ECLI:NL:RBOVE:2015:4262

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
14 september 2015
Zaaknummer
08/730277-15 en 08/730711-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en bezit van verboden afbeeldingen en drugs door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-vriendin meerdere malen heeft bedreigd via sms- en whatsappberichten. De bedreigingen waren van ernstige aard, waarbij de verdachte dreigde haar te doden. Daarnaast was de verdachte in het bezit van verboden afbeeldingen met dierenporno en had hij een hoeveelheid cocaïne bij zich. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een grove inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, wat de rechtbank zeer kwalijk neemt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn beperkte sociale vaardigheden en eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/730277-15 en 08/730711-14 (tul)
Datum vonnis: 1 september 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1979 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in de PI Overijssel, Huis van Bewaring
“De Karelskamp” in Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 augustus 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Hermelink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer] via sms- en whatsappberichten meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling;
feit 2:[slachtoffer] mondeling heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling;
feit 3:al dan niet tezamen met een ander, een geladen vuurwapen voorhanden heeft gehad;
feit 4:een verboden luchtdrukwapen voorhanden heeft gehad;
feit 5:verboden afbeeldingen van seks met dieren in zijn bezit heeft gehad en/of deze heeft verspreid;
feit 6:opzettelijk cocaïne aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 april 2015 tot en met 04 mei 2015 in de gemeente Enschede, althans in Nederland één of meermalen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] -al dan niet via het telefoontoestel van [naam] - SMS-berichten en/of Whatsapp-berichten gestuurd of gezonden met de woorden of teksten: "Ik ga lekker schieten en niets of niemand kan hun nog helpen" en/of "Een kogel in de kop is het beste" en/of "Eerst ga ik pesten en mensen de tanden uit slaan" en/of "Ik schiet [slachtoffer] dood omdat ze zwanger coke gebruikt", althans telkens
woorden of teksten van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 03 mei 2015 in de gemeente Enschede [slachtoffer] voor de deur van haar woning heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood, je kunt eerst toezien hoe jouw dochter op een lijdende manier sterft en daarna ben jij aan de beurt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 04 mei 2015 in de gemeente Enschede tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen een (geladen) vuurwapen van categorie III, te weten een revolver, merk Smith & Wesson 38 en/of drieentwintig, althans één of meer patronen van categorie III, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 04 mei 2015 in de gemeente Enschede een wapen van categorie I onder 7°, te weten een luchtdrukwapen Crosman Benjamin, zijnde een voorwerp vermeld op lijst B van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2015 tot 04 mei 2015 in de gemeente Enschede, althans in Nederland een gegevensdrager (mobiel telefoontoestel), bevattende zeven, althans eén of meer afbeeldingen van ontuchtige handelingen, waarbij één of meer mensen mensen en één of meer dieren waren betrokken, dan wel schijnbaar waren betrokken, heeft verspreid en/of in het bezit heeft gehad, welke ontuchtige handelingen bestonden uit:
- het penetreren met een penis in de bek van een vis, het penetreren met een
penis in een geit, in een kip en/of in een slang,
- het betasten van de penis van een pony en/of het penetreren met een penis
van een pony in de anus van een man,
- het likken van een hond over het geslachtsdeel van een vrouw;
6.
hij op of omstreeks 04 mei 2015 in de gemeente Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad twee ponypacks, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van voorarrest met toepassing van de maatregel ex artikel 38v, tweede lid, sub b, van het Wetboek van Strafrecht in die zin dat aan verdachte een contactverbod wordt opgelegd met [slachtoffer] voor een periode van twee jaren, met vervangende hechtenis en onmiddellijke uitvoerbaarheid. Voorts dient een aan de veroordeelde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen ten uitvoer te worden gelegd. De in beslag genomen goederen dienen onttrokken te worden aan het verkeer.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Feit 1
5.1.1.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.
De raadsman heeft zich - overeenkomstig de inhoud van de door hem aan de rechtbank overgelegde schriftelijke pleitnota - op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat, gelet op de omstandigheden waaronder de bedreiging is gedaan, bij aangeefster niet de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte het misdrijf waarmee gedreigd werd daadwerkelijk zou plegen.
5.1.2.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is, op basis van de zich in het dossier bevindende aangifte en de verklaring van verdachte zelf, van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde, wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen redenen om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt.
Aangeefster [slachtoffer] heeft op 4 mei 2015 bij de politie verklaard dat verdachte haar sinds half maart 2015 – via sms-berichten en whatsappberichten aan haarzelf en aan [naam] – meermalen heeft bedreigd met de dood. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door foto’s van sms-berichten die als bijlage bij het proces-verbaal van aangifte zijn gevoegd. Een en ander blijkt ook uit een proces-verbaal van bevindingen inzake whatsappberichten op de telefoon van aangeefster en een proces-verbaal van bevindingen inzake whatsappberichten op de telefoon van [naam] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bedoelde berichten wel aan [naam] heeft gestuurd maar niet de bedoeling had aangeefster [slachtoffer] daarmee te bedreigen. De rechtbank volgt verdachte hierin niet en leidt uit voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, af dat het ten laste gelegde onder 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De gebruikte woorden kunnen in redelijkheid als een bedreiging worden opgevat, terwijl [slachtoffer] op de hoogte moet zijn geweest van verdachte’s voorhanden hebben van verschillende soorten wapens in de woning en zijn niet schuwen van geweldgebruik.
5.2
Feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer] dat verdachte haar op 3 mei 2015 voor de deur van haar woning heeft bedreigd onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal, waardoor niet is voldaan aan het bewijsminimum. Hiermee is gegeven dat verdachte van het onder 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
5.3
Feit 3
5.3.1.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde.
De raadsman heeft zich - overeenkomstig de inhoud van de door hem aan de rechtbank overgelegde schriftelijke pleitnota - op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder 3 omdat verdachte zich niet bewust was van de aanwezigheid van een geladen vuurwapen in zijn woning.
5.3.3.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft op basis van het dossier en de behandeling ter terechtzitting niet de overtuiging gekregen dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van een geladen vuurwapen (Smith & Wesson) in zijn woning en dat hij een zodanige beschikkingsmacht over dit wapen uitoefende dat hij deze, al dan niet op basis van een bewuste en nauwe samenwerking tezamen en in vereniging met een ander, voorhanden heeft gehad. De enkele verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat verdachte wist dat hij een vuurwapen had en hij het wapen in de woning van verdachte, in een kamer op de tweede verdieping, in een zwart tasje in een groene vistas heeft verstopt, waar het tijdens de doorzoeking is aangetroffen, is daartoe onvoldoende. Verdachte dient daarom van het onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
5.4
Feit 4
5.4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde.
De raadsman heeft zich - overeenkomstig de inhoud van de door hem aan de rechtbank overgelegde schriftelijke pleitnota - op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder 4 aangezien het betreffende wapen, te weten een Crosman Benjamin, niet vermeld staat op lijst B van Bijlage 1 van de Regeling Wapens en Munitie.
5.4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Gelet op de tenlastelegging ligt de vraag voor of het onder verdachte in beslag genomen luchtdrukwapen “Crosman Benjamin”, een verboden wapen is zoals vermeld op lijst b van de bij de Regeling wapens en munitie behorende bijlage I.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Hoewel in artikel 3, onder b van de Regeling wapens en munitie nog steeds wordt verwezen naar lijst a of b van de bij deze regeling behorende bijlage I, heeft de rechtbank geconstateerd dat de Minister van Veiligheid en Justitie, bij besluit van 25 juni 2014 onder meer heeft bepaald dat bijlage 1 b (evenals bijlage 1 a) bij de Regeling wapens en munitie, vervalt.
Dit besluit is gepubliceerd in de Staatscourant van 1 juli 2014, nr. 18098. Er is sindsdien geen nieuwe Bijlage met een lijst b vastgesteld. Op de tenlastegelegde datum is er dus geen bijlage I bij de Regeling Wapens en Munitie. Gelet op het voorgaande kan het onderdeel van de tenlastelegging inhoudende “zijnde een voorwerp vermeld op lijst b van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, voorhanden heeft gehad” niet bewezen worden verklaard.
De hoofdagent [verbalisant] werkzaam bij het bureau Wapens, Munitie en Explosieven te Apeldoorn heeft in zijn proces-verbaal ermee volstaan om te relateren dat het aangetroffen wapen voorkomt op de zojuist genoemde maar vervallen lijst. Hij brengt onvoldoende nadere feitelijke gegevens naar voren om bewezen te kunnen verklaren dat het CO2 pistool Crosman Benjamin zou vallen onder de categorie I sub 7 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde.
5.5
De feiten 5 en 6
Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de feiten 5 en 6 bekend. De raadsman heeft zich ter zake deze feiten gerefereerd. Verdachte is daarom een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), zodat volstaan wordt met een opgave van de bewijsmiddelen. Gelet op het aanvullende bewijsmateriaal in de vorm van processen-verbaal van bevindingen, acht de rechtbank deze feiten wettig en overtuigend bewezen.
5.6
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 2, 3 en 4 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 22 april 2015 tot en met 4 mei 2015 in Nederland meermalen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] - al dan niet via het telefoontoestel van [naam] - sms-berichten en whatsappberichten gestuurd met de woorden: "Ik ga lekker schieten en niets of niemand kan hun nog helpen" en "Een kogel in de kop is het beste" en "Ik schiet [slachtoffer] dood omdat ze zwanger coke gebruikt";
5.
hij in de periode van 1 maart 2015 tot 4 mei 2015 in Nederland een gegevensdrager (mobiel telefoontoestel), bevattende zeven afbeeldingen van ontuchtige handelingen, waarbij één of meer mensen en één of meer dieren waren betrokken, heeft verspreid en in het bezit heeft gehad, welke ontuchtige handelingen bestonden uit:
- het penetreren met een penis in de bek van een vis, het penetreren met een penis in een geit, in een kip en in een slang,
- het betasten van de penis van een pony en het penetreren met een penis van een pony in de anus van een man,
- het likken van een hond over het geslachtsdeel van een vrouw;
6.
hij op 4 mei 2015 in de gemeente Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad twee ponypacks, bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 5 en 6 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 91, 254a, 285 Sr en de artikelen
2 en 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 5
het misdrijf: een gegevensdrager, bevattende zeven afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij een mens en een dier betrokken zijn, in bezit hebben en deze afbeeldingen hebben verspreid;
feit 6
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft, direct en indirect, via sms- en whatsappberichten zijn ex-vriendin meerdere malen bedreigd. De verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn slachtoffer. Het betreft een ernstig feit dat de rechtbank verdachte zeer kwalijk neemt. Ook stonden er verboden afbeeldingen met dierenporno op verdachtes telefoon en heeft hij deze afbeeldingen verspreid. Daarnaast heeft verdachte een hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad. De rechtbank rekent hem dit aan.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 6 juli 2014. Hieruit blijkt onder meer dat het verdachte aan inlevingsvermogen ontbreekt en hij te beperkte sociale vaardigheden heeft om zijn ongenoegen of zorgen over zijn ongeboren kind op een adequate manier te uiten.
Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank gelet op een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 juli 2015. Daaruit volgt dat verdachte voorafgaand aan het begaan van het bewezenverklaarde herhaaldelijk is veroordeeld ter zake van deels vergelijkbare feiten. Deze veroordelingen hebben verdachte er echter niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De rechtbank ziet, gelet op de familierelatie tussen verdachte en [slachtoffer] als mogelijke gezamenlijke ouders van een nog ongeboren kind en het feit dat [slachtoffer] bij de politie niet heeft aangegeven een contactverbod op prijs te stellen, geen aanleiding een contactverbod op te leggen.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een telefoontoestel Iphone 5s ( [IMEI-nummer] ) met daarop ontuchtige beelden zoals bewezenverklaard, een Smith & Wesson revolver 38 special met 23 .38 kogels in een zwarte tas en een luchtdrukwapen Crosman Benjamin, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Het onder feit 1 bewezenverklaarde is met behulp van de Iphone begaan en de Smith & Wesson, de kogels en de Crosman Benjamin zijn voorwerpen die bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 1 begane misdrijf zijn aangetroffen. Deze voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien deze van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de resterende 14 dagen gevangenisstraf die de meervoudige strafkamer van deze rechtbank bij vonnis van 20 maart 2015 aan verdachte voorwaardelijk heeft opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de vordering moet worden toegewezen, omdat gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd meermalen aan een nieuw strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 36b, 36c, 36d Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 5 en 6 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 5
het misdrijf: een gegevensdrager, bevattende zeven afbeeldingen van een seksuele gedraging waarbij een mens en een dier betrokken zijn, in bezit hebben en deze afbeeldingen hebben verspreid;
feit 6
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 5 en 6 bewezenverklaarde;

straf

  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

de inbeslaggenomen voorwerpen

  • beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten;
  • 1 stk telefoontoestel Iphone 5s [IMEI-nummer]
  • 1 stk revolver Smith & Wesson 38 special met .38 cal. met 23 .38 kogels in zwarte tas.
  • 1 stk luchtdrukwapen Crosman Benjamin.
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 08/730711-14
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van 20 maart 2015, te weten van
14 dagen gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Berg, voorzitter, mr. H. Stam en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op
1 september 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Enschede met nummer PL0600-2014215075, pagina 1 t/m 143. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 augustus 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Ja, ik heb die app-berichten wel naar [naam] gestuurd. Ik wilde haar daardoor met [slachtoffer] laten praten.
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte (p. 61-63), voor zover inhoudende, als verklaring van verdachte:
U laat mij een foto zien met daarop een tweetal berichtjes (#noot verbalisanten: pagina 2 en 3): Ik heb dit naar [naam] gestuurd. Ik lees dat er staat dat ik lekker ge schieten en dat niets en niemand hun nog kan helpen. (…) Ik zei dat omdat ze mij het bloed onder de nagels vandaan haalt. Eigenlijk hoopte ik wel dat [naam] dit vertelde tegen [slachtoffer] .
3. Het proces-verbaal van verhoor aangeefster met bijlagen (p. 30-38), voor zover inhoudende, als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
U vraagt mij of ik een aanvulling kan geven op de aangifte die ik vannacht, maandag 4 mei 2015, in concept in mijn woning heb afgelegd. (…) Sinds ongeveer half maart 2015 voel ik mij door [verdachte] gestalkt en belaagd. (…) Ik heb voor de politie alvast een logboek bijgehouden. Ik heb dit voor mijzelf bijgehouden op papier en een overzicht gemaakt van alle belmomenten en contacten van hem bij mij aan de woning. Naast dit overzicht heb ik ook nog een hele lijst met sms-berichten die [verdachte] in de laatste dagen naar mij heeft gestuurd en waarin hij ook bedreigingen uit in de richting van mij en mijn ouders. (…) Ik zag dat ik een app-bericht kreeg van mijn vriendin, “ [naam] ”. Zij heeft officieel [naam] . Ik zag dat zij mij een berichtje stuurde met de tekst dat [verdachte] haar geappt had. In die berichten had hij haar gevraagd of bij mij thuis de ramen er nog in zitten.
4. Het proces-verbaal van verhoor aangeefster met bijlagen (p. 39-40), voor zover inhoudende, als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Op maandag 4 mei 2015, was ik bij mijn vriendin [naam] . (…) in de woning liet [naam] mij meerdere appjes op haar telefoon lezen. Zij was op dat moment aan het appen met [verdachte] . Ik zag onder andere de volgende tekst staan:
  • “Ik schiet [slachtoffer] dood omdat ze zwanger coke gebruikt” (afbeelding p. 53)
  • “Geen politie geen persoon zeg help ha wel even zo zij een kogel in de kop is het beste”(afbeelding p. 52).

Ik voel mij erg bedreigd door deze uitlatingen van [verdachte] .

Feiten 5 en 6
5. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 18 augustus 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
6. Het proces-verbaal van bevindingen aantreffen dierenporno van 16 juni 2015
(pag. 132-134).
7. Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 12 februari 2015.