ECLI:NL:RBOVE:2015:4519

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
08.760085-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag na verkeersruzie met steekincident

Op 6 oktober 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man uit Hattem, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een verkeersruzie op 13 april 2015 in Zwolle, waarbij de verdachte de autobestuurder, na een woordenwisseling met diens vrouw, aanviel en hem met een mes in de hals en borst stak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 42 maanden gevangenisstraf. Tijdens de zittingen op 21 juli en 22 september 2015 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet en met een scherp voorwerp de aangever heeft verwond. De verdediging voerde aan dat er sprake was van noodweer, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel heeft aanvaard en dat er geen sprake was van een rechtvaardigende noodweersituatie. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.923,68 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak is openbaar gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.760085-15 (P)
Datum vonnis: 6 oktober 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in PI Zwolle (HvB), Huub van Doornestraat 15 te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 21 juli 2015 en 22 september 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voluit luidt de tenlastelegging - na wijziging conform artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 april 2015 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de borst en/of elders in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 april 2015 te Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de borst en/of elders in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 april 2015 te Zwolle openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Steenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
- het dreigend opdringen in de richting van die [slachtoffer] en/of
- het vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer] en/of
- het slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen van die [slachtoffer] en/of
- het met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp steken en/of slaan van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard. De raadsman heeft daartoe - zakelijk weergegeven - onder meer aangevoerd:
De rechter-commissaris heeft op vordering van de officier van justitie, conform artikel 126l Sv, een machtiging verleend tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) tussen verdachte en zijn echtgenote, terwijl zij zich in beperkingen bevonden. Deze machtiging mocht in de gegeven omstandigheden niet worden afgegeven omdat niet is voldaan aan het vereiste dat het onderzoek dit OVC dringend vordert. Door het OVC in deze zaak toe te staan zijn belangrijke strafvorderlijke voorschriften, te weten het zwijgrecht en het verschoningsrecht, ondermijnd. Het vormverzuim is dermate ernstig dat ex artikel 359a Sv enkel de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie past.
Bij de beantwoording van de vraag of de toepassing van de bevoegdheid tot het OVC rechtmatig is, moet de rechtbank beoordelen of de rechter-commissaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot afgifte van de machtiging. De rechtbank overweegt allereerst dat de wetgever met artikel 126l Sv het in beginsel mogelijk heeft gemaakt vertrouwelijke communicatie tussen een verdachte en andere personen, waaronder een echtgenote, op te nemen. De rechtbank acht het bij de beoordeling van de vraag of de rechter-commissaris de machtiging in redelijkheid heeft kunnen afgeven, van belang dat de echtgenote van verdachte niet als een ‘informer’ van de politie is ingezet en het gesprek tussen haar en verdachte aldus niet is gestuurd. Van een verhoorsituatie in strafvorderlijke zin of een met een verhoor vergelijkbare situatie is dan ook geen sprake. Inherent aan de toepassing van de bevoegdheid tot OVC, hetgeen bij de totstandkoming van artikel 126l Sv ook door de wetgever is meegewogen, is dat aan een verdachte vooraf juist niet de cautie wordt gegeven en – zoals in het onderhavige geval – juist niet op het verschoningsrecht wordt gewezen. Voorts stelt de rechtbank vast dat bij de inzet en de uitvoering van het OVC niet van bijzonderheden en/of onrechtmatigheden is gebleken. Voor het afgeven van de machtiging is eveneens aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldaan. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank van een vormverzuim ex artikel 359a Sv geen sprake. Het verweer wordt derhalve verworpen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van het primair ten laste gelegde, met dien verstande dat van medeplegen geen sprake is.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu - kort samengevat- op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die aangever [slachtoffer] met een mes/steekvoorwerp heeft gestoken. De verdediging heeft zich ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde ‘openlijke geweldpleging’ gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte wordt verweten dat hij op 13 april 2015 te Zwolle, al dan niet tezamen en in vereniging met zijn echtgenote [medeverdachte] , heeft gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven door deze meermalen met een mes/steekvoorwerp in diens lichaam te steken. Subsidiair is dit feit als poging tot zware mishandeling en meer subsidiair als openlijke geweldpleging ten laste gelegd.
Verdachte heeft zowel bij de politie, de rechter-commissaris als ter terechtzitting ontkend dat hij op 13 april 2015 een mes of een ander steekvoorwerp bij zich heeft gehad, waarmee hij [slachtoffer] zou hebben gestoken. Volgens verdachte heeft [slachtoffer] zelf een mes/steekvoorwerp bij zich gehad waarmee [slachtoffer] , voordat verdachte [slachtoffer] aanvloog, op [medeverdachte] is afgegaan. Verdachte is wisselend geweest in zijn verklaringen of hij de steekwonden bij [slachtoffer] heeft toegebracht. Als mogelijke verklaring voor de steekwonden heeft verdachte gegeven dat hij tijdens een worsteling met [slachtoffer] het mes van hem heeft afgepakt. Bij de rechter-commissaris heeft hij daaraan toegevoegd dat hij heeft gezien dat hij op enig moment het mes/steekwapen in zijn hand heeft gehad en dat hij slaande bewegingen in de richting van [slachtoffer] heeft gemaakt. Ter zitting van 22 september 2015 heeft verdachte daarentegen verklaard dat hij zich onder andere niet meer kan herinneren dat hij een mes in handen heeft gehad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de verklaringen van de getuige [getuige 1] ,
[getuige 2] en [getuige 3] met elkaar en met de verklaring van aangever [slachtoffer] op meerdere punten overeenkomen. Deze verklaringen worden daarnaast op essentiële punten ondersteund door de verklaring van [medeverdachte] , zoals afgelegd bij de politie op 24 april 2015. De rechtbank gaat op grond van deze bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien - uit van het volgende feitencomplex:
Aangever [slachtoffer] reed op 13 april 2015 in de Steenstraat te Zwolle als bestuurder van zijn auto achter verdachte en [medeverdachte] , die beiden op de fiets waren. Op het moment dat [slachtoffer] verdachte en [medeverdachte] met zijn auto aan het inhalen was, is [slachtoffer] mogelijk met zijn auto tegen [verdachte] en/of [medeverdachte] aangekomen. [slachtoffer] is daarop gestopt en is uit zijn auto gestapt. Er is vervolgens een woordenwisseling tussen [slachtoffer] en [medeverdachte] ontstaan, waarbij [slachtoffer] [medeverdachte] behoorlijk heeft uitgescholden. Verdachte heeft zich tot dan toe afzijdig gehouden. Op het moment dat [slachtoffer] [medeverdachte] een duw gaf, is verdachte op [slachtoffer] afgestormd. Verdachte heeft [slachtoffer] vervolgens op meerdere plekken van zijn lichaam geslagen. Nadat verdachte is gestopt met slaan, is [slachtoffer] op de grond gevallen. Daarna is gebleken dat [slachtoffer] op meerdere plekken van zijn lichaam steekwonden had. Verdachte en [medeverdachte] zijn op hun fiets gestapt en weggefietst. Het mes/steekvoorwerp waarmee [slachtoffer] is gestoken, is niet teruggevonden.
Door geen van de getuigen, noch door aangever [slachtoffer] noch door [medeverdachte] is verklaard dat zij een mes/steekvoorwerp hebben gezien. De vraag is wie een mes/steekvoorwerp bij zich heeft gehad en wie de verwondingen aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
Vast is komen te staan dat bij de genoemde confrontatie op 13 april 2015 niemand anders dan verdachte, [medeverdachte] en [slachtoffer] betrokken zijn geweest. Op grond van het dossier komt de rechtbank tot de conclusie dat uitgesloten is dat [medeverdachte] degene is geweest die [slachtoffer] met enig voorwerp heeft gestoken. [medeverdachte] heeft zich niet in de directe nabijheid van [slachtoffer] bevonden op het moment dat [slachtoffer] moet zijn gestoken en zij heeft ook geen bewegingen in de richting van [slachtoffer] gemaakt die de steekwonden kunnen verklaren.
Gelet op het feit dat
- verdachte, nadat hij op [slachtoffer] is afgevlogen, direct meermalen op het lichaam van [slachtoffer] is gaan slaan;
- op grond van de bewijsmiddelen niet vast is komen te staan dat tussen verdachte en [slachtoffer] van een worsteling sprake is geweest, waarbij verdachte een mes van aangever zou kunnen hebben afgepakt;
- [slachtoffer] , nadat verdachte is gestopt met slaan, op de grond is gevallen;
- direct daarna is geconstateerd dat [slachtoffer] op meerdere plekken op zijn lichaam met een scherp voorwerp is gestoken;
is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte met een mes/steekvoorwerp op die [slachtoffer] is afgegaan en hem meermalen op/in zijn lichaam heeft gestoken. Dit laatste vindt ook steun in de hiervoor aangehaalde verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de rechter-commissaris.
Verdachte heeft door blindelings met een scherp voorwerp meermalen in het lichaam van aangever [slachtoffer] te steken, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer] daarmee dodelijk zou kunnen verwonden. Deze constatering wordt ondersteund door de letselrapportage waarin is vastgesteld dat er zowel ten aanzien van de steekwond in de hals, als ten aanzien van de snijwond op de borst van potentieel dodelijk letsel bij aangever sprake is geweest. De poging tot doodslag kan derhalve bewezen worden verklaard. Gezien het feit dat niet van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] is gebleken, zal verdachte van het medeplegen worden vrijgesproken.
4.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 april 2015 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, een scherp en/of puntig voorwerp in de borst en elders in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is geweest van noodweer, nu verdachte zijn echtgenote [medeverdachte] heeft moeten verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [slachtoffer] . De verdediging heeft daartoe -kort samengevat- aangevoerd dat verdachte op [slachtoffer] is ingesprongen om zijn echtgenote te ontzetten omdat hij zag dat [slachtoffer] een mes in handen had en dacht dat [slachtoffer] zijn vrouw daarmee zou steken.
Gezien wat hiervoor onder 4.2 ten aanzien van de bewezenverklaring is overwogen, is de gestelde noodweersituatie naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. De rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen immers tot de conclusie gekomen dat niet [slachtoffer] maar verdachte een mes/steekvoorwerp voorhanden heeft gehad waarmee verdachte [slachtoffer] heeft gestoken. Het verweer zal aldus worden verworpen.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:poging tot doodslag

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van noodweer-exces.
Gezien het hiervoor onder 5 overwogene dat van een noodweersituatie geen sprake is, kan het verweer reeds om die reden niet slagen. Het verweer wordt verworpen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

De officier van justitie heeft op grond van wat hij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar zal worden opgelegd.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat in het geval een poging tot doodslag bewezen wordt verklaard, een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden afdoende is.
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
7.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft op klaarlichte dag, op de openbare weg, een bestuurder van een auto met een scherp voorwerp neergestoken, waarbij deze bestuurder levensbedreigende verwondingen heeft opgelopen. Aan dit steekincident is een confrontatie tussen de bestuurder en verdachte en diens echtgenote vooraf gegaan, waarbij de bestuurder verdachtes echtgenote met grof en kwetsend woordgebruik heeft uitgescholden. Hoewel verdachte zich eerst afzijdig heeft gehouden, heeft het uitschelden en het duwen van verdachtes echtgenote door aangever, verdachte waarschijnlijk getriggerd tot het plegen van het feit. Hoewel verdachte wel aangeeft dat hij mogelijk zal hebben gestoken, heeft hij niet de volledige verantwoordelijkheid voor het feit genomen. Verdachte mag van geluk spreken dat aangever als gevolg van verdachtes handelen niet het leven heeft gelaten.
Verdachte is blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie niet recentelijk met politie en justitie in aanraking geweest. Verdachte is voor het laatst in 1996 voor een bedreiging en in 1997 voor onder andere een brandstichting veroordeeld.
Verdachte is getrouwd en heeft drie kinderen. Hij heeft naar eigen zeggen zijn hele leven gewerkt maar ontvangt op dit moment een bijstandsuitkering. Blijkens het reclasseringsrapport van het Leger des Heils van 11 juni 2015 heeft verdachte niet willen meewerken aan de opmaak van een rapportage. Volgens het rapport heeft verdachte een negatieve houding ten opzichte van begeleiding en behandeling. In het geval van een veroordeling ziet het Leger des Heils dan ook geen andere keus te adviseren verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft verder ook niet mee willen werken aan psychologisch onderzoek. De psycholoog heeft desondanks in het rapport van 7 augustus 2015 geconcludeerd dat in het contact met verdachte geen directe aanwijzingen zijn gevonden voor een verstandelijke beperking en of psychiatrische stoornis in engere zin. Volgens de psycholoog heeft verdachte tijdens het gesprek een aangeslagen indruk gemaakt, waarbij het beeld is ontstaan dat verdachte zich meer slachtoffer dan dader voelt.
