Uitspraak
Rechtbank Overijssel
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3. De vordering van de officier van justitie
4.De voorvragen
zeeronvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, zodat het omschreven ongeval aan zijn schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 te wijten is.
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 augustus 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
- het proces-verbaal terzake artikel 8 WVW, van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , van 3 augustus 2014, pagina 57 en 58.
6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
7.De strafbaarheid van de verdachte
8.De op te leggen straf of maatregel
12.De beslissing
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
- feit 2:het misdrijf: overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en het onder 2 bewezenverklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
- Ontzegtveroordeelde
de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijkmet een
proeftijd van
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf en de ontzegging van de rijbevoegdheid niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- beveelt dat het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 voor het tijdstip waarop de bijkomende straf ingaat ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die straf geheel in mindering wordt gebracht.