ECLI:NL:RBOVE:2015:3887

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 augustus 2015
Publicatiedatum
25 augustus 2015
Zaaknummer
08/955407-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 19 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 augustus 2014 in Nijverdal een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, bestuurde zijn auto met een snelheid van ongeveer 114 kilometer per uur, terwijl de toegestane snelheid 50 kilometer per uur was. Tijdens het rijden verloor hij de controle over het voertuig, waardoor de auto over de kop sloeg en een van de passagiers, genaamd [slachtoffer], uit de auto werd geslingerd. Deze passagier liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder meerdere breuken en hersenletsel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat het ongeval heeft plaatsgevonden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan één maand voorwaardelijk, en een rijontzegging van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en een rijontzegging van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat heeft geleid tot het ongeval en het zware letsel van de passagier. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gepubliceerd op Rechtspraak.nl.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955407-14
Datum vonnis: 19 augustus 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 augustus 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.A. Reah en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht, als diens gemachtigde naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primairop 3 augustus 2014 in de gemeente Hellendoorn zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam onder invloed van alcoholhoudende drank, heeft gereden op de Grotestraat en daarbij een ongeluk heeft veroorzaakt, waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
subsidiair: dat verdachte door zijn gedrag gevaar op die weg heeft veroorzaakt althans het verkeer op die weg heeft gehinderd.
feit 2:dat verdachte op genoemde datum onder invloed van alcohol zijn auto heeft bestuurd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 3 augustus 2014 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft verdachte met dat motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam, onder invloed van alcoholhoudende drank, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank, gereden op de weg, de Grotestraat, komende uit de richting Nijverdal en gaande in de richting van Raalte, hierin bestaande dat verdachte
- aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer 114 kilometer per uur,
in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar toegestane
snelheid van 50 kilometer per uur, en/of
- niet, althans onvoldoende, heeft gelet op de weg vóór hem, en/of
- ( daarbij) dat door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder
controle heeft gehad, en/of
- ( daarbij) niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten
die van hem werden vereist, en/of
- in of nabij een in die weg gelegen, voor hem, verdachte, naar rechts verlopende bocht, met dat motorijtuig (rechtdoor) op/over de middengeleider is gereden, en/of
- ( vervolgens) met dat motorrijtuig in een slip is geraakt en/of (vervolgens)
is omgeslagen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (te weten de mede-inzittende van het door verdachte bestuurde motorrijtuig genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 3 augustus 2014 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), heeft gereden op de weg, de Grotestraat, komende uit de richting Nijverdal en gaande in de richting van Raalte, hierin bestaande dat verdachte
- aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer 114 kilometer per uur,
in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar toegestane
snelheid van 50 kilometer per uur, en/of
- aldaar heeft gereden onder invloed van alcoholhoudende drank, althans na
het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank,
en/of
- niet, althans onvoldoende, heeft gelet op de weg vóór hem, en/of
- ( daarbij) dat door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder
controle heeft gehad, en/of
- ( daarbij) niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te
verrichten die van hem werden vereist, en/of
- in of nabij een in die weg gelegen, voor hem, verdachte, naar rechts
verlopende bocht, met dat motorrijtuig (rechtdoor) op/over de middengeleider
is gereden, en/of
- ( vervolgens) niet dat motorrijtuig in een slip is geraakt en/of (vervolgens)
is omgeslagen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 3 augustus 2014 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn,
als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd,
na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn
adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder
a van de Wegenverkeerswet 1994, 345 microgram, in elk geval hoger dan 220
microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;

3. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes (6) maanden waarvan één (1) maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van preventieve inhouding.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam onder invloed van alcohol de auto heeft bestuurd en geconcludeerd kan worden dat het primair tenlastegelegde is bewezen, gelet op het letsel van het slachtoffer dat als zwaar lichamelijk letsel te kwalificeren is. Verdachte heeft met een bewijsbare aanzienlijk hogere snelheid dan de aldaar toegestane 50 kilometer per uur gereden onder invloed van alcohol. Verdachte is in de bocht naar rechts over de middengeleider gereden, in een slip geraakt en tegen een bult zand aangereden en over de kop geslagen. Een inzittende van de door verdachte bestuurde auto is uit de auto geslingerd en heeft er zwaar lichamelijk letsel, zoals breuken in haar kaak, knie en bovenbenen, aan over gehouden.