Ten aanzien van doodslag zijn door Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geen oriëntatiepunten vastgesteld. In beginsel wordt voor een voltooide doodslag een langdurige gevangenisstraf opgelegd. Hoewel de ernst van het onderhavige feit het opleggen van een gevangenisstraf van zeer aanzienlijke duur in beginsel rechtvaardigt, ziet de rechtbank aanleiding deze straf enigszins te matigen. Allereerst dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat het feit niet is voltooid maar dat sprake is van een poging. Daarbij zal de rechtbank het aandeel dat aangever in de aanloop naar dit feit heeft gehad, in aanzienlijke mate laten meewegen. Aangever heeft, zoals hiervoor genoemd, zich op zodanig grove en beledigende wijze ten opzichte van de echtgenote van verdachte gedragen, dat dit een escalerende werking op het conflict heeft gehad en dit verdachte waarschijnlijk er toe heeft gebracht het feit te plegen. In deze omstandigheden en het feit dat verdachte geen relevante documentatie heeft, ziet de rechtbank aanleiding verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te [adres 1] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.923,68, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 723,68 aan materiële schade;
  • € 1.200,- aan immateriële schade.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade aan de benadeelde partij heeft toegebracht. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
8.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10 en 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het primair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
poging doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij: [slachtoffer] , wonende te [adres 1] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mr. L.J. Bosch en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Districtsrecherche IJsselland met nummer PL0600-2015178734. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal dan wel andere schriftelijke stukken.
1.1.
Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 93 e.v., onder meer inhoudende:
Op maandag 13 april 2015, omstreeks 10.55 uur was ik in coffeeshop “ [coffeeshop] ” aan de Steenstraat in Zwolle. (..) Ik stapte in mijn auto en reed weg. Ik zag voor mij twee fietsers een man en een vrouw. Ik zag dat die fietsers de weg voor mij versperde. Ik kon er niet langs. Het is een wat smalle weg, maar het lukte mij net om er langs te rijden. Tijdens het voorbij rijden hoorde ik een geluid als of er tegen mijn auto werd geslagen of getrapt. Ook hoorde ik dat zij begonnen te schreeuwen. Ik ben vlak voor de kruising/spiltsing gestopt en vroeg wat er aan de hand was. Ik hoorde dat zij tegen mij scholden en ik zal eerlijk zijn ik heb hen ook terug gescholden. Ik zei tegen de vrouw :“oprotten vuile kuthoer” Ik zei tegen beiden: “rot op stelletje junks.” Ik zag dat beiden de fiets op de rijbaan legden (..). Ik zag dat de vrouw in het geopende portier van mijn auto ging staan. (..) De vrouw belette mij zo het instappen. (..) Ik heb haar weggeduwd en gezegd dat zij op moest rotten. Ik zag toen dat de man op mij af kwam en op mij in begon te slaan. Ik heb mij verdedigd door de slagen af te weren. Ik heb zelf niet geslagen. Ik zag en voelde dat de man op allerlei plekken van mijn bovenlichaam mij raakte. Hij bleef maar op me inslaan. Ik voelde dat dit pijn deed. Plotseling zag ik dat ik bloedde. Ik begreep toen dat de man mij moest hebben gestoken met een steekvoorwerp. Ik heb geen mes of wat dan ook gezien. Ik werd onwel en moest op de grond gaan liggen. Ik kon niet meer blijven staan.
1.2
Letselrapport GGD IJsselland, opgemaakt door H. Pathuis, forensisch arts, en S.J. Th. van Kuijk, pagina 112 e.v., onder meer inhoudende:
naam [slachtoffer] geslacht man
voornamen Roland
geboortedatum 18 december 1972 geboorteplaats
(..)
datum letsel 13 april 2015
toedracht: Volgens betrokkene (SO) is hij na een meningsverschil in het verkeer met twee
andere personen (VE-en) door een van deze personen neergestoken.
letselbeschrijving
(..)
hals: Rechts in de hals achter de schuine halsspier is een horizontaal verlopende scherprandige 1 cm brede steekwond aanwezig met aan de achterzijde (links op de foto) mogelijk een wat rafelige rand; dit is door het bloed echter niet goed te beoordelen. (foto 1 t/m 4).
