ECLI:NL:RBOVE:2015:4332

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 september 2015
Publicatiedatum
22 september 2015
Zaaknummer
C/08/176074 / KG ZA 15-296
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod aanleg pad door Provincie Overijssel

In deze zaak vorderden eisers, [eiser] c.s., een verbod voor de Provincie Overijssel om een pad aan te leggen op perceel 2, dat zij recentelijk hadden gekocht. De eisers waren sinds 12 juli 2013 eigenaar van een woning en erf nabij het perceel dat door de Provincie te koop was aangeboden. De Provincie had een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van het pad, maar eisers waren van mening dat de Provincie zich niet aan de voorwaarden van de concept-koopovereenkomst hield, waarin stond dat de Provincie geen rechtshandelingen mocht verrichten die de rechtstoestand van het verkochte zouden wijzigen zonder toestemming van de koper. De eisers voerden aan dat de Provincie hen niet correct had geïnformeerd over de aanleg van het pad en dat de voorgestelde route onlogisch was en hen zou benadelen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd dat de Provincie niet mocht afwijken van de tekening in de koopovereenkomst. De rechter stelde vast dat de eisers op de hoogte waren van de beoogde situering van het pad en dat zij dit hadden aanvaard. De vorderingen van eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukte dat de Provincie gerechtigd was om het pad aan te leggen zoals zij dat voor ogen had, en dat de eisers dit moesten dulden. De uitspraak werd gedaan op 16 september 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/176074 / KG ZA 15-296 (ib)
Vonnis in kort geding van 16 september 2015
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
verder te noemen [eiser] c.s.,
advocaat mr. A. Bonder te Enschede,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE OVERIJSSEL,
zetelend te Zwolle,
gedaagde,
verder te noemen de Provincie,
advocaat mr. W.E.M. Klostermann te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,,
  • de producties van de Provincie,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van [eiser] c.s.,
  • de pleitnota van de Provincie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] c.s. zijn sinds 12 juli 2013 eigenaar van de woning met bijbehorend erf,
plaatselijk bekend als [adres 1] te [plaats] , kadastraal bekend [XXXX] (hierna: de woning).
2.2.
Bij besluit van 31 maart 2015 hebben Burgemeester en Wethouders van de [plaats] een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een toegangsweg op een perceel nabij de [adres 2] . Deze vergunning is onherroepelijk.
2.3.
De Provincie heeft op 25 juni 2015 een drietal percelen natuurgrond voor openbare verkoop bij inschrijving aangeboden. Daartoe is door Hofrijck Rentmeesters in opdracht van de Provincie een verkoopbrochure opgesteld.
2.4.
Het perceel dat in deze verkoopbrochure is aangemerkt als “perceel 2”, kadastraal bekend [YYYY] (hierna: perceel 2), is het perceel dat grenst aan het perceel van [eiser] c.s..
2.5.
Tot de informatie die beschikbaar is gesteld ten behoeve van de openbare verkoop bij inschrijving van de drie percelen behoren eveneens de concept-koopovereenkomst, de inschrijvingsvoorwaarden en twee tekeningen.
2.6.
In de concept-koopovereenkomst staat, onder meer en voor zover van belang, het volgende.
“(…)
Artikel 8
(…)
2. Onder feitelijke levering wordt in deze overeenkomst verstaan het verschaffen van het algehele gebruik van en de algehele feitelijke beschikkingsmacht over het verkochte.
De feitelijke levering van het verkochte aan koper zal geschieden in de staat waarin het zich bij het tot stand komen van deze overeenkomst bevindt en geheel ontruimd. Het registergoed zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die voor een normaal gebruik als natuurgrond nodig zijn. Verkoper staat, voor zover in deze overeenkomst niet anders is bepaald, niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn. Verkoper staat er niet voor in dat voormeld gebruik van het verkochte op publiek- of privaatrechtelijke gronden is toegestaan.
(…)
5. Verkoper zal geen rechtshandelingen verrichten waardoor enigerlei wijziging in de rechtstoestand van het verkochte wordt gebracht, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming van koper.
(…)
Artikel 17
1. Koper duldt op het deel van het verkochte dat in het preadvies als “Perceel *2” is benoemd de aanleg van een pad door en voor rekening van de provincie overeenkomstig de van deze overeenkomst onderdeel uitmakende tekening met kenmerk GACT-2012-600. Deze tekening is een referentie, waarvan bij de uitvoering kan worden afgeweken. De start van de werkzaamheden is gepland op [datum].
