ECLI:NL:RBOVE:2015:4277

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
15 september 2015
Zaaknummer
07.007126-95
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 september 2015 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1964 en thans verblijvende in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen. De rechtbank heeft de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, met het bevel dat betrokkene van overheidswege zal worden verpleegd. De terbeschikkingstelling was oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van 28 november 1995 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De laatste verlenging eindigde op 5 augustus 2015, waarna het openbaar ministerie op 24 juni 2015 een vordering tot verlenging indiende.

Tijdens de zitting in raadkamer op 1 september 2015 zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder een GZ-psycholoog en een psychiater, die beiden adviseerden om de terbeschikkingstelling te verlengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan zwakbegaafdheid en een parafilie, en dat er een hoog recidiverisico bestaat. Ondanks de positieve ontwikkelingen in de behandeling, zoals de motivatie van betrokkene en de start van begeleid verlof, oordeelde de rechtbank dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van twee jaar vereisen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook rekening gehouden met de lange duur van de behandeling en de noodzaak voor een veilige en gestructureerde omgeving voor betrokkene. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende grond is voor een kortere verlenging dan twee jaar, gezien de complexiteit van de problematiek van betrokkene en de noodzaak voor een langdurig behandeltraject. De beslissing is genomen in overeenstemming met de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht – Strafraadkamer
Locatie Zwolle
Parketnumer : 07.007126-95
Uitspraak : 15 september 2015
Beslissingop de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de termijn, gedurende welke:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] (België),
thans verblijvende in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen,
hierna te noemen: betrokkene,
ter beschikking is gesteld teneinde van overheidswege te worden verpleegd.
Betrokkene is bij vonnis van de rechtbank te Zwolle d.d. 28 november 1995 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, van welke terbeschikkingstelling de termijn is ingegaan op 5 augustus 1997. Deze terbeschikkingstelling is laatstelijk verlengd bij beschikking van deze rechtbank d.d. 29 augustus 2013 en eindigt behoudens nadere voorziening op 5 augustus 2015.
Het openbaar ministerie heeft op 24 juni 2015 een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met twee jaar. Bij die vordering zijn de door de wet voorgeschreven stukken overgelegd.
Het onderzoek in raadkamer heeft plaatsgevonden op 1 september 2015.
In raadkamer zijn in het openbaar gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Lonterman, advocaat te Amsterdam,
  • de officier van justitie mr. L. Grooters en
  • mevrouw J. Jellema, als GZ-psycholoog/behandelcoördinator verbonden aan de Dr. S. van Mesdagkliniek, als getuige-deskundige.
Op 5 juni 2015 is door de Dr. S. van Mesdagkliniek rapport en advies uitgebracht omtrent de eventuele verlenging van de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Geadviseerd is om deze maatregel voor de duur van twee jaar te verlengen.
Voorts is, nu het openbaar ministerie een verlenging vordert waardoor de totale duur van de terbeschikkingstelling een periode van zes jaar te boven gaat, op 24 mei 2015 door I. Maksimovic, psychiater, en op 3 juli 2015 door P.E. Geurkink, forensisch psycholoog, rapport en advies uitgebracht.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege voor de duur van twee jaar.
Betrokkene en zijn raadsman hebben in raadkamer verklaard geen bezwaar te hebben tegen verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling, mits de verlengingstermijn wordt beperkt tot één jaar.

