ECLI:NL:RBOVE:2015:4335

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 september 2015
Publicatiedatum
22 september 2015
Zaaknummer
C/08/165228 HA ZA 14-599
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Bottenberg – van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door de gemeente Hengelo

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de gemeente Hengelo en een gedaagde over de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb). De gemeente vorderde een bedrag van € 28.749,35 van de gedaagde, omdat deze niet had voldaan aan de verplichtingen om de uitgaven van het pgb te verantwoorden. De gedaagde had in 2013 een pgb ontvangen van € 27.107,08, maar had geen verantwoording afgelegd over de besteding van dit bedrag. De gemeente stelde dat de gedaagde onterecht betalingen had ontvangen en dat zij het bedrag moest terugbetalen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde weliswaar een pgb had ontvangen, maar dat zij niet had voldaan aan de verplichtingen die aan de toekenning van het pgb waren verbonden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet tijdig verantwoording had afgelegd en dat de gemeente gerechtigd was om het teveel betaalde pgb terug te vorderen. De rechtbank heeft de vordering van de gemeente verminderd met een bedrag van € 11.532,97, waardoor de gedaagde € 15.574,11 moest terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die zijn begroot op € 904,00 voor het salaris van de advocaat en € 1.987,45 voor verschotten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/165228 HA ZA 14-599
datum vonnis: 16 september 2015
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
GEMEENTE HENGELO,
zetelende te Hengelo (O),
eiseres,
verder te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. C.A.M. Luttikhuis te Enschede,
en
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. H.J.M. van Denderen te Hengelo (O).
Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit:
  • het tussenvonnis in deze zaak van 25 maart 2015;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 29 mei 2015 waarbij de zaak is verwezen naar de rol van 1 juli 2015 voor uitlaten partijen danwel verzoek vonnis.
Op 1 juli 2015 heeft de gemeente vonnis gevraagd.
De overwegingen

1.Vaststaande feiten

1.1.
[gedaagde] heeft op 28 januari 2013 een aanvraag bij de gemeente gedaan voor een voorziening bij de afdeling WMO. Bij beschikking van 13 februari 2013 heeft de gemeente aan [gedaagde] hulp bij het huishouden toegekend. De toekenning vindt plaats via een zogenaamd persoonsgebonden budget (pgb), hetgeen betekent dat [gedaagde] vierwekelijks een bepaald bedrag op haar rekening gestort krijgt, waarmee ze zelf haar hulp moet regelen.
1.2.
In de toekenningsbeschikking staat onder het kopje “
Verantwoording” het volgende:
Elke 4 weken moet u uw uitgaven van uw pgb verantwoorden. Menzis Wmo Cliëntondersteuning regelt dit voor de gemeente. Het betekent dat u elke periode van 4 weken een urenbriefje moet opsturen naar Menzis Wmo Cliëntondersteuning. Op dit briefje geeft u aan wie er voor u gewerkt heeft en hoeveel uur deze persoon voor u gewerkt heeft. Ook geeft u hierop elke periode aan hoeveel geld u hebt uitgegeven.
U krijgt hierover van Menzis bericht. Zij sturen ook de urenbriefjes naar u op.
Het niet invullen en opsturen van de urenbriefjes kan gevolgen hebben voor de uitbetaling van uw pgb.
1.3.
Bij brief van 15 mei 2014 schrijft de gemeente aan [gedaagde] :
U heeft in 2013 een persoonsgebonden budget (pgb) voor hulp bij het huishouden van de Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo gekregen.
Verantwoording
Elke 4 weken geeft u aan waar u uw pgb aan uitgeeft en hoeveel geld u uitgeeft.
(…)
In 2013 heeft u € 27.107,08 gekregen om de hulp bij het huishouden te regelen.
U hebt hiervan € 0,00 verantwoord. Dit betekent dat u € 27.107,08 niet hebt verantwoord. Dit bedrag moet u terugbetalen aan de gemeente Hengelo. Als u het niet eens bent met de verantwoording kunt u contact opnemen met Menzis WMO cliëntondersteuning, tel: (…).
Terugbetalen pgb
U moet het niet verantwoorde bedrag à € 27.107,08 binnen 2 weken na dagtekening van deze brief terugstorten op rekeningnummer (…).
BezwaarAls u het niet eens bent met de genomen beslissing dan kunt u hier een bezwaarschrift tegen indienen. Binnen 6 weken na de datum van deze brief kunt u een bezwaarschrift sturen naar burgemeester en wethouders, Postbus 18, 7550 AA Hengelo. In het bezwaarschrift moet u uw naam, adres, woonplaats en de datum vermelden. Ook moet u omschrijven tegen welke beslissing u bezwaar maakt en waarom u bezwaar maakt.
1.4.
Bij brieven van 6 juni 2014, 27 juli 2014 en 4 augustus 2014, zijn door de gemeente aanmaningen aan [gedaagde] gestuurd. Bij brieven van 26 september 2014 en 13 oktober 2014 zijn door het namens de gemeente ingeschakelde incassobureau sommaties verstuurd. Op 2 december 2014 heeft de gemeente [gedaagde] gedagvaard.
1.5.
[gedaagde] heeft als productie overgelegd een kopie van een brief van haar, waarin staat:
Geachte heer/mevr.
Na aanleiding van ons telefoongesprek heb ik de lijsten thuis mogen ontvangen, bij deze stuur ik ze ingevuld retour. Mocht er iets niet goed zijn ingevuld hoor ik het graag van u.
Daarachter zijn 13 ingevulde verantwoordingsbriefjes gevoegd.

2.Vordering

2.1.
Bij dagvaarding vorderde de gemeente dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde veroordeelt om aan de gemeente te betalen de som van € 28.749,35, vermeerderd met de gevorderde rente, althans de wettelijke rente, over een bedrag van € 27.107,08 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, en met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure, daaronder begrepen het salaris van de advocaat van de gemeente.
2.2.
De gemeente onderbouwt haar vordering als volgt.
Gedaagde heeft niet voldaan aan de voorwaarden die waren verbonden aan het toegekende pgb, waaronder het verantwoorden van de uitgaven die zij had gedaan met de verkregen gelden.
Doordat gedaagde de beschikbare gelden niet heeft gebruikt zoals deze waren bestemd, dient het ervoor te worden gehouden dat de gemeente onterecht c.q. onverschuldigd betalingen heeft gedaan aan gedaagde.
2.3.
De hierdoor ontstane opeisbare vordering bedraagt € 27.107,08. De gemeente heeft gedaagde een brief gestuurd waarin zij wordt aangemaand het bedrag binnen 14 dagen te voldoen. Gedaagde heeft daar geen gehoor aan gegeven. De gemeente heeft daarop buitengerechtelijke incassokosten moeten maken, welke zij op gedaagde wenst te verhalen. Het gaat om het forfaitaire bedrag van € 1.265,74 (inclusief BTW).
De gemeente maakt tevens aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente, die berekend tot 14 november 2014 € 376,53 bedraagt.
De totale vordering komt daarmee op € 28.749,35, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding.
2.4.
Naar aanleiding van de conclusie van antwoord, waarbij (kopieën van) urenbriefjes zijn overgelegd en bankafschriften waaruit betalingen blijken, heeft de gemeente haar eis (in hoofdsom) verminderd met € 11.532,97.
3. Verweer
[gedaagde] heeft tegen de vordering het volgende verweer gevoerd.
3.1.
[gedaagde] heeft inderdaad een pgb ontvangen. Van dat geld heeft zij diverse hulpverleners ingeschakeld. Ze heeft deze deels contant en deels per bank betaald.
3.2.
[gedaagde] stelt dat het pgb ten onrechte wordt teruggevorderd. Toen ze de brief van 15 mei 2014 ontving, heeft zij gehandeld conform de eerste bladzijde van die brief: ze heeft contact gezocht met Menzis WMO. [gedaagde] had geen urenbriefjes ontvangen van Menzis. Toen ze deze alsnog heeft gekregen, heeft ze deze, voor zover dat voor haar nog mogelijk was, samen met één van haar hulpverleners ingevuld en toegezonden aan Menzis WMO.
3.3.
Toen [gedaagde] de urenbriefjes had teruggestuurd, mocht zij verwachten dat het pgb niet verder teruggevorderd zou worden. [gedaagde] mocht ervan uitgaan dat het terugsturen van de urenbriefjes met een begeleidende brief aan Menzis WMO, aangemerkt zou worden als bezwaarschrift.
Menzis WMO, ook een bestuursorgaan, had op grond van artikel 2:3 en 6:15 van de Awb, het bezwaarschrift moeten doorsturen naar het wel bevoegde bestuursorgaan: de gemeente Hengelo. Het tijdig inkomen van een bezwaarschrift bij een wellicht niet bevoegd bestuursorgaan dient te worden aangemerkt als het tijdig binnenkomen bij het wel bevoegde orgaan. Nu er nog geen beslissing is genomen op dit bezwaarschrift, kan niet gesproken worden van een onherroepelijk terugvorderingsbesluit. Er staat dus nog niet vast dat het aan [gedaagde] betaalde pgb onverschuldigd is betaald, zodat voor terugvordering geen plaats is.
3.4.
[gedaagde] heeft, voor zover dat nog was terug te vinden, de bewijsstukken van de betaling per bank aan de hulpverleners mevrouw [M] en mevrouw [W] overgelegd.
4. De beoordeling
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat de toekenning van een pgb met zich meebrengt dat het toegekende geld moet worden verantwoord. De betrokkene moet per vier weken schriftelijk laten weten via “urenbriefjes” of de toegekende uren daadwerkelijk zijn ingekocht en zijn betaald aan de hulpverlener. Deze verplichting staat in de toekenningsbeschikking (zie r.o. 1.2). Ter zitting heeft [gedaagde] bevestigd dat zij dat wist, en ook één van haar hulpverleners was daarvan op de hoogte.
4.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat ze geen urenbriefjes heeft ontvangen van Menzis WMO hoewel dat wel zou moeten. Ter zitting heeft [gedaagde] aangevoerd dat ze op zeker moment zelf om urenbriefjes heeft gevraagd. Eerst telefonisch bij de gemeente en nadat de gemeente haar doorverwees naar Menzis WMO, heeft ze ze daar opgevraagd. Dat was volgens [gedaagde] overigens niet naar aanleiding van de terugvorderings-beschikking.
Ter zitting is namens de gemeente verklaard dat het onwaarschijnlijk is dat [gedaagde] geen urenbriefjes van Menzis WMO heeft ontvangen. Deze briefjes worden altijd opgestuurd en [gedaagde] zou de enige zijn die ze niet heeft gekregen. Urenbriefjes worden normaal gesproken aan het begin van de toekenning allemaal tegelijk toegestuurd.
4.3.
De rechtbank interpreteert de stelling van [gedaagde] aldus dat zij daarmee aanvoert dat, als zij de urenbriefjes wel tijdig had ontvangen, zij ook tijdig verantwoording zou hebben afgelegd.
4.4.
De rechtbank overweegt dat, wat er zij van de stelling dat [gedaagde] geen urenbriefjes heeft ontvangen van Menzis WMO, het haar niet ontslaat van haar verplichting om verantwoording af te leggen. Van degene die een pgb ontvangt, moet toch verlangd worden dat zij zelf tijdig urenbriefjes opvraagt als die niet zijn ontvangen.
4.5.
[gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat het indienen van de urenbriefjes naar aanleiding van de terugvorderingsbeschikking, moet worden aangemerkt als het indienen van een bezwaarschrift. Dat bezwaarschrift had moeten worden doorgestuurd aan het bevoegde orgaan. Nu er nog niet is beslist op het bezwaarschrift, staat het terugvorderingsbesluit nog niet onherroepelijk vast.
4.6.
De rechtbank overweegt dat het toesturen van ingevulde urenbriefjes aan Menzis WMO met een begeleidend briefje, niet als het indienen van een bezwaarschrift kan worden aangemerkt. In de terugvorderingsbeschikking staat immers uitdrukkelijk dat bezwaar moet worden ingediend bij (burgemeester en wethouders van) de gemeente Hengelo, en dat in het bezwaarschrift in elk geval moet staan waartegen bezwaar wordt gemaakt en waarom. Het enkel toesturen van urenbriefjes met een ongedateerde brief waarin alleen staat dat hierbij de lijsten ingevuld retour worden gezonden, is niet gelijk te stellen aan of op te vatten als het maken van bezwaar tegen de terugvorderingsbeslissing.
4.7.
De rechtbank overweegt voorts dat, als het toesturen van de urenbriefjes wel als het maken van bezwaar aangemerkt had kunnen worden, dat [gedaagde] nog niet had kunnen baten. Een bezwaarschrift wordt alleen behandeld als het tijdig is ingediend. Tijdig betekent in dit geval binnen zes weken na 15 mei 2014 (de datum van de terugvorderings-beschikking), derhalve 26 juni 2014.