2. Na aanleg van het pad verleent koper medewerking aan de vestiging van een recht van overpad ten behoeve van het achterliggende erf van dhr. [G] of zijn rechtsopvolger en eventueel achterliggende erven van andere eigenaren. De met deze vestiging verband houdende kosten zijn voor tekening van de provincie.
(…)”
2.7.
In de inschrijvingsvoorwaarden staat, onder meer en voor zover van belang, het volgende.
“(…)
Artikel 4Aansprakelijkheid bieder
1.
Met het doen van zijn bod onderwerpt de bieder zich aan alle bepalingen van de verkoop.
(…)
Artikel 12Notariële overdracht
De notariële overdracht vindt plaats op 1 november 2015, ten overstaan van een door koper aan te wijzen notaris, bij gebreke door verkoper aan te wijzen notaris. De feitelijke levering vindt plaats op 31 december 2015.”
2.8.
De twee tekeningen waarin de beoogde ligging van het pad is weergegeven zijn de volgende. [1]
2.9.
Bij brief van 11 juli 2015 is namens - onder meer - de Provincie aan [eiser] c.s. meegedeeld dat zij het hoogste bod hebben uitgebracht op perceel 2 en dat de Provincie heeft besloten de koop van perceel 2 aan hen te gunnen.
2.10.
Bij besluit van 13 juli 2015 hebben Burgemeester en Wethouders van de [plaats] aan GACT een omgevingsvergunning verleend voor het rooien van vier bomen op het perceel [adres 2] voor de kruising met de [adres 1] . [eiser] c.s. hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Eveneens is aan de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht van deze rechtbank, locatie Zwolle, verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij e-mailbericht van 27 augustus 2015 heeft de Provincie laten weten dat zij de bezwaarprocedure zal afwachten.
2.11.
Op 26 augustus 2015 zijn [eiser] c.s. geconfronteerd met een aannemer die in opdracht van de Provincie het pad als bedoeld in artikel 17 van concept-koopovereenkomst op het perceel 2 (hierna: het pad) wilde aanleggen. [eiser] c.s. hebben daarop de aanleg van het pad feitelijk geblokkeerd.
2.12.
Partijen hebben vervolgens gecorrespondeerd met elkaar, doch zonder het door [eiser] c.s. beoogde resultaat, zodat [eiser] c.s. zich genoodzaakt zagen de onderhavige procedure te starten.
2.13.
[eiser] c.s. hebben inmiddels de door hen opgeworpen blokkade(s) verwijderd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] c.s. vorderen, samengevat weergegeven, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad om:
Primair
- De provincie te verbieden het pad aan te leggen met een andere loop dan de loop van het pad zoals door [eiser] c.s. is getekend met een stippellijn in productie 7 behorend bij de dagvaarding, althans op een andere wijze dan door gebruik te maken van de bestaande ingang naar perceel 2 en vanaf daar op de meest korte wijze aansluitend op het op de gronden van de heer [G] aangelegde dan wel aan te leggen (kavel)pad, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Subsidiair
- De Provincie te verbieden het pad aan te leggen totdat zij te goeder trouw met [eiser] c.s. heeft onderhandeld met het doel overeenstemming te bereiken over de loop van het aan te leggen pad, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Meer subsidiair
- De Provincie te verbieden het pad op de door haar beoogde wijze aan te leggen, totdat onherroepelijk vast staat dat de vier bomen die worden genoemd in de omgevingsvergunning van 13 juli 2015, gerooid mogen worden, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Primair, subsidiair en meer subsidiair
- De Provincie te verbieden de tussen partijen bestaande overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden op de grond dat zij de aanleg van een pad door de Provincie niet dulden dan wel niet hebben geduld, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
- De Provincie te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] c.s. leggen aan hun vorderingen - kort gezegd - het volgende ten grondslag. Uit artikel 8 lid 2 juncto artikel 17 van de concept-koopovereenkomst volgt dat de Provincie perceel 2 niet kan leveren met een aangelegd pad. Dit levert een rechtsgrond op voor het in het petitum van de dagvaarding geformuleerde verbod tot aanleg van het pad tot in ieder geval het moment van levering, zijnde uiterlijk 1 november 2015.
