De wrakingskamer is van oordeel dat de op 2 oktober 2015 afgelegde verklaring
van [getuige 1] in verband met het optreden van rechter-commissaris mr. Geeve in de
fotobewijsconfrontatie (met [getuige 3] ), geen omstandigheid is waardoor de
rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Het optreden van mr. Geeve tijdens
de meervoudige fotoconfrontatie, noch de verklaring van [getuige 1] in verband met dat
optreden, levert naar het oordeel van de wrakingskamer een zwaarwegende aanwijzing op
voor het oordeel dat mr. Geeve jegens een partij bij het geding een vooringenomenheid
koestert. De vrees dat dit het geval zou zijn is niet objectief gerechtvaardigd.
De wrakingskamer concludeert dat de rechter-commissaris tijdens de meervoudige
fotoconfrontatie met [getuige 3] direct heeft gereageerd toen geconstateerd werd dat verzuimd
was [getuige 3] twee cruciale instructies te geven. Met dit optreden heeft de rechter-
commissaris voldaan aan de opdracht van de rechtbank om de regie van de meervoudige
fotoconfrontatie met [getuige 3] op zich te nemen. Bovendien heeft mr. Geeve, om aan de
wens van mr. Goris tegemoet te komen, voorafgaand aan het wrakingsverzoek met de
raadslieden en de officier van justitie afgesproken dat het tweede deel het verhoor van
[getuige 1] , alsmede het verhoor van [getuige 4] , zal worden geleid door een
collega rechter-commissaris. Alle raadslieden, waaronder mr. Goris als ook officier van
justitie stemden met deze werkwijze in. Dat de rechter-commissaris mogelijk nog
dient te worden gehoord als getuige is evenmin een omstandigheid waaruit volgt dat sprake
is van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid.
Het wrakingsverzoek wordt daarom afgewezen.