OVERWEGINGEN

De rechtbank dient op grond van het bepaalde in artikel 38d van het Wetboek
van Strafrecht te bepalen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
De maatregel van terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van verkrachting en opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden.
De vordering is op 24 juni 2015 en derhalve tijdig ingediend.
De rechtbank sluit zich aan bij voormelde adviezen van GZ-psycholoog/behandelcoördinator mevrouw Jellema d.d. 5 juni 2015, psychiater Maksimovic d.d. 24 mei 2015 en forensisch psycholoog Geurkink d.d. 3 juli 2015.
Voormeld advies van mevrouw Jellema is – kort en zakelijk – gebaseerd op het volgende.
Betrokkene is een 50-jarige man die sinds 1986 in verschillende TBS-klinieken, dan wel in detentie, heeft verbleven, waardoor betrokkene gehospitaliseerd is geraakt. Tevens is bij betrokkene sprake van zwakbegaafdheid en een parafilie NAO, in de vorm van hyperseksualiteit met sterke dominantie, wraakgevoelens en dwingende handelingen met als uiterste de in het verleden gepleegde verkrachtingen.
Gebleken is dat de hyperseksualiteit bij betrokkene is verminderd, dan wel deels in remissie is. Tevens is bij betrokkene in het verleden een persoonlijkheidsstoornis gediagnosticeerd, maar zijn thans de symptomen van de persoonlijkheidsproblematiek bij betrokkene verbleekt, vanwege het feit dat hij ouder is geworden en is gehospitaliseerd.
Betrokkene is na zijn verblijf op de Long Stay afdeling weer terug in behandeling gekomen en zijn behandelmotivatie is groot. Ondanks dat de behandelmotivatie van betrokkene groot is, is wel sprake van een beperkt ziektebesef en ziekte-inzicht, zodat het de vraag is in hoeverre nog veel groei te verwachten mag worden, gelet op betrokkenes psychopathologie en zwakbegaafdheid.
Uit het rapport van mevrouw Jellema is voorts gebleken dat gestart gaat worden met het begeleid verlof van betrokkene, waarbij betrokkene zich moet gaan houden aan de te stellen voorwaarden en hij de therapieën moet blijven continueren. Dan zal moeten blijken of een toename van ziektebesef en ziekte-inzicht kan worden bewerkstelligd of dat het behandelplafond van betrokkene is bereikt.
In het rapport staat voorts vermeld dat het recidiverisico hoog is, zowel bij een voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging, als bij een beëindiging van het toezicht of de maatregel. Gezien de problematiek van betrokkene, het aanwezige recidivegevaar en het stadium van de behandeling is een verlenging van de dwangverpleging vereist. Daarbij wordt rekening gehouden met het feit dat het verdere behandeltraject geruime tijd in beslag zal nemen – en de termijn van twee jaar zeker zal overschrijden – vanwege betrokkenes langdurige hospitalisatie. Derhalve wordt door de Dr. S. van Mesdagkliniek geadviseerd de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen met twee jaar.
In het psychiatrisch onderzoeksrapport d.d. 24 mei 2015 van psychiater Maksimovic wordt geconcludeerd dat betrokkene lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en dat een diagnostische uitspraak ten aanzien van parafilie wordt uitgesteld tot de afronding van de seksuele anamnese en voorlopig wordt gekozen voor een zogenaamde V-code, namelijk seksueel misbruik van volwassene en seksueel misbruik van een kind (eenmalig in 1984). Uit het psychiatrisch onderzoeksrapport komt voorts naar voren dat het recidiverisico hoog is als er geen sprake zou zijn van externe structuur, ondersteuning en begrenzing. De beschermende werking van de hulpverlening is heel belangrijk, alsmede het feit dat betrokkene zich aan de voorwaarden en afspraken houdt. Vanwege betrokkenes zwakbegaafdheid is bij hem sprake van een inherent verhoogd recidiverisico, omdat zijn beperkte draagkracht – als hij wordt overvraagd – ontregeld kan raken. Voor de verdere behandeling is het noodzakelijk dat aan betrokkene een beschermende en veilige omgeving, toezicht en externe structuur wordt geboden. Voorts is het van belang dat betrokkene het volgen van diverse therapieën blijft continueren.
De psychiater heeft geadviseerd om, gelet op de risicotaxatie, de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen. Gelet op de fase van de resocialisatie waarin betrokkene zich bevindt en gelet op zijn beperkte draagkracht - waardoor hij meer tijd nodig zal hebben om de nodige behandelingen te doorlopen en te internaliseren - ligt het voor de hand om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen met twee jaar.