3.3.
[eiser] c.s. verzetten zich niet tegen de aanleg van een pad, maar wel tegen de door de Provincie voorgenomen wijze van aanleg. [eiser] c.s. gingen ervan uit dat zij na de levering van perceel 2 zouden worden benaderd door de Provincie over de aanleg van het pad. Voorts gingen zij ervan uit dat het pad zou worden aangelegd met gebruikmaking van de bestaande ingang van perceel 2.
3.4.
In artikel 17 van de concept-koopovereenkomst wordt verwezen naar een tekening met kenmerk GACT-2012-600, maar deze was niet bij de concept-koopovereenkomst gevoegd. Bij de verkoopbrochure zat een tekening met wat achteraf een bijlage bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de aanleg van het pad bleek te zijn. Bovendien is in de verkoopbrochure niet vermeld dat op dat moment reeds een omgevingsvergunning voor de aanleg van het pad was verleend. Hiermee heeft de Provincie haar mededelingsplicht geschonden en zijn [eiser] c.s. op het verkeerde been gezet. De door de Provincie voorgenomen aanleg maakt het pad veel langer dan nodig en het leidt voorts tot een onnodige barrière tussen het huidige perceel van [eiser] c.s. en perceel 2. [eiser] c.s. hebben perceel 2 juist gekocht om hun bestaande perceel te vergroten en te verrijken met een deel natuurgrond. De beoogde aanleg door de Provincie vergt voorts het kappen van vier bomen terwijl er 50 meter verderop een bestaande ingang met poort voorhanden is. Voorts willen [eiser] c.s. uit veiligheidsoverwegingen niet dat het pad wordt aangelegd als door de Provincie is beoogd. Zij hebben na een overval op hun woning op advies van de politie diverse veiligheidsmaatregelen genomen. Sindsdien is het niet mogelijk om hun woning met een auto, althans op enige wijze via een verharde ondergrond van dichtbij te benaderen. Door de aanleg van het pad kunnen derden weer vlak bij de woning komen. Door zonder enig zwaarwegend belang het pad aan te leggen op de wijze als door de Provincie beoogd, handelt zij in strijd met de contractuele goede trouw, maakt zij misbruik van bevoegdheid en handelt zij in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het belang bij het meer subsidiair gevorderde is gelegen in de omstandigheid dat als de omgevingsvergunning voor het rooien van de vier bomen niet wordt verleend het verharde pad voor niets zal zijn aangelegd, omdat het alsdan geen uitweg biedt. Daarnaast hebben [eiser] c.s. er een spoedeisend belang bij dat het de Provincie wordt verboden om na ommekomst van de door de Provincie gestelde termijn in haar brief van 1 september 2015 de overeenkomst (buitengerechtelijk) te ontbinden. Een dergelijke ontbinding zou op oneigenlijke gronden zijn, omdat [eiser] c.s. zich niet verzetten tegen de aanleg van een pad, maar wel tegen de voorgenomen wijze van aanleg door de Provincie.
3.5.
De Provincie voert gemotiveerd verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat de Provincie tijdens de behandeling ter zitting voornemens was om een reconventionele vordering in te stellen, doch dat zij hiervan heeft afgezien, nadat door [eiser] c.s. uitdrukkelijk is toegezegd dat zij zich, als het vonnis inhoudt dat het pad door de Provincie op de door haar beoogde wijze mag worden aangelegd, aan dat vonnis zullen houden en dat zij geen blokkade(s) meer zullen opwerpen.
4.2.
[eiser] c.s. hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen.
4.3.
Voor zover [eiser] c.s. stellen dat uit artikel 8 lid 2 juncto artikel 17 van de concept-koopovereenkomst volgt dat de Provincie perceel 2 niet kan leveren met een aangelegd pad en dat dit een rechtsgrond oplevert voor het in het petitum van de dagvaarding geformuleerde verbod tot aanleg van het pad tot in ieder geval het moment van levering, zijnde uiterlijk 1 november 2015, passeert de voorzieningenrechter deze stelling, reeds omdat [eiser] c.s. niet een algemeen verbod tot de aanleg van het pad tot het moment van levering van perceel 2 hebben gevorderd.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiser] c.s. tijdens de behandeling ter zitting hebben erkend dat zij in het kader van de openbare verkoop bij inschrijving tekeningen hebben gezien waarop het pad was gesitueerd zoals de Provincie voor ogen heeft, namelijk op een wijze zoals is weergegeven in de tekeningen die zijn opgenomen onder rechtsoverweging 2.8.. [eiser] c.s. stellen echter dat door de Provincie is aangegeven dat de tekeningen een schets waren, dat het pad eventueel zo zou gaan lopen en dat hierover nog overleg mogelijk was. [eiser] c.s. stellen dat zij voor de verkoop van het perceel hierover informatie hebben ingewonnen bij de Provincie.
4.5.
De Provincie stelt dat [eiser] c.s. wisten hoe het pad zou gaan lopen en zij betwist dat hierover nog te onderhandelen was. De Provincie wil ook helemaal niet onderhandelen. De gekozen situering ligt het meest voor de hand. Het pad wordt aangelegd op de scheiding tussen twee natuurtypen. Het is ook onlogisch om perceel 2 in het midden te doorkruisen. De gekozen situering is ook hoger gelegen en daardoor droger en minder gevoelig voor verzakkingen. Hierdoor is het pad ook minder gevoelig voor onderhoud.
4.6.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter vloeit uit artikel 17 lid 1 van de concept-koopovereenkomst voort dat [eiser] c.s. hebben te dulden dat de Provincie een pad aanlegt op perceel 2 op een wijze zoals de Provincie beoogt. [eiser] c.s. waren voor de verkoop van perceel 2 op de hoogte van de door de Provincie beoogde situering van het pad. [eiser] c.s. stellen weliswaar dat door de Provincie is aangegeven het hier om een schets ging en dat over de situering van het pad nog overleg mogelijk was, doch zij hebben deze stelling, gelet op de nadrukkelijke betwisting door de Provincie, onvoldoende onderbouwd, terwijl dit wel op hun weg had gelegen. De aard van onderhavige procedure leent zich niet voor nadere bewijslevering hieromtrent.
4.7.
De omstandigheid dat in artikel 17 van de concept-koopovereenkomst is opgenomen dat van de tekening kan worden afgeweken, betekent dat de Provincie zich de vrijheid heeft voorbehouden om bij de aanleg van het pad af te wijken en dat [eiser] c.s. dit voorbehoud hebben aanvaard. Hieruit kan niet worden afgeleid dat dat de Provincie verplicht is rekening te houden met de door [eiser] c.s. gewenste situering van het pad.
4.8.
Op grond van het vorenstaande zullen de primaire en subsidiaire vordering worden afgewezen.
4.9.
Met betrekking tot het meer subsidiaire gevorderde door Brouwers, inhoudende, kort gezegd, een verbod tot de aanleg van het pad totdat de omgevingsvergunning voor het rooien van vier bomen onherroepelijk is geworden, overweegt de voorzieningenrechter dat de vraag of de omgevingsvergunning voor het rooien van de bomen al dan niet stand houdt, onverlet laat dat de Provincie gerechtigd is om het pad op de door haar beoogde wijze aan te leggen en dat [eiser] c.s. dit hebben te dulden. Dit betekent dat deze vordering zal worden afgewezen.
4.10.
De vordering van [eiser] c.s. strekkende tot een verbod aan de Provincie om de (concept-koop)overeenkomst (buitengerechtelijk) te ontbinden op de grond dat [eiser] c.s. de aanleg van een pad door de Provincie niet dulden dan wel niet hebben geduld zal de voorzieningenrechter afwijzen. Uit artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek (BW) volgt immers dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.11.
Met inachtneming van het vorenoverwogene komt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat het gevorderde van [eiser] c.s. dient te worden afgewezen.
4.12.
[eiser] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Provincie worden begroot op € 613,-- aan verschotten (griffierecht) en € 816,-- aan salaris van de advocaat. De nakosten, waarvan de Provincie betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
Wijst de vorderingen af.
5.2.
Veroordeelt [eiser] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de Provincie tot op heden begroot op € 1.429,--.
5.3.
Veroordeelt [eiser] c.s. in de nakosten van deze procedure ten bedrage van respectievelijk € 131,-- zonder betekening en € 199,-- in geval van betekening, indien en voor zover [eiser] c.s. niet binnen een termijn van veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis hebben voldaan.
5.4.
Verklaart de onderdelen 5.2. en 5.3. van het dictum uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2015. [2]

Voetnoten

2.type: