ECLI:NL:RBOVE:2015:4424

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 september 2015
Publicatiedatum
28 september 2015
Zaaknummer
08/995250-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van registratievoorschriften voor runderen en illegale afvoer naar niet-gecertificeerd bedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die verantwoordelijk was voor een bedrijf dat runderen niet tijdig heeft gemeld aan het identificatie- en registratiesysteem (I&R) en jonge runderen heeft afgevoerd naar een bedrijf waar dit niet was toegestaan. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte potentieel gevaarlijk was voor zowel de diergezondheid als de volksgezondheid. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van €10.000,--. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet primair gedreven was door het afmaken van gezonde runderen, maar door financieel gewin door zich te onderscheiden van concurrerende bedrijven die zich wel aan de regels hielden. De rechtbank heeft de feiten beoordeeld op basis van de vordering van de officier van justitie en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtredingen van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen, en de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen bij het opleggen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/995250-15
Datum vonnis: 18 september 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1968 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 september 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Buist en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. W.J. Th. Bustin, advocaat te Veendam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander of anderen 72 runderen niet tijdig heeft gemeld aan het verplichte registratiesysteem, dan wel dat de v.o.f. [bedrijf verdachte] dat samen met een ander of anderen heeft gedaan, terwijl hij aan deze verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven;
feit 2:samen met een ander of anderen 72 kalveren, in strijd met artikel 45, lid 1 van de Regeling preventie, heeft afgevoerd van een erkend verzamelcentrum naar een veebedrijf in plaats van een mesterij of slachterij, dan wel dat de v.o.f [bedrijf verdachte] dat samen met een ander of anderen heeft gedaan, terwijl hij aan deze verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven.
Voluit luidt de tenlastelegging dat:
1.
verdachte in of omstreeks de periode van februari 2013 tot en met mei 2013,
althans in of omstreeks het jaar 2013, in de gemeente Opsterland, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel 23 eerste lid
en onder e, vierde gedachtenstreepje van de Regeling preventie, bestrijding en
monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, immers heeft
hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) toen op het erkende
verzamelcentrum op de locatie [adres 2] te [woonplaats] niet voldaan aan
het gestelde in artikel 20, eerste lid en artikel 39 van de Regeling
identificatie en registratie van dieren;
verdachte en/of verdachtes mededader(s) heeft / hebben toen 72 runderen,
althans 69 runderen, in elk geval een of meer runderen gehouden en/of
verhandeld en/of aangevoerd en/of afgevoerd (zulks) terwijl die runderen / dat
rund niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren
was/waren geïdentificeerd en/of geregistreerd, immers was / waren - zakelijk
weergegeven - het houden en/of de aanvoer en/of de afvoer van die runderen
niet overeenkomstig het gestelde in artikel 20, eerste lid van genoemde
regeling binnen 3 werkdagen na die gebeurtenis (sen) gemeld aan het I & R
systeem;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[bedrijf verdachte] V.O.F. in of omstreeks de periode van februari 2013 tot en met mei
2013, althans in of omstreeks het jaar 2013, in de gemeente Opsterland,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
althans alleen, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel
23 eerste lid en onder e, vierde gedachtenstreepje van de Regeling preventie,
bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s,
immers heeft / hebben [bedrijf verdachte] V.O.F. en/of haar mededader(s) toen op het
erkende verzamelcentrum op de locatie [adres 2] te [woonplaats] niet
voldaan aan het gestelde in artikel 20, eerste lid en artikel 39 van de
Regeling identificatie en registratie van dieren;
[bedrijf verdachte] V.O.F. en/of haar mededader(s) heeft / hebben toen 72 runderen,
althans 69 runderen, in elk geval een of meer runderen gehouden en/of
verhandeld en/of aangevoerd en/of afgevoerd (zulks) terwijl die runderen / dat
rund niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren
was/waren geïdentificeerd en/of geregistreerd, immers was / waren - zakelijk
weergegeven - het houden en/of de aanvoer en/of de afvoer van die runderen
niet overeenkomstig het gestelde in artikel 20, eerste lid van genoemde
regeling binnen 3 werkdagen na die gebeurtenis(sen) gemeld aan het I & R
systeem,
zulks terwijl verdachte aan deze verboden gedraging(en) feitelijk leiding
heeft gegeven en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
2.
