ECLI:NL:RBOVE:2015:4483

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 oktober 2015
Publicatiedatum
1 oktober 2015
Zaaknummer
08/730570-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 17-jarige jongen voor dubbele poging tot doodslag na vechtpartij in Enschede

Op 1 oktober 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 17-jarige jongen, die werd beschuldigd van dubbele poging tot doodslag. De zaak betreft een vechtpartij die plaatsvond op 17 oktober 2014 in Enschede, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, herhaaldelijk geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met voorwaardelijk opzet handelde, wat resulteerde in ernstige verwondingen bij beide slachtoffers, waaronder een gebroken oogkas en een gebroken bovenkaakholte bij [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 203 dagen jeugddetentie, gelijk aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en heeft hem onderworpen aan een voorwaardelijke PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen) met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast moet de verdachte schadevergoeding betalen aan de slachtoffers, respectievelijk €1.500 en €2.528. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730570-14
Datum vonnis: 1 oktober 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren gehouden ter terechtzittingen van 2 april 2015, 23 juni 2015 en 17 september 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en diens raadsvrouw mr. Y. Karga, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd om op 17 oktober 2014 in Enschede samen met anderen [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) te doden, dan wel heeft geprobeerd die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen die [slachtoffer 1] of samen met anderen die [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2:heeft geprobeerd om op 17 oktober 2014 in Enschede samen met anderen [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) te doden, dan wel die [slachtoffer 2] samen met anderen zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel heeft geprobeerd die [slachtoffer 2] samen met anderen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, of samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen die [slachtoffer 2] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2014 in de gemeente Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] meermalen althans eenmaal (telkens) (zeer) (gewelddadig en/of krachtig) met (een van) zijn/hun al dan niet tot vuisten gebalde handen in/op/tegen de/een (rechter)oogkas en/of in het gezicht althans tegen het hoofd heeft/hebben gestompt/geslagen en/of (terwijl die [slachtoffer 1] al dan niet op de grond lag) in/op/tegen het hoofd en/althans het gezicht
en/of/althans (elders) in/op/tegen het lichaam heeft geschopt of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2014 in de gemeente Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] meermalen althans eenmaal (telkens) (zeer) (gewelddadig en/of
krachtig) met (een van) zijn/hun al dan niet tot vuisten gebalde handen in/op/tegen de/een (rechter)oogkas en/of in het gezicht althans tegen het hoofd heeft/hebben gestompt/geslagen en/of (terwijl die [slachtoffer 1] al dan niet op de grond lag) in/op/tegen het hoofd en/althans het gezicht en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam heeft/hebben geschopt of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2014, in de gemeente Enschede, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Kalanderstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) persoon genaamd [slachtoffer 1] welk geweld bestond uit het opzettelijk geweldadig indringen op en/of aanvallen van die persoon en/of schreeuwen en/of schelden naar die [slachtoffer 1] en/of uit het opzettelijk (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) schoppen en/althans trappen van/tegen het hoofd en/althans in/op/tegen het gezicht en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of uit het opzettelijk gewelddadig slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1] , waarbij hij, verdachte (met kracht) tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestompt en/of getrapt/geschopt en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (oogletsel en/of blauwe plekken en/of wonden op het
lichaam) voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2014 in de gemeente Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 1] in/op/tegen het gezicht althans tegen het hoofd en/althans (elders) tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of genoemde [slachtoffer 1] tegen het hoofd en/of/althans (elders) tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen;
2.
hij op of omstreeks 17 oktober 2014 in de gemeente Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer 2] (terwijl die [slachtoffer 2] al dan niet op de grond lag) meermalen althans eenmaal (telkens) (zeer) (gewelddadig en/of krachtig) in/op/tegen het hoofd en/althans het gezicht en/althans het/een (linker)oog en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam heeft geschopt of getrapt en/of die [slachtoffer 2] meermalen althans eenmaal (telkens) tegen het hoofd en/of/althans (elders) tegen het lichaam heeft gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2014 in de gemeente Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, (te weten een gebroken oogkas en/of oogletsel), heeft toegebracht, door deze meermalen althans eenmaal (telkens) (met kracht) tegen het hoofd en/of in het gezicht te schoppen en/of te trappen en/of tegen het hoofd te stompen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2014 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] meermalen althans eenmaal (telkens) (zeer) (gewelddadig en/of krachtig) met (een van) zijn/hun al dan niet tot vuisten gebalde handen in/op/tegen de/een (rechter)oogkas en/of in het gezicht althans tegen het hoofd heeft/hebben gestompt/geslagen en/of (terwijl die [slachtoffer 2] al dan niet op de grond lag) in/op/tegen het hoofd en/althans het gezicht en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam
heeft geschopt of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2014, in de gemeente Enschede, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Kalanderstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 2]
welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig indringen op en/of aanvallen van die persoon en/of schreeuwen en/of schelden naar die [slachtoffer 2] en/of uit het opzettelijk (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) schoppen en/althans trappen van/tegen het hoofd en/althans in/op/tegen het gezicht en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam van die persoon en/of uit het opzettelijk gewelddadig slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of/althans lichaam van die [slachtoffer 2] , waarbij hij, verdachte, genoemde [slachtoffer 2] (met
kracht) tegen het hoofd en/of/althans tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of gestompt, en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (gebroken oogkas) althans enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake tweemaal een poging tot doodslag (1 primair en 2 primair) wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 203 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna:
PIJ-maatregel) wordt opgelegd met een proeftijd van twee jaren met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, zoals die zijn vermeld in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 12 augustus 2015. De officier van justitie heeft gevorderd de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden te bevelen.
Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot een bedrag van respectievelijk
€ 1.500,-- en € 2.528,--kunnen worden toegewezen, terwijl die vorderingen voor het overige niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De officier van justitie heeft tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht(Sr) gevorderd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs [1]
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde pogingen tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Uit de bewijsmiddelen - met name de ter terechtzitting van 2 april 2015 getoonde camerabeelden, de aangiftes, de verklaringen van getuigen en de verklaringen van verdachten - is naar het oordeel van de officier van justitie af te leiden dat verdachte aangever [slachtoffer 2] meermalen met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt en aangever [slachtoffer 1] met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt en meermalen tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van dit handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel van beide aangevers op de koop toegenomen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 primair en van het onder 2 primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Het opzet van verdachte was niet gericht op de dood van de aangevers. Aangevers verklaren niet hoe vaak en hoe hard er is geslagen en geschopt. Gezien de wijze waarop de feiten zijn gepleegd is het niet mogelijk geweest dat één der aangevers daardoor zou komen te overlijden. Uit de verklaringen van de getuigen volgt ook niet dat bijzonder hard zou zijn getrapt, terwijl evenmin op basis van de ter terechtzitting getoonde beelden vastgesteld kan worden dat er hard is geschopt. Bovendien heeft verdachte op 18 oktober 2014 tegenover de politie verklaard dat hij het slachtoffer tegen diens schouder heeft getrapt.
Nu, wat betreft feit 1, het geconstateerde letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt, dient verdachte ook van het subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Wat betreft het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde dient verdachte van de strafverzwarende omstandigheid te worden vrijgesproken, aangezien niet bewezen kan worden dat het letsel door verdachte is toegebracht. Verdachte heeft, toen aangever op hem af kwam lopen, uit schrik die aangever een schop gegeven. Wat betreft het nog meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw geen opmerkingen.
Wat betreft feit 2 subsidiair en meer subsidiair dient verdachte eveneens te worden vrijgesproken. Het letsel, te weten de gebroken oogkas en het oogletsel kan niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Ter zake het onder 2 nog meer subsidiair tenlastegelegde dient verdachte te worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid, omdat ook in dit geval niet bewezen kan worden dat verdachte het letsel heeft veroorzaakt.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij op 17 oktober 2014 samen met [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), zijn broer [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) op de Kalanderstraat in Enschede heeft gefietst. Aldaar zijn zij in botsing gekomen met twee mannen, een lange man (naar later bleek aangever [slachtoffer 2] ) en een kleinere man (naar later bleek aangever [slachtoffer 1] ). Aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn gestopt en zijn op verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] afgelopen.
Ook de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben dit verklaard. [2] [3] [4]
Getuige [getuige 1] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij zag dat er een heftige woordenwisseling gaande was tussen twee mannen en vier jongens. Getuige [getuige 1] vond de woordenwisseling zodanig heftig dat hij is gaan filmen met zijn smartphone. [5] Op de camerabeelden is te zien wat zich toen heeft afgespeeld. [getuige 1] heeft twee korte filmpjes opgenomen. Op het eerste is een deel van de woordenwisseling tussen [slachtoffer 1] en de vier jongens te zien, het tweede toont een deel van de daarop volgende vechtpartij. Op de beelden zijn behalve beide aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , een jongen gekleed in een grijze joggingbroek, zwarte jas/vest met capuchon en zwarte sportschoenen, een jongen met een zwarte spijkerbroek, zwarte jas/vest met capuchon en zwarte schoenen, een jongen met een grijze joggingbroek, grijs vest met zwarte vlakken bij de schouders en zwarte schoenen en een jongen met zwarte broek, zwarte jas en lichtkleurige schoenen te zien. [6] [7] [8] [9]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de jongen is met een zwarte broek, zwarte jas en lichtkleurige schoenen, dat verdachte de jongen is met de zwarte spijkerbroek, zwarte jas/vest met capuchon en zwarte schoenen, en dat medeverdachte [medeverdachte 1] de jongen is met een grijze joggingbroek, grijs vest met zwarte vlakken bij de schouders en zwarte schoenen. [10]
De camerabeelden - die deel uitmaken van het dossier - zijn ter terechtzitting van 2 april 2015 bekeken in aanwezigheid van verdachte en zijn raadsvrouw en de officier van justitie. De officier van justitie en de raadsvrouw alsook de rechters hebben zich omtrent de waarneming van de beelden uitgelaten. Ook verdachte heeft hiertoe gelegenheid gehad.
In het dossier bevindt zich voorts een proces-verbaal van bevindingen waarin een verbalisant een zogenaamde beeld-voor-beeld-weergave heeft beschreven.
De rechtbank stelt vast dat op de beelden die getuige [getuige 1] voorafgaand aan de vechtpartij heeft gemaakt het volgende te zien is.
Op de beelden is te zien dat aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bij verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] staan. Er is een woordenwisseling gaande tussen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] enerzijds en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] anderzijds. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] hebben ieder een telefoon in hun handen en bemoeien zich niet met de woordenwisseling. Vervolgens lopen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] uit beeld. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] lopen achter [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aan. Even later lopen ook medeverdachte [medeverdachte 3] en verdachte achter [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aan.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de beide mannen de jongens de rug toedraaiden en wegliepen (blz. 149). Als [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , en vervolgens [medeverdachte 3] en verdachte achter aangevers aanlopen, zoeken zij naar het oordeel van de rechtbank de confrontatie.
[medeverdachte 2] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat [slachtoffer 2] naar hem uithaalde, maar dat hij de klap heeft kunnen ontwijken. Vervolgens heeft een van hen [slachtoffer 2] een klap gegeven. Toen is het uitgelopen op vechten. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zijn broertje wilde beschermen.
Verdachte heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij met de telefoon van [medeverdachte 3] zijn oudere broer heeft gebeld en tegen zijn broer heeft gezegd dat er twee junkies voor hem stonden in de stad en dat zij op de vuist wilden. Verdachte zag dat aangever [slachtoffer 1] een slaande beweging maakte richting verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte heeft vervolgens [slachtoffer 2] met de vuist tegen de zijkant van het hoofd geslagen, dit was op ooghoogte. [11] Getuige [getuige 2] merkt hierover op dat jongen 1 (dat zou gelet op het signalement [medeverdachte 2] zijn, maar de rechtbank meent dat het verdachte betreft) de man met zijn rechterhand, met gebalde vuist op de zijkant van het hoofd sloeg. De vuist kwam vol in (lees: op) de slaap van de man terecht.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 2] op medeverdachte [medeverdachte 2] af kwam lopen en dat hij hierop [slachtoffer 2] heeft geslagen op de kaak. [medeverdachte 1] verklaart verder dat hij weet dat aangever [slachtoffer 2] op de grond is gevallen, maar dat hij niet weet of dat door zijn klap is gekomen. [slachtoffer 2] is knock-out gegaan. [12]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat verdachte zijn broer heeft gebeld met de mobiel van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] hoorde verdachte tegen zijn broer zeggen “Er staan hier twee junkies voor ons en die willen met ons vechten”. Beide mannen werden boos omdat verdachte hen uitmaakte voor junkies. Aangever [slachtoffer 2] heeft verdachte geduwd. [13]
Getuige [getuige 3] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat niet op de beelden te zien is dat verdachte [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) [slachtoffer 2] neerhaalde. [medeverdachte 1] had de man om de nek vast en werkte hem tegen de grond. Vervolgens kwamen de anderen en die trapten die man tegen zijn rug en achterhoofd en gezicht. Getuige [getuige 3] zag toen dat [medeverdachte 1] ook de andere man vloerde. [14]
Getuige [getuige 1] heeft - zakelijk weergegeven - over de vechtpartij verklaard dat hij zag dat aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] werden aangevallen door verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Hij heeft gezien dat aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , terwijl zij al op de grond lagen respectievelijk zaten, werden geslagen en getrapt. Volgens de getuige werd door twee jongens met geschoeide voet met volle snelheid en kracht op de op de grond liggende man (aangever [slachtoffer 2] ) ingetrapt. De man werd vol met geschoeide voet op het hoofd geraakt. De getuige heeft van dit gebeuren met zijn smartphone opnamen gemaakt. [15] Op de camerabeelden is te zien wat zich toen heeft afgespeeld.
De camerabeelden - die deel uitmaken van het dossier - zijn ter terechtzitting bekeken in aanwezigheid van verdachte en zijn raadsvrouw en de officier van justitie. De officier van justitie en de raadsvrouw, alsook de rechters hebben zich omtrent de waarneming van de beelden uitgelaten. Ook verdachte heeft hiertoe gelegenheid gehad. In het dossier bevindt zich voorts per verdachte een proces-verbaal van bevindingen waarin een verbalisant een zogenaamde beeld-voor-beeld-weergave heeft beschreven.
De rechtbank stelt vast dat op de beelden die getuige [getuige 1] met betrekking tot de vechtpartij heeft gemaakt het volgende te zien is.
Op de beelden is te zien dat [slachtoffer 2] languit op de grond ligt en dat [slachtoffer 1] met zijn knieën op de grond zit. De medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] staan samen bij [slachtoffer 1] . Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] rennen van [slachtoffer 2] naar [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] pakt medeverdachte [medeverdachte 3] bij zijn benen vast en [medeverdachte 3] komt ten val. Medeverdachte [medeverdachte 1] slaat [slachtoffer 1] vervolgens drie keer met de vuist op zijn lichaam en op zijn hoofd. [medeverdachte 2] geeft [slachtoffer 1] met geschoeide voet een trap. Vervolgens rent [medeverdachte 2] samen met verdachte naar [slachtoffer 2] , die nog steeds op de grond ligt met de rug naar verdachte en zijn medeverdachten, toe. [medeverdachte 2] rent naar de voorzijde van [slachtoffer 2] en trapt [slachtoffer 2] twee keer met geschoeide voet tegen het hoofd. Verdachte maakt al rennend een trappende beweging en trapt met geschoeide voet tegen de rug van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] blijft stil op de grond liggen en beweegt niet. [medeverdachte 2] en verdachte draaien zich om en rennen weer richting [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] zit op dat moment nog steeds met zijn knieën op de grond en pakt [medeverdachte 1] vast. [medeverdachte 1] komt ten val. Medeverdachte [medeverdachte 3] loopt om het gevecht heen. Verdachte trapt met geschoeide voet [slachtoffer 1] ter hoogte van zijn middel en trapt vervolgens met een low kick [slachtoffer 1] ter hoogte van zijn borstkas. [medeverdachte 2] trapt [slachtoffer 1] met geschoeide voet op het bovenlichaam. Verdachte rent terug naar [slachtoffer 2] , die nog steeds op de grond ligt. Wat er gebeurt is niet te zien op de beelden, maar direct hierna is te zien dat [slachtoffer 2] op zijn rug ligt en dat zijn handen naar beneden vallen op zijn lichaam. Meteen daarop rent verdachte terug naar [slachtoffer 1] en trapt [slachtoffer 1] nogmaals. [medeverdachte 2] pakt [slachtoffer 1] vast en geeft hem nogmaals een trap op de onderzijde van het bovenlichaam. Direct daarna slaat [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] tweemaal tegen zijn hoofd. Vervolgens trapt [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] nogmaals tegen het hoofd. [slachtoffer 1] belandt hierdoor languit op zijn rug op de grond en heft hierbij zijn handen omhoog om zijn gezicht te beschermen. Verdachte slaat [slachtoffer 1] op het achterhoofd en trapt [slachtoffer 1] daarna, terwijl hij omhoog probeert te komen, tegen het bovenlichaam. Vervolgens lopen verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] weg. Op de beelden is te zien dat [slachtoffer 1] overeind komt en dat [slachtoffer 2] stil op de grond blijft liggen en dat omstanders om hem heen staan en zich over hem ontfermen.
Getuige [getuige 2] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat het slaan en schoppen van de man (aangever [slachtoffer 2] ) met veel kracht gebeurde. [slachtoffer 2] werd met veel kracht geschopt aan de rechterzijde van zijn hoofd ter hoogte van zijn slaap. De getuige zag dat [slachtoffer 2] achterover viel en levenloos bleef liggen. De getuige is naar [slachtoffer 2] toegelopen omdat hij bang was dat de man het niet zou overleven als hij nog een schop zou krijgen. [16]
De getuige [getuige 4] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat de jongen met de zwarte trui (de rechtbank leest hier: verdachte) naar de man op de grond, aangever [slachtoffer 2] , rende en hem toen voluit tegen zijn hoofd schopte. [17]
De getuige [getuige 5] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat de lange man, [slachtoffer 2] , op de grond viel. De getuige zag dat één van de jongens de man schopte in zijn ribben. Het leek op een beweging alsof hij een voetbal hard wegtrapte. De lange man werd meerdere keren met kracht geschopt. De getuige heeft op een gegeven moment niet meer gekeken, nu het er zeer akelig uit zag, het was erg heftig allemaal. [18]
[slachtoffer 2] is vervolgens met de ambulance naar het ziekenhuis Medisch Spectrum Twente gebracht. Daar is blijkens de medische informatie geconstateerd dat hij een gebroken oogkas, een gebroken bovenkaakholte en licht traumatisch hersenletsel heeft opgelopen. [19]
[slachtoffer 1] heeft blijkens de medische informatie een zware ribbencontusie en beschadigde urinewegen. [20]
Opzet
Naar het oordeel van de rechtbank levert handelen zoals hierboven beschreven een aanmerkelijke kans op de dood op. Het is een feit van algemene bekendheid dat (de inhoud van) het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is en dat, wanneer daar meermalen hard tegenaan getrapt en geslagen wordt, dit tot de dood kan leiden.
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte samen met zijn medeverdachten, door een dergelijk handelen, waarna zij aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hulpeloos op straat hebben achtergelaten, ook bewust de kans heeft aanvaard dat aangevers zouden komen te overlijden. Aldus is sprake van voorwaardelijk opzet op de dood.
Dat het letsel van aangevers nog relatief meeviel, doet aan het voorgaande niet af. Te meer nu verdachte en zijn medeverdachten aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] herhaaldelijk hebben aangevallen en zeer grof geweld hebben gebruikt dat mede gericht was op het hoofd en andere kwetsbare lichaamsdelen van aangevers.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat voor medeplegen een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachten vereist is. Die samenwerking dient gericht te zijn op de totstandkoming van het strafbare feit. Aan de totstandkoming van dit feit dient de medepleger substantieel bij te dragen om als zodanig te kunnen worden aangemerkt. Niet nodig is dat de rollen van verdachten vóór het plegen van het delict in overleg worden verdeeld, bijvoorbeeld door het maken van een plan. Ook op het moment van het plegen van het feit kan een bewuste samenwerking ontstaan. Voldoende is een wederzijds begrijpen, ook zonder woorden, een op het moment van de handeling weten samen te werken tot hetzelfde resultaat. Niet vereist is dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten. Wel dient de samenwerking tussen hen intensief te zijn, om medeplegen te onderscheiden van medeplichtigheid.
In het algemeen zijn de medeplegers ‘lijfelijk’ aanwezig op de plaats waar het strafbare feit gepleegd wordt, maar dat hoeft niet. Evenmin is nodig dat de medeplegers een vaste rolverdeling hebben. Het kan van toevallige omstandigheden afhangen wie welke handelingen verricht. Ook kan er sprake zijn van medeplegen wanneer een verdachte zich niet heeft gedistantieerd van de gedragingen van één of meer mededaders, hoewel daartoe wel de mogelijkheid bestond.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben verklaard dat zij al in de middag van 17 oktober 2014 in elkaars nabijheid verkeerden. Verdachte en zijn medeverdachten fietsen gezamenlijk op de Kalanderstraat in Enschede, en komen aldaar in botsing met aangevers [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 1] . [21] Verdachte keert zijn fiets en loopt op aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] af. [22] Er ontstaat een woordenwisseling tussen aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] enerzijds en verdachte en zijn medeverdachten anderzijds. [23] Verdachte en zijn medeverdachten lopen achter aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan. [24] Verdachte belt met de mobiel van medeverdachte [medeverdachte 3] zijn broer en zegt dat er twee junkies voor hem staan in de stad en dat zij willen vechten. [25]
Aangever [slachtoffer 1] wordt boos als hij het woord junkies hoort en maakt een slaande beweging naar [medeverdachte 2] . [26] Verdachte ziet dit en slaat [slachtoffer 2] met opzet en met kracht met de vuist op ooghoogte op het hoofd. [27] [medeverdachte 1] slaat vervolgens aangever [slachtoffer 2] eveneens. [28]
Vervolgens lopen verdachte en [medeverdachte 1] naar aangever [slachtoffer 1] . Uit de beelden is gebleken dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] samen terug lopen naar aangever [slachtoffer 2] en hem tegen het hoofd en lichaam trappen. Vervolgens wordt aangever [slachtoffer 1] door verdachte en zijn medeverdachten geslagen en geschopt. [29]
Verdachte en zijn medeverdachten hebben gezamenlijk geweld uitgeoefend op aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Vervolgens zijn verdachte en zijn medeverdachten samen op de fiets weggegaan.
Gelet op dit gezamenlijk optreden is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de geweldsmomenten jegens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en derhalve van medeplegen.
Gelet op hetgeen hiervoor omtrent het handelen van verdachte en zijn medeverdachten en het voorwaardelijk opzet is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer van zijn medeverdachten, de tenlastegelegde pogingen tot doodslag heeft gepleegd.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 oktober 2014 in de gemeente Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] meermalen (gewelddadig en/of krachtig) met tot vuisten gebalde handen tegen de (rechter)oogkas en/of tegen het hoofd heeft gestompt en, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, tegen het hoofd en elders tegen het lichaam heeft geschopt of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 17 oktober 2014 in de gemeente Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] (terwijl die [slachtoffer 2] al dan niet op de grond lag) meermalen (gewelddadig en/of krachtig) tegen het hoofd en elders tegen het lichaam heeft geschopt of getrapt en die [slachtoffer 2] tegen het hoofd heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 47 en 287 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair en feit 2 primair
telkens het misdrijf: medeplegen van poging tot doodslag.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan telkens het misdrijf medeplegen van poging tot doodslag. Verdachte en zijn medeverdachten hebben de slachtoffers [slachtoffer 2] Uitslag en [slachtoffer 1] Uitslag meermalen tegen het hoofd en lichaam geschopt en geslagen. Daarmee heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat beide slachtoffers het leven zouden laten.
Op de camerabeelden is te zien dat het slachtoffer [slachtoffer 2] , terwijl hij al weerloos op de grond ligt, verschillende trappen krijgt tegen zijn hoofd en lichaam. Ook het slachtoffer [slachtoffer 1] krijgt diverse trappen en wordt meermalen geslagen terwijl hij al zittend op de grond probeert zijn gezicht te beschermen tegen het slaan en trappen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de beelden schokkend zijn. Verschillende omstanders hebben tegenover de politie verklaard dat het akelig was om te zien, zeer heftig en extreem. Getuige [getuige 2] meende zelfs dat de man (aangever [slachtoffer 2] ) er zo erg aan toe was dat hij het niet zou overleven als hij nog een schop kreeg. De rechtsorde is hierdoor duidelijk geschokt.
Beide slachtoffers hebben geen enkele kans gehad zich tegen dit geweld te verweren. Na het plegen van het geweld hebben verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer [slachtoffer 2]
- bewusteloos liggend op straat - achtergelaten.
De rechtbank heeft in ogenschouw genomen dat er in de aanloop naar de vechtpartij een woordenwisseling is geweest en de aangevers zich ook verbaal agressief hebben uitgelaten en verdachte hebben geduwd. Dit is echter geen enkele rechtvaardiging om vervolgens, nadat aangevers wegliepen, de gewelddadige confrontatie aan te gaan. Het dient verdachte ernstig te worden aangerekend dat hij zich samen met de medeverdachten zeer agressief heeft gedragen tegenover beide slachtoffers. Verdachte mag zich gelukkig prijzen dat beide slachtoffers niet nog veel ernstiger gewond zijn geraakt of het leven hebben gelaten; wel had [slachtoffer 2] een gebroken oogkas en een gebroken bovenkaakholte en had [slachtoffer 1] een zware ribbenkneuzing en beschadigde urinewegen.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben met hun handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Verdachte en zijn medeverdachten hebben geen rekening gehouden met de ernstige gevolgen die hun handelen teweeg kan brengen en de gevoelens van schrik en angst die dergelijke gedragingen bij de slachtoffers kunnen oproepen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben bovendien het veiligheidsgevoel van de slachtoffers aangetast, nu het geweld heeft plaats gevonden op de openbare weg, in een drukke winkelstraat. Het is, zoals gezegd, voor de omstanders die hiervan getuige waren een heftige ervaring geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven nog lange tijd gevolgen, zoals psychische problemen en gevoelens van angst en onveiligheid, kunnen ondervinden. Daarnaast veroorzaken feiten als deze ook in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid.
De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met het over verdachte uitgebrachte
rapport d.d. 16 juli 2015, opgemaakt door de GZ-psycholoog drs. R. Haveman en de
kinder- en jeugdpsychiater drs. B.G.J. Gunnewijk, beiden verbonden aan de observatieafdeling van het forensisch centrum Teylingereind.
De deskundigen verklaren onder meer het volgende.
Binnen het huidige onderzoek is geconcludeerd dat [verdachte] een benedengemiddeld
intelligente, wantrouwende jongeman is met een relatief beperkt sociaal inzicht,
die zich verbaal niet erg gemakkelijk uit. Zijn verbale IQ is eerder van (rand)zwakbegaafd
niveau gebleken. In conflictsituaties, waarbij de innerlijke spanning snel oploopt, is hij
geneigd zichzelf te overschreeuwen en kan hij komen tot impulsief agressief gedrag om de
situatie onder controle te krijgen of naar zijn hand te zetten. Vanuit de thuissituatie is hij
vertrouwd met gedrag, vooral van vader, waarin men de buitenwereld nogal eens verbaal
agressief tegemoet treedt om het eigen gelijk te halen. Onderzoekers zijn van mening dat de
invloed van het gezinssysteem (in het verleden voornamelijk vanuit vader) in het geval van
[verdachte] zwaar weegt.
Bij [verdachte] is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm
van een impulsregulatiestoornis NAO met een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling.
Tijdens de observatie wordt gezien dat [verdachte] wantrouwend is, maar zich allengs wat
meer openstelt voor groepsleiding en onderzoekers. Zijn relatie met andere jeugdigen blijft
oppervlakkig, waarbij hij ook nogal geneigd is zich terug te trekken als hij geen gehoor vindt. Er wordt ook gezien dat bij oplopende spanning zijn impulscontrole onder druk komt te staan, maar hij zich, mede in het besef van de observatie, wel laat begeleiden en bijsturen.
In de tenlastegelegde situatie is er ook sprake van een spanningsvolle situatie, waarbij er
over en weer gescholden wordt en er een handgemeen ontstaat, waarin ook [verdachte] zijn
aandeel heeft. [verdachte] komt daarbij, indien de feiten bewezen worden geacht, tot explosief
agressief gedrag, in een poging de situatie in zijn voordeel te beslechten en zijn broertje
veilig te stellen. Zijn copingmechanismen zijn gering, waardoor hij in een dergelijk
bedreigende situatie, mede door eigen toedoen geëscaleerd, sneller dan gemiddeld terugvalt
in agressief optreden om de situatie onder controle te krijgen.
Er wordt een duidelijk verband gezien tussen de gebrekkige ontwikkeling van zijn
geestvermogens en de hem tenlastegelegde feiten - indien bewezen - doordat zijn stoornis
in de impulsbeheersing NAO met zijn geringe copingmechanismen zich hier ook liet gelden.
Er was sprake van een spanningsvolle situatie waarin hij middels zijn gebrekkige
copingmechanismen geen andere oplossingsstrategie zag dan middels agressief optreden
een eind maken aan het vermeende gevaar. Er wordt dan ook een aanzienlijke doorwerking
van deze gebrekkige ontwikkeling in de hem tenlastegelegde twee pogingen tot doodslag
gezien en geadviseerd hem verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor de hem
tenlastegelegde feiten, indien bewezen.
Op basis van de SAVRY is gekomen tot een hoog risico voor toekomstig gewelddadig
gedrag. Factoren in zijn persoon die hierbij naar voren komen zijn negatieve opvattingen,
eerder riskant gedrag/impulsiviteit, zijn problemen met het hanteren van boosheid en zijn
gebrek aan medewerking. Verder zien onderzoekers geringe copingvaardigheden en dat de opvoedingsvaardigheden van ouders eenzijdig zijn. Ten tijde van het onderzoek komt daarbij de ernstige conflictsituatie tussen ouders, waarin de kinderen zich niet veilig geborgd weten en als het ware in de positie gedwongen worden om voor een van hen partij te kiezen. Voorts zien onderzoekers dat [verdachte] eerder gewelddadig gedrag vertoonde en dat vader in het verleden een veroordeling heeft gehad voor crimineel c.q. agressief gedrag.
Er worden geen duidelijk beschermende factoren gezien. Er is weliswaar een hechte band
met moeder, maar de onderlinge gezinsrelaties staan erg onder druk, waardoor deze band
niet zonder meer als beschermend aangemerkt kan worden.
Een kritische factor is dat [verdachte] in het verleden vaker explosief agressief gedrag heeft
vertoond, hetgeen tweemaal tot een veroordeling heeft geleid.
Mede op basis van de klinische indrukken wordt gemeend dat er bij [verdachte] een hoog risico op toekomstig gewelddadig gedrag bestaat. Hiermee wordt ook het recidiverisico op
agressieve gedragingen als hoog ingeschat.
Om het recidiverisico te verlagen, wordt het noodzakelijk geacht dat [verdachte] intensieve
behandeling ontvangt, met een voldoende zware stok achter de deur om deze behandeling
vorm te kunnen geven. De stok achter de deur is noodzakelijk omdat zijn interne motivatie
om een dergelijke behandeling vol te houden als beperkt wordt ingeschat. Bovendien is de
gezinssituatie erg instabiel en de houding van ouders jegens hulpverlening zeer ambivalent.
Deze factoren zullen daadwerkelijke behandeling moeilijker tot stand doen komen. Het wordt wenselijk geacht dat de behandeling vanuit de thuissituatie wordt aangeboden, daar
[verdachte] nog sterk gebonden is aan zijn thuissituatie. De thuissituatie is weliswaar instabiel,
mede door de polariserende opstelling van ouders, wiens relatie vrij recent is vastgelopen.