[gedaagde] heeft niet gesteld dat zij de urenbriefjes voor die datum heeft toegestuurd. Het valt volgens haar niet meer te achterhalen. Een bewijsaanbod is derhalve ook niet gedaan.
De aan de rechtbank overgelegde urenbriefjes (productie 1 bij dagvaarding) zijn volgens [gedaagde] kleurenkopieën van de aan Menzis WMO toegestuurde urenbriefjes. De rechtbank kan [gedaagde] niet volgen in die stelling. De overgelegde urenbriefjes zijn originelen, hetgeen blijkt uit de doordruk (het reliëf) van hetgeen daarop met balpen is ingevuld op de achterkant van de urenbriefjes, en op het urenbriefje dat daaronder lag. Als deze originelen niet aan Menzis WMO zijn gestuurd, is de vraag wat er dan wel (en of er dan wel iets) aan Menzis WMO is gestuurd.
Tijdens de comparitie van partijen is bovendien verklaard dat [gedaagde] de urenbriefjes op eigen initiatief heeft opgevraagd en teruggestuurd, dus niet naar aanleiding van de terugvorderingsbeslissing. De terugvorderingsbeslissing kwam volgens [gedaagde] pas later. Als dat zo is, kan niet gezegd worden dat met het toesturen van de ingevulde urenbriefjes met het begeleidende briefje, (tijdig) bezwaar is gemaakt tegen de terugvorderingsbeslissing.
4.8.
Ter comparitie is nog aan de orde geweest dat bij de gemeente na te gaan zou moeten zijn of [gedaagde] inderdaad op enig moment telefonisch om urenbriefjes heeft gevraagd (waarna de gemeente haar heeft doorverwezen naar Menzis WMO). Ook is aan de orde geweest dat de gemeente een poging zou doen om na te gaan wanneer de urenbriefjes met het begeleidend briefje bij Menzis WMO zijn binnengekomen.
De gemeente is hier, in elk geval voor zover de rechtbank bekend, niet meer op terug gekomen. Het zou netjes zijn geweest als de gemeente deze toezeggingen gestand zou hebben gedaan, maar het kan de beslissing van de rechtbank in deze kwestie niet anders maken. De toezending van de urenbriefjes aan Menzis WMO kan immers niet als bezwaarschrift worden aangemerkt (r.o. 4.6).
4.9.
De conclusie is dat de gemeente gerechtigd is het teveel betaalde pgb terug te vorderen.
Ter zitting heeft de gemeente haar vordering echter wel verminderd. Van de hoofdsom van € 27.107,08 dient te worden afgetrokken een bedrag van € 11.532,97 zodat resteert:
€ 15.574,11.
4.10.
Tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten is geen verweer gevoerd. Nu de hoofdsom is verminderd, moet echter ook het daarop gebaseerde tarief voor buitengerechtelijke incassokosten worden verminderd. Het toe te wijzen forfaitaire bedrag is € 930,74.
4.11.
De gemeente heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met BTW. De gevorderde BTW is echter niet toewijsbaar nu voor de BTW geen aanmaning heeft plaatsgevonden overeenkomstig artikel 6:96 lid 6 BW.
4.12.
De gevorderde rente is berekend over de bij dagvaarding gevorderde hoofdsom. Nu de eis is verminderd, dient ook de rente te worden aangepast.
4.13.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, dient [gedaagde] te worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten worden aan de zijde van de gemeente als volgt berekend:
  • salaris van de advocaat: 2 procespunten (dagvaarding, bijwonen comparitie van partijen), maal € 452,00 (tarief II) = € 904,00;
  • verschotten, bestaande uit griffierecht (€ 1.892,00) en kosten uitbrengen dagvaarding (€ 95,45) = € 1.987,45.
de beslissing
De rechtbank:
I. Veroordeelt [gedaagde] om aan de gemeente tegen kwijting te betalen de som van € 15.574,11 (zegge: vijftienduizend vijfhonderdvierenzeventig euro en elf cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf twee weken na 15 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, en te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ad € 930,74.
II. Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op € 904,00 wegens het salaris van de advocaat en € 1.987,45 wegens verschotten.
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Bottenberg – van Ommeren en op 16 september 2015 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.