In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 september 2015 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1964 en thans verblijvende in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen. De rechtbank heeft de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, met het bevel dat betrokkene van overheidswege zal worden verpleegd. De terbeschikkingstelling was oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van 28 november 1995 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De laatste verlenging eindigde op 5 augustus 2015, waarna het openbaar ministerie op 24 juni 2015 een vordering tot verlenging indiende.
Tijdens de zitting in raadkamer op 1 september 2015 zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder een GZ-psycholoog en een psychiater, die beiden adviseerden om de terbeschikkingstelling te verlengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan zwakbegaafdheid en een parafilie, en dat er een hoog recidiverisico bestaat. Ondanks de positieve ontwikkelingen in de behandeling, zoals de motivatie van betrokkene en de start van begeleid verlof, oordeelde de rechtbank dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van twee jaar vereisen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook rekening gehouden met de lange duur van de behandeling en de noodzaak voor een veilige en gestructureerde omgeving voor betrokkene. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende grond is voor een kortere verlenging dan twee jaar, gezien de complexiteit van de problematiek van betrokkene en de noodzaak voor een langdurig behandeltraject. De beslissing is genomen in overeenstemming met de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering.