ECLI:NL:RBOVE:2015:3810

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 augustus 2015
Publicatiedatum
18 augustus 2015
Zaaknummer
08/730620-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling in uitgaansgeweld met glas

Op 18 augustus 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan twee pogingen tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 5 oktober 2014 in een discotheek in Balkbrug, waar de verdachte met een glas in het hoofd van twee slachtoffers heeft geslagen. De rechtbank oordeelde dat de bewezen verklaarde feiten een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers vormden, mede gezien de ernst van de verwondingen. De officier van justitie had een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank vond deze eis onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van het risico dat hij met zijn handelen zwaar lichamelijk letsel kon toebrengen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen, met schadevergoedingen voor de slachtoffers, en de rechtbank legde een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/730620-14
Datum vonnis: 18 augustus 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 augustus 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. van Dijck en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te Balkbrug, gemeente Hardenberg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een (gebroken) glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen de
hals/nek heeft geslagen en/of in de nek/hals heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te Balkbrug, gemeente Hardenberg,
openlijk, te weten op of aan de openbare weg, discotheek [discotheek] , [adres] ,
in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke
plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, discotheek [discotheek] ,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit
- met een (gebroken) glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen
de hals/nek te slaan en/of in de nek/hals te steken van die [slachtoffer 1] en/of
- te steken/gooien/smijten/zwaaien met (gebroken) glas en/of scherpe en/of
puntige voorwerpen (die in de nek van die [slachtoffer 1] terecht komen);
2.
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te Balkbrug, gemeente Hardenberg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een
(gebroken) glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen het
gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gestoken/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te Balkbrug, gemeente Hardenberg,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door met een (gebroken) glas, althans een scherp
en/of puntig voorwerp in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd van die
[slachtoffer 2] te slaan en/of steken;
3.
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te Balkbrug, gemeente Hardenberg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een
(gebroken) glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen het
(achter)hoofd heeft geslagen en/of heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te Balkbrug, gemeente Hardenberg,
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door met een (gebroken) glas, althans een scherp
en/of puntig voorwerp in/op/tegen het (achter)hoofd te slaan/steken.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake van het onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf, te weten de werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kunnen worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu verdachte van dat feit wordt vrijgesproken.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1.
Feit 1 primair en subsidiair
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair en subsidiair onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden . De rechtbank zal verdachte hier dan ook van vrijspreken.
5.2.
Feit 2 primair en subsidiair
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde en daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de zware mishandeling danwel de eenvoudige mishandeling heeft gepleegd.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier vast dat verdachte en de beide aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de nacht van zaterdag 4 op zondag 5 oktober 2014 aanwezig waren in uitgaansgelegenheid [discotheek] in Balkbrug.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op enig moment zag dat een getinte jongen met donker zwart opgeschoren haar met bovenop langer strak haar in een soort knotje, een glas in zijn hand hield en dit glas kapot sloeg in de nek van [slachtoffer 3] . Vervolgens liep diezelfde jongen in de richting van [slachtoffer 2] waarna verdachte naar hem uithaalde met een bierglas in zijn hand. Vervolgens voelde hij een hevige scherpe pijn aan de rechterzijde van het hoofd ter hoogte van zijn slaap, aldus [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] herkent middels een fotoconfrontatie verdachte als degene die naar hem uithaalde met een bierglas in zijn hand. De verklaring van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] .
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de door aangever en getuigen bij de politie afgelegde verklaringen consistent zijn en op meerdere punten overeenkomen. Uit de aangifte van [slachtoffer 2] en de verklaringen van getuigen blijkt immers dat verdachte aangever [slachtoffer 2] met een glas heeft gestoken en geslagen.
Door een arts is (blijkens een letselrapportage, gedateerd 20 oktober 2014) letsel bij aangever [slachtoffer 2] aan het hoofd geconstateerd, dat naar het oordeel van de rechtbank past bij de door aangever [slachtoffer 2] omschreven toedracht.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte aangever [slachtoffer 2] met een glas tegen het hoofd heeft gestoken en geslagen. Uit de medische informatie van het letsel van aangever [slachtoffer 2] blijkt dat bij aangever aan de rechterzijde van het hoofd boven de slaap drie snijwonden zijn geconstateerd. De rechtbank neemt in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel van het menselijk lichaam is, waar – met een scherp voorwerp, zoals een stuk glas – op vrij eenvoudige wijze ernstig letsel kan worden toegebracht. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Van dit risico moet verdachte zich bewust zijn geweest. Door tegen het hoofd van [slachtoffer 2] met een glas te steken en slaan heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou bekomen en die kans op de koop toegenomen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem primair ten laste gelegde feit.
5.4.
Feit 3 primair en subsidiair
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair tenlastegelegde en daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gepleegd. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
5.5
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De verdachte heeft ontkend dat hij aangever [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen en daartoe een poging heeft ondernomen. Meer in het bijzonder heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 3] in een reflex heeft geslagen, zonder dat hij zich er daarbij van bewust is geweest dat hij op dat moment een glas in zijn hand vast hield. De verdachte heeft verklaard dat hij hiertoe is overgegaan omdat een vriend van hem werd aangevallen en dat hij zijn vriend en zichzelf daartegen heeft verdedigd.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij er zich niet van bewust is geweest dat hij een glas in zijn hand vasthield, niet geloofwaardig. De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij een glas in zijn rechterhand had en dat het glas het formaat had van een whiskyglas. Onder dergelijke omstandigheden kan het niet anders zijn dat de verdachte zich er van bewust moet zijn geweest dat hij een glas in zijn hand vast hield en dat dit bewustzijn tevens aanwezig is geweest bij de verdachte op het moment dat verdachte [slachtoffer 3] heeft geslagen.
De rechtbank heeft geen enkel aanwijzing bekomen op grond waarvan de verklaringen van aangever [slachtoffer 3] en getuigen als niet accuraat, niet betrouwbaar, dan wel ongeloofwaardig kunnen worden bestempeld. Deze verklaringen komen – waar het de aan verdachte primair ten laste gelegde handeling betreft – op essentiële onderdelen met elkaar overeen.
De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte evenals bij het onder 2 primair bewezen verklaarde feit (op grond van dezelfde argumenten) als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem primair ten laste gelegde feit.
5.6
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op of omstreeks 5 oktober 2014 te Balkbrug, gemeente Hardenberg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een glas, tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gestoken/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
hij op of omstreeks 5 oktober 2014 te Balkbrug, gemeente Hardenberg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een glas, tegen het (achter)hoofd heeft geslagen en/of heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 primair en 3 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 302 jo 45 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2 primair en 3 primair telkens:
het misdrijf: poging zware mishandeling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich tot twee keer toe schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door de slachtoffers met een glas in het hoofd te steken en tegen het hoofd slaan. Hierdoor hebben de slachtoffers pijn ondervonden en letsel, te weten diepe snijwonden, opgelopen. Het dient verdachte ernstig te worden aangerekend dat hij aangevers aan fysiek geweld heeft blootgesteld en hiermee een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangevers. Gewelddadigheden als deze en met name daar waar die worden gepleegd in het uitgaansleven, dienen als verwerpelijk te worden aangemerkt en de noodzaak om de maatschappij in het algemeen en het uitgaanspubliek in het bijzonder tegen dergelijke agressieve gedragingen te beschermen, maken naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van forse straf noodzakelijk.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), alsmede met het bepaalde in artikel 22b Sr.
In dit artikel is onder meer bepaald dat een taakstraf niet wordt opgelegd in geval van veroordeling voor een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van (de) het slachtoffer(s) ten gevolge heeft gehad. Ratio van deze bepaling is het uitsluiten van de oplegging van een “kale” taakstraf in het geval van een ernstig gewelds- en of zedendelict.
In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de beide bewezen verklaarde feiten een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de beide slachtoffers hebben gemaakt, mede gelet op de ernst en de impact van de verwondingen aan het hoofd.
De eis van de officier van justitie doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van het bewezen verklaarde. De rechtbank is van oordeel dat, naast het hiervoor over artikel 22b Sr overwogene, een gevangenisstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij(en)
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
, wonende te [woonplaats] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.665,56, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Nu verdachte van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
, wonende te [woonplaats] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 1.572,55 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • materiële schade van € 572,55;
  • immateriële schade van 1.000,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in de vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.572,55 inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf 5 oktober 2014. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
Ten aanzien van [slachtoffer 3]
, wonende te [woonplaats] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 1.659,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • materiële schade van € 598,98;
  • immateriële schade van 1.061,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in de vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.659,98 inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf 5 oktober 2014. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij telkens de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 2 primair en 3 primair is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor reeds genoemde wetsartikelen en op artikel 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het feit 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

strafbaarheid

  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 maanden;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. A. Oosterveld, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0400-2014083332. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 2 primair
1.
Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 5 oktober 2014, pagina 25 t/m 28, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
“Op zondag 5 oktober 2014 was ik in [discotheek] dit is een uitgaansgelegenheid in Balkbrug. (…) Ik zag dat de getinte jongen op mij afkwam en naar mij uithaalde met het bierglas nog in zijn hand. (…) Ik voelde opeens een hevig scherpe stekende pijn aan de rechterzijde van mijn hoofd ter hoogte van mijn slaap. (…) In het ziekenhuis bleek dat ik twee grote snede’s aan mijn rechter slaap had. De snede’s hebben ze gehecht. (…).”
2.
Het proces-verbaal verhoor aangever van [slachtoffer 2] van 6 oktober 2014, pagina 51 t/m 53, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
“(…) De persoon die op fotoblad A wordt getoond herken ik als degene die mij en [slachtoffer 3] heeft gestoken heeft in discotheek [discotheek] te Balkbrug. (…)”
3.
Een geschrift, zijnde een medische verklaring, van 20 oktober 2014, betreffende [slachtoffer 2] , geboortedatum 16-10-1994, pagina 29 t/m 32, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de forensisch arts:
“Letselbeschrijving: Hoofd. Aan de rechterzijde van het hoofd boven slaap en oor bevinden zich in de behaarde hoofdhuid drie wonden. In het gebied rondom de wonden, ongeveer 8 bij 5 cm, is een zwelling te zien. De voorste wonde loopt van boven naar beneden en is ongeveer 1,5 cm lang. De randen zijn scherp begrensd. Deze wond is gehecht met 1 hechting. Op een afstand van 3 cm daarnaast bevindt zich een tweede wond, die ook van boven naar beneden loopt. Deze wond heeft ook scherpe randen en is ongeveer 5 cm lang. Deze wond is met 3 hechtingen gehecht. Daarnaast, verder naar het achterhoofd, loopt een ondiepere wond die niet gehecht is. De bovenkant van deze wond begint ca. 2 cm naast de tweede wond. Deze wond verloopt schuin naar achter. De wondranden zijn scherp begrensd. (…) Beoordeling letsel: (…) Blijvend letsel. In de behaarde hoofdhuid zullen littekens achterblijven. (…)”.