Nadrukkelijk wordt van ouders gevraagd hun onderlinge conflicten niet af te wentelen op de
kinderen c.q. [verdachte] , opdat behandeling van de problematiek van [verdachte] vanuit huis
een kans van slagen krijgt. Behandeling vanuit de thuissituatie wordt voor [verdachte] mogelijk geacht daar [verdachte] zelf wel enige notie heeft van de noodzaak tot gedragsverandering. Bovendien kan hij zo het geleerde direct in de praktijk brengen en aan zijn toekomst werken qua scholing en werk.
Onderzoekers achten Intermetzo, locatie Almelo, de aangewezen hulpverleningsinstantie die
ambulant de juiste modules kan bieden ten behoeve van de verdere ontwikkeling van
[verdachte] . Hierbij wordt gedacht aan cognitieve gedragstherapie en agressieregulatietherapie, aangevuld met psychomotore therapie, omdat hij zich verbaal niet gemakkelijk uit. Hij heeft vooral handvatten nodig om in stresssituaties tot meer adequate coping te komen opdat de negatieve opvattingen, waarmee het hanteren van geweld gerechtvaardigd wordt, worden losgelaten. Daarnaast is gezinstherapie aangewezen, om voldoende rust en geborgenheid in de thuissituatie voor [verdachte] te realiseren. De intentie kan daarbij zijn dat ouders weer on speaking terms komen ten behoeve van de waarborg voor verdere ontwikkeling van [verdachte] . Een gezinsinterventie, zoals FFT (Functional Family Therapy) of MDFT (Multi Dimensionele Familie Therapie), wordt niet haalbaar geacht. Idealiter wordt ernaar gestreefd een ervaren gezinstherapeut te betrekken bij de behandeling, zodat de juiste dosering in de gezinsbegeleiding kan worden nagestreefd. Voorts wordt NPT (Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer) geadviseerd, opdat hij een steunfiguur heeft die hem voldoende intensief kan ondersteunen. De hulp dient daarbij onder toezicht van de jeugdreclassering te worden uitgevoerd. Verwacht wordt dat [verdachte] meer zal weten te profiteren van een ambulant dan een intramuraal traject.
Geadviseerd wordt om aan [verdachte] de voorwaardelijke maatregel van Plaatsing in een
Inrichting voor Jeugdigen op te leggen om uitvoering te kunnen geven aan genoemde
behandelmodules.
Het rapport van de deskundigen is naar het oordeel van de rechtbank grondig onderbouwd, terwijl de conclusie volgt uit de bevindingen van de deskundigen. De rechtbank sluit zich aan bij de conclusie dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Zij maakt die conclusie tot de hare, mede gelet op wat de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting omtrent de persoon van verdachte is gebleken.
De rechtbank zal bij de strafoplegging ook rekening houden met de inhoud van het over verdachte uitgebrachte rapport d.d. 1 december 2014, opgemaakt door de GZ-psycholoog drs. I.K. Abbenhues, die tot de conclusie komt dat verdachte voor de feiten, indien bewezen, als licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd en dat de kans op gewelddadige recidive zonder interventie als hoog wordt ingeschat.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het omtrent verdachte op 12 augustus 2015 uitgebrachte rapport door J. Poortier en W.M. Roest, respectievelijk raadsonderzoeker en teamleider van de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank overweegt dat voor de bewezenverklaarde feiten, gezien de ernst daarvan, in beginsel slechts een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats is. Mede gelet op het advies van de deskundigen Haveman en Gunnewijk en het advies van J. Poortier en W.M. Roest, allen voornoemd, en de jeugdige leeftijd van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 203 dagen op zijn plaats is. Die straf is gelijk aan de reeds door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd.
De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke taakstraf - naast een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gelijk aan het ondergane voorarrest - zoals door de raadsvrouw is bepleit, geen passende straf is en geen recht doet aan de ernst van de gepleegde feiten. Indien verdachte zich in dat kader niet aan de voorwaarden houdt, resteert ‘slechts’ een taakstraf, terwijl voor de vermindering van het recidiverisico en daarmee voor de veiligheid van de samenleving behandeling voorop dient te staan. Een behandeling wordt door de gedragsdeskundigen noodzakelijk geacht om verdachtes gedrag te beïnvloeden.
De rechtbank is met de deskundigen en de officier van justitie van oordeel dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel de laatste kans voor verdachte is om beter toegerust in de maatschappij terecht te komen. De rechtbank is van oordeel, anders dan de raadsvrouw, dat aan de eisen van artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht is voldaan.
De deskundigen zijn van mening dat een kader als de voorwaardelijke PIJ-maatregel beter aansluit bij de druk die nodig is om verdachte te begeleiden tijdens een ambulante behandeling.
De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Er is sprake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.Niet alleen zijn de gepleegde delicten ernstig genoeg voor het opleggen van de jeugdmaatregel, het betreft immers feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, maar ook is de rechtbank van oordeel dat de noodzaak van behandeling ter beveiliging van de maatschappij aanwezig is en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte.
De bijzondere voorwaarden die daaraan worden verbonden, zijn dan bepalend voor de vorm en de inhoud van de behandeling.
Gezien al het bovenstaande zal de rechtbank aan verdachte opleggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank zal als bijzondere voorwaarden opnemen:
  • dat verdachte zich gedurende de door het Leger des Heils, afdeling Jeugdzorg & Reclassering te bepalen periode tot maximaal het einde van de proeftijd en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • dat verdachte deelneemt aan gesprekken met het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, zo frequent als deze dat noodzakelijk acht;
  • dat verdachte meewerkt aan een behandeling vanuit Traverse of een andere door het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere hulpinstanties
  • dat verdachte zich houdt aan andere door het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering aan hem te stellen aanwijzingen.