In het psychologisch onderzoeksrapport d.d. 3 juli 2015 van forensisch psycholoog Geurkink wordt geconcludeerd, dat betrokkene lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO en intellectuele zwakbegaafdheid en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van parafilie NAO. Voorts is uit het psychologisch rapport gebleken dat de kans op recidive bij betrokkene hoog is als hij alleen in de maatschappij zou moeten functioneren. Daartoe is betrokkene niet in staat, zodat frustraties, onlust en spanningen zullen toenemen, welke zeer waarschijnlijk seksueel uitgeageerd worden. Voor de verdere behandeling van betrokkene is het noodzakelijk dat binnen de beveiligde omgeving van de TBS met dwangverpleging wordt gestart met voorzichtige resocialisatie, hetgeen een langdurig traject zal moeten zijn.
De psycholoog heeft geadviseerd om – gelet op het gedragskundig perspectief en de praktische stand van zaken – de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen met één jaar.
In raadkamer heeft de getuige-deskundige Jellema aanvullend verklaard dat van het Ministerie de machtiging voor begeleid verlof voor betrokkene inmiddels is ontvangen. Dit begeleid verlof wordt nu opgestart. Daarbij is besloten om het begeleid verlof in eerste instantie te laten plaatsvinden zonder dat daar de voorwaarde van het moeten innemen van libidoverlagende medicatie aan verbonden is. Getuige-deskundige Jellema heeft desgevraagd meegedeeld dat het een langdurig traject gaat worden, zodat een verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging van twee jaar noodzakelijk is.
Dat psycholoog Geurkink in zijn rapport heeft geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar was volgens mevrouw Jellema gelegen in het feit dat op het moment van opmaken van het psychologisch rapport nog onduidelijk was óf een machtiging voor begeleid verlof door het Ministerie wel zou worden afgegeven en tevens hoe het medicatiebeleid bij het begeleid verlof eruit zou moeten zien. Bij een verlenging van één jaar zou de rechtbank op die manier een vinger aan de pols kunnen houden. Nu deze onduidelijkheden niet meer bestaan, is een controlemoment na één jaar niet meer noodzakelijk.
Gelet op het vorenstaande en op de in raadkamer door de getuige-deskundige Jellema gegeven toelichting is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen onverkort eist dat maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met twee jaar wordt verlengd.
De rechtbank concludeert dat uit het advies van de Dr. S. van Mesdagkliniek een positief beeld rijst van betrokkene die zijn best doet om, binnen de grenzen van zijn beperkingen, vooruitgang te boeken binnen de hem aangeboden behandeling. Hoewel vastgesteld kan worden dat betrokkene de nodige vorderingen heeft gemaakt en een groei doormaakt in zijn behandeling, en ook in raadkamer een positieve indruk heeft achtergelaten omtrent zijn motivatie om de behandeling – en dan met name zijn resocialisatie - succesvol te laten zijn, bestaat er thans onvoldoende grond voor een verlengingstermijn van één jaar, zoals door de raadsman van betrokkene is bepleit. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling in principe verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar. De rechtbank stelt vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig zullen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen, mede gelet op het feit dat betrokkene thans op het punt staat om voor de allereerste keer met begeleid verlof te gaan en derhalve nog helemaal aan het begin staat van zijn resocialisatie. Daarbij is gebleken dat de resocialisatie van betrokkene een langdurig traject zal gaan worden.
Een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar zou bij betrokkene in dit geval ten onrechte de verwachting kunnen wekken dat er mogelijk binnen het jaar wel gronden aanwezig zouden kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege mogelijk zouden kunnen maken.
De rechtbank stelt vast dat de opleggingsrechter destijds niet uitdrukkelijk heeft overwogen dat sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. In dit geval wordt aan dat criterium wel voldaan aangezien het gaat om verkrachting, zodat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege een periode van vier jaar wel te boven kan gaan.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 509o, 509p, 509s en 509t van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING

De rechtbank verlengt de termijn gedurende welke
[betrokkene]voornoemd ter beschikking is gesteld, met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd, met
twee jaar.
Aldus gegeven door mr. L.J. Bosch, voorzitter, mrs. F. van der Maden en J.H.W.R. Orriëns - Schipper, rechters, in tegenwoordigheid mr. M. van Nassau als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2015.