In het ziekenhuis is nader onderzoek verricht waaruit blijkt dat er geen dieper gelegen bloedvaten of zenuwen zijn geraakt. Diep steekletsel op deze plaats kan namelijk leiden tot inwendig aanprikken van de halsslagader waardoor men binnen enkele minuten (inwendig) kan dood bloeden. Zenuwletsel op deze plaats kan leiden tot verlamming en gevoelsuitval van de arm en hand.
Letsel is veroorzaakt door een scherp snijdend c.q. stekend voorwerp met gezien de wondranden een beiderzijds scherp snijdende rand zoals bijvoorbeeld een stiletto, dolk of ander scherp snijdend smal voorwerp. POTENTIEEL DODELIJK LETSEL.
Romp
Borst: Rechts op de borst is een vrijwel horizontaal verlopende 5 cm lange en diepe snijwond aanwezig met beiderzijds scherpe wondranden. De steekwond op borst is dusdanig diep dat door deze steekwond de borstwand doorgeprikt is waardoor een zogenaamde klaplong is veroorzaakt. (foto 5 t/m 8)
(..)
Letsel is veroorzaakt door een scherp snijdend en stekend voorwerp met gezien de wondranden een beiderzijds scherp snijdende rand zoals bijvoorbeeld een stiletto, dolk of ander scherp snijdend smal voorwerp. De wond is operatief gehecht in meerdere lagen wat aangeeft dat het een diepe wond betreft die behalve de huid ook onderliggend weefsel tot in de borstkas heeft doorkliefd. In de borst liggen de vitale organen hart en longen die bij raken door steekverwondingen tot de dood kunnen
leiden. POTENTIEEL DODELIJK LETSEL.
Rug:
Rechts op de rug ter hoogte van de kam van het schouderblad is een grote diepe verticaal verlopen verlopende 5 cm x 3 cm grote en diepe snijwond aanwezig met aan de wervelkolomzijde een deels afgebogen lopende scherpe wondrand en aan de schouderzijde een onderbroken scherpe wondrand (foto 9 t/m 12).
Letsel is veroorzaakt door een scherp snijdend en diep stekend voorwerp met gezien de wondranden een beiderzijds scherp snijdende rand zoals bijvoorbeeld een stiletto, dolk of ander scherp snijdend voorwerp. Pagina 2 van 12
Rechtsonder op de rug is een vrijwel horizontaal verlopende 1 cm brede diepe steekwond aanwezig waarbij het lijkt alsof er schuin omhoog gestoken is. De wond heeft beiderzijds scherpe wondranden. (foto 13 t/m 16)
Letsel is veroorzaakt door een scherp snijdend en stekend voorwerp met gezien de wondranden een beiderzijds scherp snijdende rand zoals bijvoorbeeld een stiletto, dolk of ander scherp snijdend voorwerp. Gezien de breedte van deze diepe steekwond betreft het waarschijnlijk een stekend voorwerp met een betrekkelijk smal (1-2 cm) lemmet.
(..)
beoordeling letsel
ontstaan: Letsel is ontstaan door steek- en snijbewegingen met een scherp snijdend / stekend voorwerp met waarschijnlijk beiderzijds scherpe randen zoals bijvoorbeeld een stiletto of een scherp zakmes of voorwerpen die hierop kunnen lijken.
(..)
letsel past bij toedracht: SO heeft aangegeven dat hij niet weet hoe een en ander gebeurd is.
Zoals aangegeven is het letsel ontstaan door steek- en snijbewegingen met een
scherp snijdend / stekend voorwerp met waarschijnlijk beiderzijds scherpe randen
zoals bijvoorbeeld een stiletto of een scherp zakmes of voorwerpen die hierop kunnen
lijken.
