ECLI:NL:RBOVE:2015:4282

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 augustus 2015
Publicatiedatum
16 september 2015
Zaaknummer
C/08/160429 / HA ZA 14-390
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van WSNP-bewindvoerder in het kader van schuldsanering

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 19 augustus 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] c.s. en de bewindvoerder. [Eiser] c.s. vorderde dat de bewindvoerder onrechtmatig had gehandeld en aansprakelijk was voor de schade die zij hadden geleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewindvoerder de vordering van VNI Enschede B.V. had erkend, wat door [eiser] c.s. als onrechtmatig werd betwist. De rechtbank oordeelde dat de erkenning van de vordering door de bewindvoerder niet onrechtmatig was, omdat deze was gebaseerd op eerdere gerechtelijke uitspraken die de vordering onderstreepten. Daarnaast werd het verwijt van [eiser] c.s. dat de bewindvoerder het conservatoire beslag op hun woning niet had doorgehaald, afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de bewindvoerder niet verantwoordelijk was voor het doorhalen van het beslag en dat er geen sprake was van een te lange voortduring van de schuldsaneringsregeling. Uiteindelijk werden de vorderingen van [eiser] c.s. afgewezen en werden zij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/160429 / HA ZA 14-390
datum vonnis: 19 augustus 2015
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:

1.[eiser] ,

2.
[eiseres] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
verder gezamenlijk in enkelvoud te noemen [eiser] c.s.,
advocaat: mr. M.P. de Klerk te ‘s-Gravenhage,
tegen
[gedaagde] ,
domicilie kiezende te Amsterdam,
gedaagde,
verder te noemen de bewindvoerder,
advocaat: mr. P.H. Kramer te Amsterdam.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van [eiser] c.s. van 23 juli 2014,
  • de conclusie van antwoord van de bewindvoerder van 1 oktober 2014,
  • de conclusie van repliek van [eiser] c.s. van 26 november 2014,
  • de conclusie van dupliek van de bewindvoerder van 28 januari 2015,
  • de akte met aanvullende producties van [eiser] c.s. ten behoeve van het pleidooi van
14 maart 2015.
- het pleidooi van 14 maart 2015.
1.2
Thans zal vonnis worden gewezen.

2.De feiten

2.1
De rechtbank Almelo heeft op 1 maart 2005 ten aanzien van [eiser] c.s. de toepassing van de Wettelijke Schuldsaneringsregeling Natuurlijke Personen (WSNP) uitgesproken, waarbij de bewindvoerder als zodanig is aangesteld en mr. A.E. Zweers is benoemd tot rechter-commissaris.
2.2
VNI Enschede B.V. (hierna: VNI) was één van de schuldeisers, die zich heeft gemeld in de schuldsaneringsregeling van [eiser] c.s. VNI heeft bij de bewindvoerder een vordering ingediend van € 243.034,41.
2.3
Aanvankelijk had de bewindvoerder de vordering van VNI voorlopig erkend voor een bedrag van € 75.000,00. Later is deze voorlopige erkenning bijgesteld tot een bedrag van € 241.000,00.
2.4
Blijkens het proces-verbaal van de verificatievergadering in de schuldsaneringsregeling van [eiser] c.s. is de vordering van VNI op tegenspraak geverifieerd voor € 241.000,00.
2.5
Bij vonnis van 2 mei 2007 heeft de rechtbank Almelo de schuldsaneringsregeling van [eiser] c.s. tussentijds beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 sub c Fw. Tegen dit vonnis heeft [eiser] c.s. appel ingesteld bij het gerechtshof Arnhem.
2.6
Bij arrest van 23 juli 2007 heeft het gerechtshof Arnhem het vonnis van de rechtbank Almelo van 2 mei 2007 vernietigd en de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 sub b Fw.

3.Het geschil

3.1
[eiser] c.s. vordert dat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat de bewindvoerder onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] c.s. en dat de bewindvoerder aansprakelijk is voor de schade die [eiser] c.s. daardoor hebben geleden. Voorts vordert [eiser] c.s. dat de bewindvoerder wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten, nader op te maken bij staat en thans tot betaling van een voorschot van € 5.000,00 op die schadevergoeding, met veroordeling van de bewindvoerder in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2
[eiser] c.s. voert hiertoe aan dat de bewindvoerder ten onrechte de vordering van VNI heeft erkend en heeft verzuimd het conservatoire beslag op hun woning door te halen, waardoor de schuldsaneringsregeling onnodig lang heeft voortgeduurd en [eiser] c.s. schade heeft geleden. Voorts meent [eiser] c.s. dat het bewindvoerderssalaris is vastgesteld op basis van onjuiste uitgangspunten, indien wordt vastgesteld dat de schuldsaneringsregeling ten onrechte te lang heeft voortgeduurd.
3.3
De bewindvoerder voert gemotiveerd verweer. De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat de vordering van VNI ten tijde van de beoordeling van die vordering door de bewindvoerder reeds in twee instanties was toegewezen, waarbij deze uitspraken de bewindvoerder niet als onjuist voorkwamen. De bewindvoerder meent dan ook dat hij terecht de vordering heeft erkend en betwist dat sprake is geweest van een fout. Voorts betwist de bewindvoerder dat op hem de verplichting rustte om het conservatoire beslag op de woning van [eiser] c.s. door te halen. Het verzoek daartoe heeft hij wel neergelegd bij het Kadaster, maar blijkbaar heeft het Kadaster geen gevolg aan dat verzoek gegeven. De curator betwist dat hij hier een fout heeft gemaakt. Ten slotte stelt de bewindvoerder dat zijn salaris op juiste gronden door de rechtbank is vastgesteld.

4.De beoordeling

4.1
Zoals de bewindvoerder bij conclusie van antwoord heeft opgemerkt en zoals door
[eiser] c.s. bij conclusie van repliek is bevestigd, is de veroordeling van de bewindvoerder niet (tevens) in zijn hoedanigheid van bewindvoerder (qualitate qua) gevraagd. Bij de gevraagde verklaring voor recht legt [eiser] c.s. echter de maatstaf aan voor de aansprakelijkheid in hoedanigheid van bewindvoerder. Er wordt immers gevraagd om een verklaring voor recht dat de bewindvoerder onrechtmatig heeft gehandeld.
4.2
De vraag of de bewindvoerder in zijn hoedanigheid van bewindvoerder aansprakelijk is, wordt beantwoord aan de hand van het leerstuk van de onrechtmatige daad.
4.3
De vraag of de bewindvoerder persoonlijk aansprakelijk is, dient te worden getoetst aan de zogenaamde Maclou-norm, zoals de Hoge Raad die heeft geformuleerd in zijn arrest van 19 april 1996 (NJ 1996/727). Op grond van dit arrest dient de bewindvoerder te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende bewindvoerder die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht.
4.4
Bij de toepassing van de Maclou-norm heeft de rechter ingevolge het arrest Prakke / Gips van de Hoge Raad van 16 december 2011 (NJ 2012/515) de vraag te beantwoorden of een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende bewindvoerder die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht, in de gegeven omstandigheden in redelijkheid tot de desbetreffende gedragslijn zou hebben kunnen komen. Bij deze toetsing past terughoudendheid. Voor persoonlijke aansprakelijkheid is immers vereist dat de bewindvoerder ook persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt van zijn handelen. Daarvoor is vereist dat hij gehandeld heeft terwijl hij het onjuiste van zijn handelen inzag dan wel redelijkerwijze behoorde in te zien.
4.5
Het eerste verwijt van [eiser] c.s. aan de bewindvoerder ziet op de erkenning van de vordering van VNI. Tussen partijen is niet in geschil dat de grondslag voor de vordering van VNI, de door VNI gestelde huurovereenkomst, door de voorzieningenrechter in Almelo en door het gerechtshof Amsterdam in kort geding werd vastgesteld. Ten tijde van de schuldsaneringsregeling werd de bodemprocedure tussen VNI en [eiser] c.s. geschorst.
4.6
Op basis van de – in rechte – vastgestelde huurovereenkomst kon de bewindvoerder terecht concluderen dat de vordering van VNI ten tijde van de uitspraak van de schuldsaneringsregeling € 241.000,00 bedroeg. Dat dit bedrag afwijkt van de in 2002 en in 2004 door de voorzieningenrechter in Almelo respectievelijk het gerechtshof Arnhem toegewezen bedragen, is een gevolg van de voortduring van de destijds vastgestelde huurovereenkomst en de opgelopen achterstand in de huurtermijnen.
4.7
De rechtbank is dan ook van oordeel dat onder voornoemde omstandigheden erkenning van de vordering van VNI door de bewindvoerder in de rede lag.
4.8
Dat later in de bodemzaak zowel in eerste aanleg als in appel is vastgesteld dat de vorderingen VNI moesten worden afgewezen, maakt dit oordeel niet anders. Deze uitspraken kende de bewindvoerder uiteraard nog niet. Integendeel, er lagen twee gerechtelijke uitspraken die de grondslag van de vordering van VNI onderstreepten.
4.9
Met betrekking tot het eerste verwijt van [eiser] c.s. concludeert de rechtbank dan ook dat geen sprake is van onrechtmatig handelen of schending van de Maclou-norm door de bewindvoerder.
4.1
Het tweede verwijt van [eiser] c.s. ziet op het niet laten doorhalen van het conservatoir beslag op de woning van [eiser] c.s. Met de bewindvoerder is de rechtbank van oordeel dat de bewindvoerder geen zorg hoefde te dragen voor doorhaling. Voor zover dit beslag dan ook niet is doorgehaald, kan dit de bewindvoerder niet worden aangerekend.
4.11
De rechtbank concludeert dan ook dat het tweede verwijt van [eiser] c.s. niet tot een onrechtmatige daad of schending van de Maclou-norm leidt.
4.12
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een te lange voortduring van de schuldsaneringsregeling. De door [eiser] c.s. opgeworpen discussie over het salaris van de bewindvoerder behoeft dan ook geen verdere bespreking.
4.13
De slotsom luidt dat de vorderingen van [eiser] c.s. moeten worden afgewezen.
4.14
[eiser] c.s. wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan salaris van de advocaat van de bewindvoerder worden begroot op 3 punten x tarief II à € 452,00.

5.De beslissing

De rechtbank:
I. Wijst af de vorderingen van [eiser] c.s.
II. Veroordeelt [eiser] c.s. in de proceskosten. De kosten aan de zijde van de bewindvoerder worden begroot op € 868,00 aan verschotten en € 1.356,00 aan salaris van de advocaat.
III. Verklaart dit vonnis voor onderdeel II uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Bosch en is op 19 augustus 2015 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.