ECLI:NL:RBOVE:2015:4604

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015
Zaaknummer
08.760023.15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het bezit van amfetamine en wapens

Op 13 oktober 2015 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 52-jarige man uit Zwolle. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke celstraf van drie maanden en een werkstraf van 240 uur voor het bezit van meer dan 500 gram amfetamine, alsook voor het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2013 tot en met 4 februari 2015 opzettelijk amfetamine aanwezig heeft gehad en dat hij op 4 februari 2015 twee elektrische stroomstootwapens en een replica van een vuurwapen in zijn bezit had. De verdachte heeft de feiten bekend, en de rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte, geoordeeld dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen is.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte heeft in het verleden herhaaldelijk strafbare feiten gepleegd, maar sinds 2000 is hij niet meer met justitie in aanraking gekomen. De rechtbank achtte het niet opportuun om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gezien de kans op recidive als laag werd ingeschat. De opgelegde straf is bedoeld om te voorkomen dat de verdachte opnieuw de fout in gaat. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie, en heeft de verdachte ook een vervangende hechtenis opgelegd voor het geval hij de taakstraf niet naar behoren verricht.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.760023.15 (P)
Datum vonnis: 13 oktober 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1963 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 september 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een hoeveelheid amfetamine opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2:twee elektrische stroomstootwapens voorhanden heeft gehad;
feit 3:een hoeveelheid munitie voorhanden heeft gehad
;
feit 4:een op echt gelijkend vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2013 tot en met 04 februari 2015 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen, (telkens) opzettelijk en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde/althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet;
2.
hij op of omstreeks 04 februari 2015 te Zwolle tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, twee/een wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten (een) voorwerp(en) waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 04 februari 2015 te Zwolle tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
40 kogelpatronen (RWS, .22 ) en/of
20 kogelpatronen (9 mm) en/of
1. kogelpatroon (7.65 mm) en/of
35 kogelpatronen (GFL, 7.65 mm)
zijnde/ althans een hoeveelheid munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 04 februari 2015 te Zwolle een wapen van categorie I onder 7°, te weten een vuurwapen (replica, Winchester lever action), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (geweer, Winchester, model 1866) voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.
De verdachte heeft de tenlastegelegde feiten bekend. De raadsman heeft bepleit de zaak af te doen met een werkstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De navolgende bewezenverklaring steunt op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 4 februari 2015 in de gemeente Zwolle, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 4 februari 2015 te Zwolle twee wapens van categorie II onder 5°, te weten voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 4 februari 2015 te Zwolle
40 kogelpatronen (RWS, .22 ) en
20 kogelpatronen (9 mm) en
1. kogelpatroon (7.65 mm) en
35 kogelpatronen (GFL, 7.65 mm)
zijnde een hoeveelheid munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 4 februari 2015 te Zwolle een wapen van categorie I onder 7°, te weten een vuurwapen (replica, Winchester lever action), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (geweer, Winchester, model 1866), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, en zal hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 2, onder C, juncto 10 van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met een wapen van categorie II;
feit 3
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. In het bijzonder neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft een hoeveelheid van ruim 500 gram amfetamine voorhanden gehad. Amfetamine is schadelijk voor de gezondheid van gebruikers daarvan. Daarnaast is de handel in verdovende middelen bezwaarlijk voor de samenleving, zeker wanneer het hoeveelheden betreft zoals die bij verdachte in de woning zijn aangetroffen. Het voorkomen van verdovende middelen in het maatschappelijk verkeer gaat vaak gepaard met criminaliteit; door het handelen van verdachte wordt dit in stand wordt gehouden. Verdachte heeft voorts een aantal wapens en munitie voorhanden gehad, hetgeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en de voor de maatschappij in het algemeen meebrengt. Naast de bewezenverklaarde feiten houdt de rechtbank rekening met de ad informandum gevoegde feiten, bestaande uit het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep en het voorhanden hebben van traangasbusjes. Ook deze feiten heeft verdachte ter terechtzitting bekend. In onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen voornoemde feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 7 september 2015. Daaruit blijkt dat verdachte in het verleden bij herhaling is veroordeeld wegens strafbare feiten, maar dat hij sinds het jaar 2000 niet meer met justitie in aanraking is gekomen. De reclassering ziet geen aanwijzingen dat hij binnen afzienbare tijd opnieuw de fout in zal gaan. Verdachte heeft niet meegewerkt aan het doen opmaken van een reclasseringsadvies, maar heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn een werkstraf te verrichten en daartoe contacten met de reclassering te onderhouden.
Alles afwegende acht de rechtbank het niet opportuun om een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf aan verdachte op de leggen, nu hij lange tijd niet met justitie in aanraking is geweest en de kans op recidive niet groot wordt geacht. De rechtbank zal daarom een taakstraf opleggen van de maximale duur van 240 uren. Daarnaast zal een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden worden opgelegd met het doel te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout in gaat.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de in verzekering doorgebrachte dagen twee uren per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina's uit het dossier van de Politie Eenheid Oost, District IJsselland, Recherche Zwolle, met BVH nummer 2015060471. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
feiten 1 t/m 4, telkens:
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte. [1]
feit 1
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , d.d. 5 februari 2015. [2]
Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgemaakt door verbalisanten
[verbalisant] en [verbalisant] , d.d. 16 maart 2015. [3]
Een proces-verbaal van relaas, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , d.d. 16 april 2015. [4]
Een schriftelijk stuk, te weten een rapport identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt d.d. 14 april 2015 door Ing. A.B.M. van Esch-De Bruin, als losse bijlage bij het dossier gevoegd, onder vermelding van nummer PL0600-2015060471-37.
feiten 2 t/m 4
Een proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , d.d. 4 februari 2015. [5]
Een proces-verbaal onderzoek wapen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , d.d. 13 februari 2015. [6]

Voetnoten

1.Proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2015.
2.Pagina 110.
3.Pagina 112-114.
4.Pagina 2-9.
5.Pagina 12-14.
6.Pagina 78-81.