Bijzonderheden: Meerdere steekwonden in hals en op romp: POTENTIEEL DODELIJK LETSEL
1.3
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , pagina 138 e.v., onder meer inhoudende:
Vandaag 13 april 2015 omstreeks 11:00 uur fietste ik op de Steenstraat. Ik kwam uit de richting van de Melkmarkt. Ik zag dat er drie (3) mensen ruzie met elkaar hadden. Ik zag dat een (1) man ruzie had met een man en een vrouw. Dit was op de hoek van de Steenstraat met de Buitenkant. Ik dacht dat het gewoon een opstootje was. Ik stond op ongeveer dertig (30) meter afstand. Ik zag dat de dader opeens begon te slaan. Ik zag dat de dader heel wild om zich heen sloeg. Ik zag dat hij het slachtoffer overal raakte waar hij kon raken. Ik
dacht dat de dader sloeg met zijn rechterhand. Ik heb niet gezien of de dader wat
in zijn hand had. Ik zag dat de vrouw verder niks deed. Vervolgens zag ik dat het slachtoffer op de grond viel en toen luid begon te schreeuwen. Ik hoorde en zag dat het slachtoffer in paniek was, hij bewoog wild met zijn benen en armen. Hij schreeuwde hard om hulp. In eerste instantie dacht ik dat het slachtoffer zich aanstelde. Ik liep er vervolgens heen en zag dat het bloed uit zijn nek spoot. Vermoedelijk aan de rechterzijde. Verder zag ik dat hij bloedde uit zijn rug. (..)
1.4
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , afgelegd op 22 april 2015, pagina 159 ev., inhoudende:
Ik zat op maandag 13 april 2015, omstreeks 10.45 uur in de woonkamer koffie te drinken met mijn man. Ik hoorde dat mijn man zei dat er iemand hard door de straat reed. Mijn man liep naar een raam van onze woonkamer en ik hoorde dat hij zei: “ja hoor”. Ik liep ook naar het raam en keek naar buiten. Ik zag een auto staan met daarachter een man die ik in mijn verdere verklaring zal aanduiden met bestuurder. (..) Ik zag rechts schuin achter de auto twee fietsen op de grond liggen. Bij deze fietsen stonden een jongen en een meisje. (..) Ik zag dat het meisje en de bestuurder tegenover elkaar stonden. Ik hoorde en zag dat ze aan het bekvechten waren. Ik hoorde de bestuurder iets schreeuwen van:” kutwijf, doe eens wat, ga eens werken.” (..) Ik zag dat de bestuurder omdraaide en weer naar zijn auto liep. Ik zag dat het meisje achter hem aan liep (..)
Ik ben toen naar buiten gegaan om te kijken hoe het verder ging. Ik liep naar de kruising (..) Ik zag dat het meisje naast het geopende portier stond aan de bestuurderszijde (..)
Ik zag en hoorde dat de bestuurder tegen haar riep:”kutje kutje”
Plotseling rende de jongen die nog bij de fietsen stond naar de bestuurder. Ik dacht van ‘dit gaat niet goed”. Ik trok de conclusie dat het een vechtpartij zou worden. Ik ben toen snel mijn woning weer ingegaan en heb 112 gebeld. Ik keek via het raam naar buiten zag dat de jongen en het meisje de fiets op raapten en snel wegfietsten, rechtsaf de Buitenkant op. (..)
1.5
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] , pagina 165:
Op maandag 13 april 2015 omstreeks 11.00 uur bevond ik mij in mijn kantoor aan [adres 2] in Zwolle. Vanuit mijn kantoor heb ik zicht op een deel van de Steenstraat. Ik hoorde op een gegeven moment een hoop geschreeuw. Ik stond op en ging vanuit mijn kantoor kijken wat er aan de hand was. Verderop in de Steenstraat zag ik toen een auto stil staan. Ik schat de afstand tussen mijn kantoorruimte en die auto op ongeveer 60 meter. Ik zag dat de auto stil stond ter hoogte van de Buitenkant. Ik zag dat naast de auto een man stond en dat naast hem een vrouw stond. Deze man zal ik in mijn verder verklaring ‘bestuurder” noemen. Ik zag dat ongeveer 5 meter verderop nog een man stond. Ik hoorde dat de bestuurder en de vrouw die naast de auto stonden tegen elkaar aan het schreeuwen waren. Ik liep toen weer terug van het raam mijn kantoorruimte in. Ik hoorde toen dat het
geschreeuw door ging. Ik ben toen weer opgestaan en keek weer uit het raam. Ik zag toen dat de bestuurder en de vrouw nog steeds tegen elkaar aan het schreeuwen waren. Ik zag toen dat de bestuurder in zijn auto wilde stappen. Ik zag dat de vrouw één of twee passen achter hem aan liep. (..) Ik zag toen dat de bestuurder de vrouw een duw gaf waardoor de vrouw achteruit deinsde. Het was zeker niet zo dat de bestuurder de vrouw sloeg. Ik zag vervolgens dat de man die verderop stond op de bestuurder afvloog. Ik zag dat die man op de
bestuurder begon in te slaan. Ik zag dat de man de bestuurder een paar keer op zijn bovenlichaam raakte. Ik zag dat de man die sloeg als een wilde aan het slaan was. Toen de bestuurder werd aangevallen door de man zag ik dat de vrouw niets deed. Zij bemoeide zich er op dat moment niet mee. Ik zag dat de man met zijn hand een slaande beweging maakte in de richting van het gezicht van de bestuurder en hem raakte. Hierna zag ik dat de bestuurder neer ging en dat de man en de vrouw vluchtten.
(..)
1.6
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] , pagina 28 e.v., inhoudende:
V: Wat kun je ons verklaren over het feit dat je wordt verdacht van betrokkenheid bij een steekpartij?
A: Ik was afgelopen maandagochtend samen met mijn man in Zwolle bij de Peperbus. (..)
(..)
V: Hoe zijn jullie gefietst?
A: Vanaf de Peperbus zijn we naar de Steenstraat gefietst. We fietsten naast elkaar en ineens werd mijn man aangereden.
V: Aan welke kant fietste jij?
A: Ik fietste aan de rechterkant.
V: Waar kwam die auto vandaan dan?
A: Dat weet ik dus niet. Het was achter ons. De auto naderde ons van achteren.
V: En toen?
A: Wij stopten want mijn man viel
.Die man kwam uit de auto en begon ineens tegen mij. Hij zei onder meer dat ik een junk en een hoer was. Ik hoorde dat hij zei: “Ik slaag je neer, ik slaag je neer, ik slaag je tegen de vlakte”. Ik zei tegen hem dat hij rustig moest doen en dat hij even tot zijn bezinking moest komen. Ook zei ik tegen hem dat ik de politie wilde bellen.
V: Heb je de politie nog gebeld?
A: Nee, ik dacht het afgelopen was en ben toen verder gefietst.
V: En toen?
A: De auto stond stil. De bestuurder vloog er uit en de deur van de auto bleef open staan. Ik stond toen achter de auto. De bestuurder stond tegenover me en begon tegen me tekeer te gaan zoals ik net al vertelde. Ik wilde toen naar mijn fiets lopen om de politie te bellen. De fiets van mij en mijn man lagen aan andere kant op de grond naast de auto. (..)
1.7
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] , pagina 49 e.v., inhoudende:
(..)
V: Vertel eens hoe het werkelijk gegaan is?
A: Het klopt wel dat ik er bij stond toen [verdachte] de bestuurder aan vloog. Ik heb van het steken echt niets gezien. Toen [verdachte] hem aanvloog stond ik ongeveer 1 meter van de bestuurder. We stonden aan de bestuurderszijde van de auto
. (..)
V: Wat zag je precies toen [verdachte] de man aanvloog?
A: De bestuurder schold me uit voor junk en stinkhoer en weet ik wat niet meer. Hij duwde mij weg en toen kwam [verdachte] er tussen en sprong en stapte naar hem toe. Ik keek toen op de rug van [verdachte] .
(..)
1.8
proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris, d.d. 20 april 2015, inhoudende:
Die dag, 13 april 2015 was ik onderweg naar de kerk (..) We fietsten die steeg in (..) aan mijn linkerkant zag ik een goudkleurige auto. We fietsten nietsvermoedend door, toen kwam de auto achter ons weg zetten (..). Ik schrok en ik viel. (..) De man in de auto stapte uit en begon gelijk te schelden. Zelf was ik rustig. Hij schold met name tegen mijn vrouw. Dat ging over en weer. Mijn vrouw zei dat ze de politie wilde bellen. Toen zag ik de man achter de auto wegkomen (..) Hij liep terug
naar mijn vrouw. (..) toen ben ik er op afgevlogen. Op een gegeven moment had ik dat steekwapen in mijn handen. (..) Ik maakte slaande bewegingen (..) Ik had het mes in mijn linkerhand (..) Bij de laatste slag dat ik hem gaf zag ik dat hij neerging en dat ik dat mes in mijn handen had. Ik was in paniek, ik ben weggefietst (..)