Het tweede feit kan bewezen worden gelet op de verklaring van verdachte dat hij bier en whisky gedronken heeft en gelet op de uitslag van de ademanalyse.
De verdediging is van mening dat verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, aangezien niet vaststaat dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Voorts is er geen sprake van schuld, nu niet vaststaat dat hij met een snelheid van ongeveer 114 kilometer per uur heeft gereden.
Het subsidiair tenlastegelegde kan ook niet worden bewezen aangezien verdachte geen concreet gevaarscheppend gedrag heeft vertoond.
Feit 2 kan naar de mening van de raadsman worden bewezen, gelet op de uitslag van de ademanalyse en de verklaring van verdachte. De raadsman verzoekt om artikel 9a Wetboek van Strafrecht (Sr) toe te passen.
De raadsman stelt dat wanneer de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het onder 1 primair tenlastegelegde aan verdachte een werkstraf behoort te worden opgelegd, omdat een gevangenisstraf de samenleving geld kost en het beter is dat verdachte iets voor de samenleving doet.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die daarbij worden genoemd. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PL05QD2014078611. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Toedracht van het ongeval
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op zaterdagavond 2 augustus 2014 samen met zijn vriendin en twee van haar vriendinnen is gaan stappen in Hengelo. Verdachte drinkt daar een aantal glazen bier en whisky. Op zondag 3 augustus 2014 omstreeks 05:00 uur vertrekken ze richting Zwolle. Verdachte zit achter het stuur, zijn vriendin zit rechts voorin, [naam] zit links achterin en [slachtoffer] zit rechts achterin. Verdachte rijdt over de Grotestraat te Nijverdal, komende uit de richting van het centrum en gaande in de richting van Raalte. Ter hoogte van Hotel Dalzicht zijn allerlei tijdelijke verkeersmaatregelen van kracht. Het oude wegtrace is afgesloten en het verkeer wordt via verkeersbakens naar het nieuwe tracé geleid. Kennelijk heeft verdachte te laat in de gaten dat hij een “S”bocht inrijdt. Mogelijk vanwege een te hoge snelheid begint de auto uit te breken en rijdt de middengeleider op. Verdachte raakt de controle over de auto kwijt. De auto slipte verder via de linker rijbaan de berm in. In de berm en het talud tuimelt de auto nog een heel stuk tot hij tot stilstand komt op het dak.
Alcohol
Het ongeval vond plaats omstreeks 05:43 uur. Het bloedonderzoek, uitgevoerd om 06:40 uur, wijst uit dat het alcoholgehalte van de adem ten tijde van het onderzoek 345 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg.
Gereden snelheid
Aangezien de auto niet meer is te gebruiken voor remproeven is gebruik gemaakt van aannames op basis van eerdere ervaringen en remproeven. Er is een berekening gemaakt met piekvertragingen van 6,0 m/s2 en 8,0 m/s2. Gezien de berekeningen reed verdachte minimaal 99 kilometer per uur en maximaal 114 kilometer per uur toen hij de bocht in reed. Verdachte verklaart dat hij 60-70 kilometer per uur heeft gereden.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte met een aanzienlijk hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid van 50 kilometer per uur heeft gereden.
Letsel
Door de botsing heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. [slachtoffer] had een gebroken bovenbeen, meerdere aangezichtsbreuken, meerdere kleine hersenbloedingen met zwelling van de hersenen en mist een tand.
Conclusie
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW 1994 dient te worden vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] is naar het oordeel van de rechtbank op grond van de zich in het dossier bevindende letselverklaring wettig en overtuigend bewezen.
De vraag is vervolgens of de hiervoor beschreven feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan en de overige, eveneens hiervoor beschreven, omstandigheden van het geval, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van de WVW 1994 houdt in, dat voor strafbaarheid minimaal sprake dient te zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. Handelen dat als ‘onvoorzichtig’ kan worden gekenmerkt, is dus onvoldoende om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ te kunnen komen. De zwaarste schuldvorm houdt roekeloosheid in.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is geweest van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Zoals hiervoor is overwogen staat vast dat verdachte heeft gereden onder invloed van teveel alcoholhoudende drank. Hij is rijdend in een auto met een aanzienlijk hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid van 50 kilometer per uur een “s”bocht ingereden, terwijl hij daarbij onvoldoende oplette, waarna het hiervoor beschreven ongeval is ontstaan, met de hiervoor beschreven gevolgen. De genoemde omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank toereikend voor het oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte
zeeronvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, zodat het omschreven ongeval aan zijn schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 te wijten is.
Feit 2
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde feit 2 heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 augustus 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
  • het proces-verbaal terzake artikel 8 WVW, van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , van 3 augustus 2014, pagina 57 en 58.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 3 augustus 2014 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, als verkeersdeelnemer, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft verdachte met dat motorrijtuig zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam, onder invloed van alcoholhoudende drank, gereden op de weg, de Grotestraat, komende uit de richting Nijverdal en gaande in de richting van Raalte, hierin bestaande dat verdachte
- aldaar heeft gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan de aldaar toegestane
snelheid van 50 kilometer per uur, en
- onvoldoende, heeft gelet op de weg vóór hem, en
- ( daarbij) dat door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder
controle heeft gehad, en
- ( daarbij) niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten
die van hem werden vereist, en
- in een in die weg gelegen, voor hem, verdachte, naar rechts verlopende bocht, met dat motorijtuig (rechtdoor) op/over de middengeleider is gereden, en
- vervolgens met dat motorrijtuig in een slip is geraakt en vervolgens
is omgeslagen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, te weten de mede-inzittende van het door verdachte bestuurde motorrijtuig genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht;
2.
hij op 3 augustus 2014 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 345 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet en het onder 2 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
feit 2
het misdrijf: overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft onder invloed van alcohol een auto bestuurd en hij heeft met die auto met een aanzienlijk hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid over de Grotestraat in Nijverdal gereden. Verdachte heeft in een bocht naar rechts waar paaltjes naar rechts waren aangebracht om de bestuurder te attenderen dat er wegwerkzaamheden aan de weg plaatsvonden over een midden geleider gereden, waarbij hij tegen een zandbult is aangereden en over de kop is geslagen. Daarbij is een van zijn passagiers uit de auto geslingerd en zij heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen, die blijkens haar verklaring ter terechtzitting nog immer niet is geheeld op de wijze van voor het ongeluk.
De oriëntatiepunten straftoemeting die ontwikkeld zijn in het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren geven voor feiten als hier bewezen zijn verklaard het opleggen van een gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke rijontzegging van enkele maanden aan.
Voorts is er sprake van een strafverzwarende omstandigheid in de zin van artikel 175, derde lid, WVW 1994, aangezien verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 WVW 1994.
Dit alles in aanmerking nemend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf en een rijontzegging als hierna te melden opleggen. De rechtbank baseert zich daarbij op de ernst van het bewezenverklaarde onder 1 primair, de mate van schuld van verdachte aan dit feit en het letsel van het slachtoffer.
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 91 Sr alsmede op de artikelen 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • feit 2:het misdrijf: overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en het onder 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • Ontzegtveroordeelde
    de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijkmet een
    proeftijd van
2 jaren.
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf en de ontzegging van de rijbevoegdheid niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
  • beveelt dat het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 voor het tijdstip waarop de bijkomende straf ingaat ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die straf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. H. Bloebaum en mr. A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van R.E. Groot, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2015.
Buiten staat
Mr. Bloebaum is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL05QD2014078611. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , d.d. 29 augustus 2014, voor zover relevant;
2.
Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van [verbalisant 5] , brigadier van politie
d.d. 18 augustus 2014, voor zover relevant;
3.
Het proces-verbaal van [verbalisant 6] . Agent van politie , d.d. 3 augustus 2014, inhoudende de verklaring van verdachte, voor zover relevant;
4
Het proces-verbaal van [verbalisant 7] , surveillant van politie, d.d. 3 augustus 2014, voor zover relevant;
5.
Het proces-verbaal van [verbalisant 4] , hoofdagent van politie d.d. 21 augustus 2014, inhoudende de verklaring van de getuige [naam] , voor zover relevant;
6. Het proces-verbaal van [verbalisant 3] , hoofdagent van politie d.d. 6 augustus 2014, voor zover relevant;
7.
De uitslag van het ademanalyseformulier, opgemaakt door bedienaar [verbalisant 3] , voor zover relevant.