De rechtbank zal tevens bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank geeft daarbij het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, opdracht op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht, toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

9.De schade van benadeelden

- [slachtoffer 1]
, wonende aan de [adres] in [woonplaats] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit:
- immateriële schade € 2.200,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De gevorderde immateriële schade van € 2.200,00 acht de rechtbank deels toewijsbaar.
De rechtbank overweegt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier, dat voldoende vast staat dat [slachtoffer 1] immateriële schade heeft geleden. Verdachte en zijn medeverdachten hebben hem immers meermalen tegen het hoofd geslagen en tegen het hoofd en het lichaam geschopt, waardoor hij letsel heeft opgelopen. Dit letsel bestond uit een zware ribbenkneuzing en beschadigde urinewegen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade matigen en naar billijkheid begroten op een bedrag van € 1.500,00.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] derhalve toe tot een totaalbedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2014, voor zover dit bedrag niet door een mededader is voldaan. Voor het overige deel van de vordering is de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
- [slachtoffer 2]
, wonende aan de [adres] in [woonplaats] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van € 3.328,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • daggeld vergoeding ziekenhuis € 28,00;
  • immateriële schade € 3.300,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de vordering wat betreft de materiële schade van
€ 28,00 toewijsbaar is, zijnde de dagvergoeding voor opname in het ziekenhuis.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade van € 3.300,00 acht de rechtbank deels toewijsbaar.
De rechtbank overweegt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier, dat voldoende vast staat dat [slachtoffer 2] immateriële schade heeft geleden. Verdachte en zijn medeverdachten hebben hem immers meermalen tegen het hoofd en lichaam geschopt en geslagen, waardoor hij letsel heeft opgelopen. Dit letsel bestond uit een gebroken bovenkaakholte en een gebroken oogkas. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade matigen en naar billijkheid begroten op een bedrag van € 2.500,00.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] derhalve toe tot een totaalbedrag van € 2.528,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2014, voor zover dit bedrag niet door een mededader is voldaan. Voor het overige deel van de vordering is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77a en 77gg Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en onder 2 primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
  • legt verdachte op de
  • bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter
tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van
twee (2) jarenschuldig
maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen
medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat
de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de
identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in
artikel 77aa, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft
nageleefd;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de gecertificeerde instelling het Leger des Heils, afdeling Jeugdzorg & Reclassering en zich op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- dat verdachte deelneemt aan gesprekken met het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, zo frequent als deze dat noodzakelijk acht;
- dat verdachte meewerkt aan een behandeling vanuit Traverse of een andere door het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere hulpinstanties.
- beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
schadevergoeding
[slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wonende aan de [adres] in [woonplaats] van een bedrag van € 1.500,00 (vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 oktober 2014, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
[slachtoffer 2]
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , wonende aan de [adres] in [woonplaats] van een bedrag van € 2.528,00 (vijfentwintighonderdachtentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 oktober 2014, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. C. Verdoold en mr. M.H. van der Lecq, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2015.
Mr. Van der Lecq is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2014104605 en 2014105038 van 16 december 2014. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 oktober 2014, pagina’s 34 en 35;
3.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] van 18 oktober 2014, pagina’s 75 t/m 80;
4.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3] van 19 oktober 2014, pagina’s 101 t/m 104;
5.Het proces-verbaal van getuige [getuige 1] van 27 oktober 2014, pagina’s 176 en 177;
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 23 oktober 2014, pagina’s 202 t/m 217;
7.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 20 oktober 2014, pagina’s 178 t/m 201;
8.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 23 oktober 2014, pagina’s 218 t/m 228;
9.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 23 oktober 2014, pagina’s 229 t/m 243;
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , van 19 oktober 2014, pagina’s 105 t/m 108
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 oktober 2014, pagina’s 34 en 35;
12.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] van 18 oktober 2014, pagina’s 75 t/m 80;
13.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3] van 19 oktober 2014, pagina’s 101 t/m 104;
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 24 oktober 2014, pagina’s 172 t/m 175;
15.Het proces-verbaal van getuige [getuige 1] van 27 oktober 2014, pagina’s 176 en 177;
16.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , van 18 oktober 2014, pagina’s 148 t/m 150;
17.Het proces-verbaal van getuige [getuige 4] , van 18 oktober 2014, pagina’s 151 en 152;
18.Het proces-verbaal van getuige [getuige 5] , van 18 oktober 2014, pagina’s 158 t/m 160;
19.Een geschrift, te weten een medische verklaring van aangever [slachtoffer 2] van 17 oktober 2014 en 18 oktober 2014;
20.Een geschrift, te weten een medische verklaring van aangever [slachtoffer 1] van 19 oktober 2014 en 20 oktober 2014;
21.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] van 18 oktober 2014, pagina’s 57 t/m 60;
22.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3] van 19 oktober 2014, pagina’s 101 t/m 104;
23.Het proces-verbaal van getuige [getuige 1] van 27 oktober 2014, pagina’s 176 en 177;
24.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 3 november 2014, pagina’s 253 t/m 259;
25.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3] van 19 oktober 2014, pagina’s 101 t/m 104;
26.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3] van 19 oktober 2014, pagina’s 101 t/m 104;
27.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 oktober 2014, pagina’s 34 en 35;
28.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] van 18 oktober 2014, pagina’s 75 t/m 80;
29.De camerabeelden van getuige [getuige 1] bekeken ter terechtzitting d.d. 2 april 2015;