verdachte in of omstreeks de periode van 20 februari 2013 tot en met 21 mei
2013, althans in of omstreeks het jaar 2013, in de gemeente [geboorteplaats] ,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
althans alleen, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel 45 eerste lid van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van
besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’S, immers heeft / hebben
verdachte en/of verdachtes mededader(s) toen 72 runderen jonger dan 12
maanden, althans 69 runderen jonger dan 12 maanden, in elk geval een of meer
runderen jonger dan 12 maanden, van het erkende verzamelcentrum op de locatie
[adres 2] te [woonplaats] tal dan niet rechtstreeks) afgevoerd naar het
fvee)bedrijf van [naam] te te [plaats] , niet zijnde (zakelijk
weergegeven) een bedrijf of een in Nederland gelegen mesterij, zo als bedoeld
in artikel 45 eerste lid van de Regeling preventie, bestrijding en montoring
van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[bedrijf verdachte] V.O.F. in of omstreeks de periode van 20 februari 2013 tot en met 21
mei 2013, althans in of omstreeks het jaar 2013, in de gemeente [geboorteplaats] ,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
althans alleen, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel
45 eerste lid van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van
besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, immers heeft / hebben Ten
Hoor V.O.F. en/of haar mededader(s) toen 72 runderen jonger dan 12 maanden,
althans 69 runderen jonger dan 12 maanden, in elk geval een of neer runderen
jonger dan 12 maanden, van het ingevolge artikel 21 van voornoemde Regeling
erkend verzamelcentrum op de locatie [adres 2] te [woonplaats] (al dan niet
rechtstreeks) afgevoerd naar het (vee)bedrijf van [naam] te te
[plaats] , niet zijnde (zakelijk weergegeven) een bedrijf of een in Nederland
gelegen mesterij, zo als bedoeld in artikel 45 eerste lid van de Regeling
preventie, bestrijding en montoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen
en TSE’s,
zulks terwijl verdachte aan deze verboden gedragingen) feitelijk leiding
heeft gegeven en/of daartoe opdracht heeft gegeven.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De
officier van justitieen de
raadsmanhebben zich op het standpunt gesteld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, gelet op het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is oordeel dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, voor zover van belang;
2. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden in de functie van inspecteur als opsporingsambtenaar werkzaam bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken, van 16 juni 2014, blz. 1281 t/m 1285, voor zover van belang;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
3. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, voor zover van belang;
4. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden in de functie van inspecteur als opsporingsambtenaar werkzaam bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken, van 16 juni 2014, blz. 1281 t/m 1285, voor zover van belang.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde onder feit 1 en het subsidiair ten laste gelegde onder feit 2 heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[bedrijf verdachte] V.O.F. in de periode van februari 2013 tot en met mei 2013, in de gemeente [geboorteplaats] , opzettelijk heeft gehandeld in strijd met artikel 23 eerste lid en onder e, vierde gedachtestreepje van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, immers heeft [bedrijf verdachte] V.O.F. toen op het erkende verzamelcentrum op de locatie [adres 2] te [woonplaats] niet voldaan aan het gestelde in artikel 20, eerste lid en artikel 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren;
[bedrijf verdachte] V.O.F. heeft toen 72 runderen aangevoerd en afgevoerd zulks terwijl die runderen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en geregistreerd, immers waren - zakelijk weergegeven - de aanvoer en de afvoer van die runderen niet overeenkomstig het gestelde in artikel 20, eerste lid van genoemde regeling binnen 3 werkdagen na die gebeurtenissen gemeld aan het I & R systeem, zulks terwijl verdachte aan deze verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
[bedrijf verdachte] V.O.F. in de periode van 20 februari 2013 tot en met 21 mei 2013, in de gemeente [geboorteplaats] , opzettelijk heeft gehandeld in strijd met artikel 45 eerste lid van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, immers heeft [bedrijf verdachte] V.O.F. toen 72 runderen jonger dan 12 maanden van het ingevolge artikel 21 van voornoemde Regeling erkend verzamelcentrum op de locatie [adres 2] te [woonplaats] (al dan niet rechtstreeks) afgevoerd naar het veebedrijf van [naam] te [plaats] , niet zijnde (zakelijk weergegeven) een bedrijf of een in Nederland gelegen mesterij, zoals bedoeld in artikel 45 eerste lid van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, zulks terwijl verdachte aan deze verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan in zoverre zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 1 en 6 van de Wet op de Economische Delicten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
feit 2 subsidiair
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 17, tweede lid, aanhef en onder c van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
[bedrijf verdachte] V.O.F heeft runderen niet gemeld aan het I & R systeem en jonge runderen afgevoerd van een verzamelcentra naar een bedrijf waar deze jonge runderen niet naar toe afgevoerd mochten worden. Verdachte heeft hieraan feitelijk leidinggegeven. Bij het opstellen van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s heeft de wetgever de risico’s van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk in te perken en daarmee leed voor dieren en maatschappelijke schade te voorkomen voor ogen gehad. Verdachte heeft hiervoor onvoldoende oog gehad. Het feit dat er geen ziektes zijn uitgebroken is niet een verdienste van verdachte maar is eerder het gevolg van de strikte naleving van de regels door de andere ondernemers in de branche.
Door de overheid zijn regels gesteld die strekken tot uitvoering van nationaal en Europees beleid dat tot doel heeft om ziektes te weren of de verspreiding van ziekteverwekkers te voorkomen. Ter voorkoming of bestrijding van besmettelijke ziekten op Nederlands grondgebied of bij uitbraak of verdenking daarvan in Europese lidstaten of elders moeten acuut maatregelen kunnen worden genomen. Dieren kunnen drager zijn van ziekten die onder omstandigheden een risico vormen voor de gezondheid van de mens en de kwaliteit van het voedsel. Door middel van preventieve maatregelen en een goede monitoring moet worden voorkomen dat dieren drager zijn van ziekten en ziekten overdragen aan andere dieren. Met het oog op de bescherming van de volksgezondheid, de diergezondheid of het milieu is het nodig dat snel en nauwkeurig aan de opgelegde regels wordt voldaan. Met de preventieve maatregelen wordt beoogd de insleep van ziekteverwekkers te voorkomen. Daarnaast hebben de preventieve maatregelen tot doel de verspreiding van dierziekten te voorkomen.
De regels over diergezondheid bevatten verplichtingen met betrekking tot de identificatie en registratie van dieren. Met het oog op het doen van snel en efficiënt onderzoek naar de aanwezigheid van ziekteverwekkers en het voorkomen van dierziekten, kan het nodig zijn om snel te weten waar een dier vandaan komt, zodat tijdig maatregelen kunnen worden genomen ter voorkoming van verdere verspreiding van een ziekte. Hierbij moet gedacht worden aan onderzoeken op veehouderijen en andere ruimten waar dieren aanwezig zijn. Wanneer de gestelde regels niet worden nageleefd, kan dit ernstige nadelige gevolgen hebben voor de Nederlandse veestapel en voor de handel in dieren en dierproducten naar het buitenland.
De houder van dieren is als eerste verantwoordelijk voor zijn dieren. Verdachte kan door de grote hoeveelheden dieren waarvan hij gedurende enige tijd houder is, een belangrijke rol spelen bij de verspreiding van ziekteverwekkers en ook bij het voorkomen van dierziekten. Het is van het grootste belang dat door verdachte de gestelde regels zorgvuldig worden nageleefd. Van verdachte mag worden verwacht dat hij doordrongen is van het grote belang van de naleving van de regels en dat hij in het bedrijf waarin hij leiding geeft de nodige maatregelen treft voor een nauwgezette uitvoering van de wettelijke bepalingen. Verdachte heeft, door de dieren weliswaar te (laten) scannen, maar de runderen vervolgens niet te melden aan het I & R systeem, de dieren (tijdelijk) niet traceerbaar gemaakt. Door het niet zorgvuldig naleven van de regels met betrekking tot de identificatie en registratie van dieren en bepalingen ten aanzien van de aan- en afvoer van dieren, heeft verdachte de volksgezondheid en de diergezondheid in potentie op ernstige wijze in gevaar gebracht.
Gelet op het potentiële gevaar voor de diergezondheid en de volksgezondheid dat van het handelen van verdachte is uitgegaan, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een geldboete van substantiële omvang moet worden opgelegd. Aangenomen mag immers worden dat economische motieven (mede) aan het handelen van verdachte ten grondslag hebben gelegen.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat hij niet eerder is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat het in de onderhavige zaak gaat om feiten die dateren van 2013.
Het hiervoor gestelde afwegend acht de rechtbank het passend en geboden dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 10.000,-- (tienduizend euro). De rechtbank heeft zich bij de keuze van de strafsoort in belangrijke mate laten leiden door de overtuiging dat verdachte zich niet primair heeft laten leiden door het onsympathieke idee van het afmaken van gezonde runderen, zoals hij stelt, maar door het financieel voordeel dat te behalen viel door zich van de concurrerende maar correct werkende ondernemingen te onderscheiden door aan de leveranciers minder kosten in rekening te brengen en een illegale afzetmarkt te bedienen en in stand te houden.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24, 24c, 51, 57 en 91 Sr, artikel 17 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren de artikelen 16, 23 en 45 Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
feit 2 subsidiair
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 17, tweede lid, aanhef en onder c van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot betaling van een
geldboete van € 10.000,-- (tienduizend euro).
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
85 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. F.C. Berg en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Akfidan-Turan, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 september 2015.
Mr. M. Melaard is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.