ECLI:NL:RBOVE:2015:3851

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 april 2015
Publicatiedatum
21 augustus 2015
Zaaknummer
C/08/167862 / FA RK 15-323
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot meerderjarigheid van een minderjarige en toepassing van Nederlands recht

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 30 april 2015 een beschikking gegeven inzake het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot meerderjarigheid van een minderjarige, geboren in Duitsland. De moeder van de minderjarige, die de Duitse nationaliteit heeft, heeft verzocht om meerderjarigverklaring zodat zij zelfstandig het gezag over haar kind kan uitoefenen. De kinderrechter heeft in een eerdere tussenbeschikking overwogen dat op basis van het Burgerlijk Wetboek (BW) in beginsel Duits recht van toepassing is, maar dat het Duitse recht geen figuur van meerderjarigverklaring kent. De kinderrechter heeft de Raad in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie te verstrekken over de binding van de moeder met Nederland.

Uit de ingediende informatie blijkt dat de moeder volledig geïntegreerd is in de Nederlandse samenleving. Ze spreekt de Nederlandse taal, heeft haar opleiding in Nederland gevolgd en heeft de intentie om de Nederlandse nationaliteit aan te vragen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een nauwere band bestaat met het Nederlandse recht dan met het Duitse recht, waardoor de uitzondering in artikel 10:8 lid 1 BW van toepassing is. De kinderrechter heeft vervolgens het verzoek van de Raad om de moeder meerderjarig te verklaren toegewezen, met als gevolg dat de moeder van rechtswege het ouderlijk gezag over haar kind verkrijgt. De beschikking is openbaar uitgesproken in Almelo.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/167862 / FA RK 15-323

beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel d.d. 30 april 2015

inzake het verzoek van:

Raad voor de Kinderbescherming,

hierna te noemen: de Raad,
zetelend te 7600 AE Almelo, Postbus 241.
strekkende tot meerderjarigverklaring van de minderjarige:
[X]
geboren [geboortejaar 1] (Bondsrepubliek Duitsland),
hierna mede te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de moeder.

Het procesverloop

Op 30 maart 2015 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een tussenbeschikking gegeven.
Op 20 april 2015 is aanvullende informatie van de Raad ter griffie binnengekomen.
De beschikking is bepaald op heden.

De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 30 maart 2015 is de Raad in de gelegenheid gesteld zich uit te laten omtrent het mogelijk van toepassing zijn van artikel 10:8 Burgerlijk Wetboek (BW). De inhoud van deze beschikking geldt als hier herhaald en ingelast.
In bovengenoemde tussenbeschikking is overwogen dat op grond van artikel 10:11 lid 1 BW in beginsel Duits recht van toepassing is op het door de Raad ingediende verzoek tot meerderjarigverklaring, nu de moeder enkel de Duitse nationaliteit heeft. Nu het Duitse recht de figuur van meerderjarigverklaring niet kent, zou dit moeten leiden tot afwijzing van het verzoek.
Verder is overwogen dat artikel 10:8 lid 1 BW mogelijk soelaas kan bieden. Artikel 10:8 lid 1 BW luidt als volgt:
Het recht dat is aangewezen door een wettelijke regel die berust op een veronderstelde nauwe band met dat recht, blijft bij uitzondering buiten toepassing, indien, gelet op alle
omstandigheden van het geval, kennelijk de in die regel veronderstelde nauwe band slechts in geringe mate bestaat, en met een ander recht een veel nauwere band bestaat. In dat geval wordt dat andere recht toegepast.
Teneinde te beoordelen of de rechtbank de in dit artikel opgenomen exceptie mogelijk kan toepassen, heeft de kinderrechter de Raad in de gelegenheid gesteld zich hieromtrent nader uit te laten en heeft de kinderrechter de Raad enkele concrete vragen gesteld.
Uit de ingekomen informatie van de Raad op 20 april 2015 blijkt het volgende.
Bij moeder thuis wordt enkel de Nederlandse taal gehanteerd. Iedereen binnen het gezin spreekt Nederlands. Moeder heeft basisonderwijs in [plaats 2] en [plaats 2] genoten. Zij is eerst naar OBS [A] te [plaats 2] en vervolgens naar [B] in [plaats 2] gegaan. Vervolgens is zij doorgestroomd naar het Twents Carmel College, waarna zij uiteindelijk naar het ROC van Twente is gegaan. Op dit moment is zij niet schoolgaand in verband met de bevalling van [Y] . Op 22 april 2015 zal moeder echter weer starten op het ROC. Moeder ziet haar toekomst in Nederland liggen. Zij voelt zich Nederlandse en heeft Nederlandse vrienden en vriendinnen. Zij gaat naar de Jonge Moedersgroep en heeft begeleiding vanuit de Nederlandse hulpverlening. Moeder heeft ook de wens om na haar achttiende de Nederlandse nationaliteit aan te vragen. De ziektekostenverzekering waar moeder onder valt is Menzis. Moeder heeft geen binding met Duitsland. Zij heeft er nog familie wonen van moederszijde. Moeder stelt een nauwe band met Nederland te hebben. Zij spreekt de taal, ze is hier opgegroeid en voelt zich er thuis. Ze weet niet beter dan dat ze in Nederland woont en leeft. Ze heeft hier haar scholing gevolgd en zoekt haar toekomstperspectief binnen de Nederlandse mogelijkheden wat betreft scholing en dergelijke. Uiteindelijk wil ze ook werken in Nederland. Ze ziet haar toekomst samen met haar dochtertje in Nederland. Ook voor haar dochter wil ze de Nederlandse nationaliteit aanvragen.
De kinderrechter is van oordeel dat de Raad met bovenstaande informatie voldoende heeft onderbouwd dat in dit geval een nauwere band bestaat met het Nederlandse recht dan met het Duitse recht. Gelet op alle omstandigheden kan de in artikel 10:8 lid 1 BW opgenomen exceptie dan ook worden toegepast en wordt Nederlands recht toegepast op het verzoek van de Raad.
De Raad verzoekt de moeder meerderjarig te verklaren op grond van artikel 1:253ha lid 2 BW, teneinde haar in staat te stellen het gezag over haar kind zelfstandig uit te oefenen. De moeder heeft hiertoe haar schriftelijke toestemming verleend. Subsidiair verzoekt de Raad om de voorlopige voogdij uit te spreken over de minderjarige, vanwege het ontbreken van het gezag, en Jeugdbescherming Overijssel te belasten met de voogdij tot het moment van meerderjarigheid van moeder.
De kinderrechter acht de verzochte meerderjarigverklaring in het belang van zowel de moeder als het kind wenselijk. Uit het rapport van de Raad, dat ter onderbouwing van het verzoek is ingediend, blijkt dat de Raad vertrouwen heeft in het zelfstandig invulling geven aan het gezag over de minderjarige door moeder. Moeder heeft laten zien op een goede manier haar nieuwe rol als moeder op te pakken. Zij stelt zich daarbij begeleidbaar op en heeft ook hulpvragen om te groeien in haar moederrol en dit te combineren met betrekking tot haar toekomstperspectief. De wijkcoach [Z] heeft zich bereid verklaard moeder te begeleiden en moeder vindt dit zelf ook wenselijk. Voor de Raad is duidelijk geworden dat moeder zich verantwoordelijk voelt voor de minderjarige en hier ook naar handelt. Zij draagt voor het overgrote deel zelf de verantwoordelijkheid voor de minderjarige en bij vragen kan zij terecht bij oma (mz).
Gelet op het vorenstaande zal de kinderrechter het primaire verzoek van de Raad toewijzen.
Het gevolg van deze beslissing is dat de moeder alsnog van rechtswege het ouderlijk gezag over de minderjarige verkrijgt.

De beslissing

De kinderrechter:
I. verklaart:
[X] , geboren op [geboortejaar 1] te [geboorteplaats 1] (Bondsrepubliek Duitsland),
wonende te [woonplaats] ,
met ingang van heden meerderjarig;
II. verstaat dat de moeder van rechtswege het ouderlijk gezag krijgt over de minderjarige, geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortejaar 2] ;
III. verklaart onderdeel I. uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. H.M. Jongebreur, kinderrechter, in tegenwoordigheid van G.H. Mensink-Heuver als griffier en in het openbaar uitgesproken op
30 april 2015.