hebben [A c.s.] beslag gelegd op onroerende zaken van [gedaagde] .

3.Het geschil

3.1.
[A c.s.] vorderen veroordeling van [gedaagde] tot betaling van
€ 190.000,00 (€ 150.000 + € 40.000) aan MP Trading vermeerderd met rente en kosten;
€ 25.000,00 aan QP vermeerderd met rente en kosten;
€ 20.000,00 aan [C] vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[A c.s.] leggen daaraan samengevat ten grondslag dat bij het aangaan van de intentieovereenkomt en de overeenkomsten van geldlening sprake is geweest van bedrog en dwaling en dat [gedaagde] uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de door hen geleden schade ter hoogte van het aankoopbedrag van de aandelen in GDS op basis van de intentieovereenkomst en de verstrekte geldleningen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [A c.s.] met veroordeling van [A c.s.] in de kosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het onderhavige geschil is de vraag of en in hoeverre [gedaagde] als indirect bestuurder van GDS persoonlijk aansprakelijk is voor door [A c.s.] geleden schade als gevolg van het niet nakomen van verplichtingen door GDS. De rechtbank stelt voorop, dat wanneer een vennootschap tekortschiet in de nakoming van verbintenissen als uitgangspunt geldt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Of daarvan sprake is hangt af van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval.
4.2. [A c.s.] hebben aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat [gedaagde] [A c.s.] heeft bedrogen, dat sprake was van dwaling en dat [gedaagde] als indirect bestuurder van GDS onrechtmatig heeft gehandeld door [A c.s.] te misleiden en opzettelijk een onjuist beeld van de (kredietwaardigheid van) van GDS te schetsen. Er is volgens [A c.s.] sprake van bestuurdersaansprakelijkheid, omdat aan [gedaagde] persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt en [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomsten met [A c.s.] wist of behoorde te weten dat GDS niet aan haar verplichtingen kon voldoen.
4.3.
Voor zover [A c.s.] hun vorderingen jegens [gedaagde] hebben willen baseren op bedrog en dwaling overweegt de rechtbank dat GDS en niet [gedaagde] contractpartij is geweest bij de intentieovereenkomst en de overeenkomsten van geldlening, zodat vorderingen uit dien hoofde niet toewijsbaar zijn.
4.4.
[gedaagde] heeft ter gelegenheid van het pleidooi als meest verstrekkende verweer naar voren gebracht dat niet MP Trading de bedragen van € 150.000,00 en € 40.000,00 aan GDS heeft overgemaakt, maar de voor [gedaagde] onbekende vennootschap Essex en dat gelet daarop MP Trading geen vordering op [gedaagde] kan hebben. MP Trading heeft daarop naar voren gebracht dat de betalingen door Essex namens haar zijn verricht. Gelet op de omschrijving bij de overboekingen en de korte tijdspanne tussen de overboekingen en het door GDS en MP Trading sluiten van de intentieovereenkomst en de overeenkomst van geldlening is onvoldoende onderbouwd betwist dat de betalingen namens MP Trading uit hoofde van die intentieovereenkomst en overeenkomst van geldlening zijn gedaan. De rechtbank betrekt daarbij dat GDS destijds niet tegen de betalingen heeft geprotesteerd.
4.5.
[A c.s.] hebben hun stelling dat sprake was van misleiding respectievelijk het bewust verstrekken van onjuiste en onvolledige gegevens door [gedaagde] voornamelijk gebaseerd op het volgende. [gedaagde] heeft voorafgaand aan de investeringen door [A c.s.] het overzicht 2013 verstrekt en dat gepresenteerd als daadwerkelijke behaalde
resultatenvan GDS over de eerste drie kwartalen van 2013.
4.6.
Als onbetwist staat vast, dat [gedaagde] het overzicht 2013 nimmer aan QP heeft gestuurd noch dat er andere contacten tussen QP en [gedaagde] hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is aldus van oordeel dat van misleiding van QP door [gedaagde] of het door [gedaagde] verstrekken van onjuiste en onvolledige gegevens aan QP in dit verband geen sprake kan zijn.
4.7.
[gedaagde] heeft voorts betwist dat hij het overzicht 2013 als daadwerkelijke resultaten van GDS heeft gepresenteerd. Volgens hem wisten MP Trading en [C] dat het overzicht 2013 achterhaalde prognoses bevatte. Nu er blijkens een email van een medewerker van Insolution voorafgaand aan de bespreking met (potentiële) investeerders is gevraagd om prognoses 2013 (en 2014), boven het overzicht 2013 het woord “budget” staat, de cijfers bij verschillende posten maandelijks gelijk zijn, uit het overzicht een liquiditeitsoverschot in plaats van een liquiditeitstekort volgt, de in oktober 2013 verstrekte gegevens cijfers tot en met 2014 betreffen, uit de cijfers niet blijkt van een leveringsstop door Hitachi en een medewerker van Insolution na 28 oktober 2013 nog heeft gevraagd om de cijfers tot en met 30 september 2013, is de rechtbank met [gedaagde] van oordeel dat niet voldoende is onderbouwd dat [gedaagde] MP Trading en [C] met het verstrekken van het overzicht 2013 heeft misleid danwel onjuiste en onvolledige gegevens heeft verschaft.
4.8.
[A c.s.] hebben verder (voornamelijk bij conclusie van repliek) aangevoerd dat [gedaagde] hen heeft misleid danwel bewust onjuiste en onvolledige informatie heeft verschaft ten aanzien van de achtergrond van de opzegging van de financiering door Deutsche Bank, de leveringsstop door Hitachi met betrekking tot GDS Duitsland, de positie van GDS ten opzichte van Hitachi en de betrokkenheid van GDS bij het groene datacentrum. [gedaagde] zou aldus een verkeerd beeld hebben geschetst van (de kredietwaardigheid van) GDS.
4.9.
[gedaagde] heeft de stellingen van [A c.s.] in voormeld verband gemotiveerd betwist. Volgens [gedaagde] hield de beslissing van Deutsche Bank om de factoring op te zeggen geen verband met de resultaten van GDS, maar met het gegeven dat Deutsche Bank de factoring van Duitse debiteuren niet meer wilde verzorgen. Door die opzegging ontstond vooreerst bij GDS Duitsland een liquiditeitsprobleem en vervolgens problemen met betalingen aan Hitachi, waardoor Hitachi de leveringen - juist ook ten aanzien van GDS Duitsland - stopte. Volgens [gedaagde] waren MP Trading en [C] daarvan op de hoogte en is er, al dan niet via [D] en Insolution, veelvuldig contact geweest over de gang van zaken. [gedaagde] verwijst in dit verband onder meer naar een emailbericht van hem aan Insolution van eind oktober 2013 waarin is vermeld dat de Duitse financiering al langer is opgezegd en dat dat de oorzaak van de problemen is. Volgens [gedaagde] zijn er onverminderd de liquiditeitsproblemen wel steeds positieve (omzet)verwachtingen geweest en is er geen verkeerd beeld geschetst van de positie van GDS. [gedaagde] verwijst voor wat betreft het groene datacentrum onder meer naar een mail met bijlagen aan [D] over betrokkenheid bij het groene datacentrum waarin onder meer is vermeld dat Kennispoort Zwolle op 5 februari 2014 nog berichtte dat er geen redenen waren om te veronderstellen dat het concept niet haalbaar is. Van te rooskleurige informatieverstrekking omtrent dat project is volgens [gedaagde] dus evenmin sprake geweest.
4.10.
De rechtbank stelt voorop, dat aanprijzingen in algemene bewoordingen van een onderneming, haar positie, haar producten en (verkoop)kansen geen bedrog of misleiding opleveren.
De vraag moet worden beantwoord of kan worden vastgesteld dat [gedaagde] opzettelijk [A c.s.] willens en wetens heeft misleid danwel onjuiste of onvolledige mededelingen heeft gedaan. Uit de tekst van de intentieovereenkomst blijkt dat MP Trading en diens vertegenwoordiger [C] wisten dat GDS in oktober 2013 dringend behoefte had aan financiering van tenminste € 500.000,00, dat de huisfinancier van GDS de financiering had opgezegd en dat GDS een forse schuld van ongeveer 1,2 miljoen euro had bij Hitachi. MP Trading en [C] zijn aldus geïnformeerd geweest over de zeer zorgelijke (financiële) situatie van GDS en haar positie ten opzichte van Hitachi. [A c.s.] hebben bovendien in deze procedure (sub 2.5 conclusie van repliek) erkend te hebben geweten dat sprake was van een leveringsstop door Hitachi voor GDS Nederland. Tegen de achtergrond van hetgeen over de wetenschap van MP Trading en [C] in de intentieovereenkomst is opgenomen en hetgeen in deze procedure over die wetenschap is komen vast te staan, heeft [A c.s.] gelet ook op het verweer van [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat sprake is geweest van onrechtmatige misleiding respectievelijk het bewust verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie die er toe heeft geleid dat [A c.s.] de intentieovereenkomst en de overeenkomsten van geldleningen zijn aangegaan.
4.11.
Vervolgens moet worden beoordeeld of is voldaan aan het door [A c.s.] aan hun vorderingen ten grondslag gelegde zogenoemde “Beklamelcriterium”. Indien een bestuurder namens een vennootschap een verbintenis is aangegaan en de vordering van de schuldeiser onbetaald blijft en onverhaalbaar blijkt, kan persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder worden aangenomen wanneer de bestuurder bij het aangaan van die verbintenis wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem persoonlijk ter zake van de benadeling geen ernstig verwijt kan worden gemaakt. Vast is komen te staan dat GDS de verplichtingen uit hoofde van de intentieovereenkomst en overeenkomsten van geldlening niet is nagekomen en dat GDS geen verhaal biedt. Waar het in de kern om gaat is of [gedaagde] bij het aangaan van de verbintenissen uit hoofde van de intentieovereenkomst en overeenkomsten van geldlening wist of behoorde te begrijpen dat [A c.s.] als gevolg van zijn handelen schade zouden lijden.
4.12.
Voorafgaand aan het sluiten van de intentieovereenkomst had GDS te maken met twee grote problemen, te weten de leveringsstop door Hitachi en het liquiditeitsprobleem. Blijkens de tekst van de intentieovereenkomst had GDS behoefte aan een kapitaalinjectie van tenminste € 500.000,- vóór half december 2013. GDS en MP Trading zijn toen onder meer overeengekomen dat MP Trading € 150.000,- zou verstrekken tegen uitreiking van aandelen en zich voorts zou inspannen om de resterende € 350.000,- elders te financieren. Daarmee werd deels voorzien in het liquiditeitsprobleem. [gedaagde] heeft verder aangevoerd dat het ten tijde van het aangaan van de intentieovereenkomst de bedoeling was dat GDS zou trachten elders aanvullende financiering te verkrijgen, met Deutsche Bank in gesprek zou gaan over (tijdelijke) continuering van de kredietfaciliteit en met Hitachi nadere afspraken zou maken over het hervatten van de leveringen. [gedaagde] heeft onderbouwd dat GDS - onder meer in samenspraak met Insolution - daaraan gevolg heeft gegeven, hetgeen uiteindelijk eind november 2013 ook heeft geleid tot de (tijdelijke) continuering door Deutsche Bank van de kredietfaciliteit en de toezegging van Hitachi tot hervatte leveringen. Ten tijde van het aangaan van de intentieovereenkomst waren bovendien de prognoses voor GDS voor eind 2013 en 2014 gunstig. Niet is komen vast te staan dat er ten dien aanzien sprake is geweest van onvolkomenheden.
heeft onderbouwd dat de geprognosticeerde omzet voor december 2013 uiteindelijk is achtergebleven, omdat de formalisering van de nadere afspraken met Hitachi (en dientengevolge de hervatting van de leveringen) meer tijd in beslag heeft genomen, terwijl de prognose van begin 2014 nagenoeg is behaald. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] ten tijde van het aangaan van de intentieovereenkomst wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat GDS de verplichtingen uit hoofde van die intentieovereenkomst niet zou nakomen tengevolge waarvan MP Trading schade zou lijden. Dat geldt evenzeer voor de vervolgens door GDS aangegane overeenkomsten van geldlening met MP Trading en [C] omstreeks 29 november 2013. Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten van geldlening met MP Trading en [C] was immers bekend dat Hitachi – voornamelijk vanwege de borgstelling door [gedaagde] - weer zou gaan leveren en dat Deutsche Bank de kredietfaciliteit tijdelijk tot juli 2014 zou continueren. Ten tijde van het door GDS in ontvangst nemen van een bedrag van € 25.000,00 van QP waren er grote orders geplaatst, onder meer door SAP. [gedaagde] heeft bovendien nog verwezen naar een door een extern consultancybureau Rödl & Partners opgesteld document waarin de vooruitzichten voor GDS (met betrekking tot de betalingsverplichtingen aan Hitachi) als volgt positief zijn gewaardeerd: “the going concern prognose of the company is positive”. De rechtbank ziet ten slotte in de persoonlijke borgstelling van [gedaagde] begin december 2013 een aanwijzing dat het voor hem destijds niet voorzienbaar was dat Hitachi en andere partijen zoals [A c.s.] schade zouden lijden tengevolge van het niet nakomen van verplichtingen van GDS.
4.13.
Het voorgaande betekent dat aan de vorderingen van [A c.s.] een grondslag ontbreekt. Deze zullen dan ook worden afgewezen.
4.14.
[A c.s.] zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 1.519,00
- salaris advocaat
8.000,00(4,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 9.519,00

5.5. De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt MP Trading, [C] en QP hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 9.519,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt MP Trading, [C] en QP hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat MP Trading, [C] en QP niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug, mr. A.A.A.M. Schreuder en mr. F.E.J. Goffin en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2015.