4.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, inhoudende als verklaring van [getuige 2] van 5 oktober 2014, pagina 41 t/m 42, zakelijk weergegeven:
“(…) Vandaag zondag 5 oktober 2014, tussen 2.00 en 2.15 uur ben ik getuige geweest van een mishandeling. (…) Op een gegeven moment zag ik dat de man met glas in zijn rechterhand, opzettelijk hard in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2] sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] tegen zijn hoofd werd geraakt. Ik zag toen dat er bloed op het hoofd van [slachtoffer 2] zat. (…)”
5.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, inhoudende als verklaring van [getuige 2] van 5 oktober 2014, pagina 57 t/m 58, zakelijk weergegeven:
“(…) De man op fotoblad A herken ik als de man waar ik in mijn vorige verklaring heb gesproken. (…) Ik heb gezien dat de man op fotoblad A heeft geslagen met het kapotte glas. (…)”
6.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, inhoudende als verklaring van [getuige 3] van 5 oktober 2014, pagina 45 t/m 46, zakelijk weergegeven:
“(…) Ik was met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en nog wat andere jongens naar [discotheek] . (…) Ik kan die jongen als volgt omschrijven. (…) Hij had een donker getinte huidskleur. Hij had zwart krullend haar dat hij naar achteren droeg in een soort paardenstaartje. (…) Nadat die jongen [slachtoffer 3] had geraakt liep hij door in de richting van [slachtoffer 2] en ik zag dat hij daar weer uithaalde. (…)”
7.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, inhoudende als verklaring van [getuige 3] van 5 oktober 2014, pagina 63 t/m 64, zakelijk weergegeven:
“(…) Tonen foto A: Die was erbij. Dat is hem met die paardenstaart. (…) Deze persoon liep te slaan met een glas. Deze jongen sloeg [slachtoffer 2] met dat glas. Ik zag dat deze jongen met dat glas uithaalde naar [slachtoffer 2] . (…)”
8.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 23 oktober 2014, pagina 47 t/m 49, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
“(…) Tonen foto’s aan aangever. Aan verschillende getuigen en aangevers zijn foto’s getoond van verdachten [verdachte] en [naam] . Op bijgevoegde foto’s staan foto’s aangeduid met A en B. Foto A = [verdachte] . (…)”
Ten aanzien van feit 3 primair
1.
Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] van 5 oktober 2014, pagina 11 t/m 12, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
“(…) Gisterenavond, zaterdag 4 oktober 2014, omstreeks 23.30 uur was ik in discotheek [discotheek] , gevestigd aan de [adres] te Balkbrug. (…) Ik keek naar de jongen en werd ineens van achteren met iets op mijn hoofd geslagen en ik hoorde glas. Ik voelde dat er een glas achterop mijn hoofd kapot geslagen werd. (…) Ik voelde toen met mijn hand in mijn nek en zag toen dat mijn hele hand onder het bloed zat. (…) Ze hebben 2 sneeën in mijn nek gehecht en 1 snee hebben ze geplakt. (…)”.
2.
Een medische verklaring, van 21 oktober 2014, betreffende [slachtoffer 3] , geboortedatum 15-01-1994, pagina 13 t/m 16, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de forensisch arts:
“(…) Letselbeschrijving. Hoofd. In de behaarde hoofdhuid van het achterhoofd, linksachter, bevinden zich drie diepe snijwonden. De wond dichts bij het oor bevindt zich op ca. 4 cm van het oor. De wond is ongeveer 2 cm lang en maakt halverwege een hoek van ca. 30 graden. De wondranden zijn scherpbegrensd en wijken van elkaar. Ongeveer cm schuin naar onder bevindt zich een gelijke wond, ook met een hoek van ca. 30 graden, de andere kant op. Scherpbegrensde, wijkende randen. Ongeveer 3 cm naast die wond, richting midden, iets schuin daarboven bevindt zich een derde wond. Dit is een rechte snede van ca. 1 cm lang. De randen zijn scherpbegrensd. (…)”.
3.
Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 5 oktober 2014, pagina 25 t/m 28, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
“Op zondag 5 oktober 2014 was ik in [discotheek] dit is een uitgaansgelegenheid in Balkbrug. (…) Ik zag opeens dat [slachtoffer 3] een glas in zijn nek kreeg. Ik zag dat een getinte jongen volgens mij Marokkaans, met een glas uithaalde naar [slachtoffer 3] en deze op zijn nek kapot sloeg. Ik kan de getinte jongen als volgt omschrijven: (…) donker zwart opgeschoren haar, bovenop langer strak in een soort staartje. (…). Ik keek geschokt naar [slachtoffer 3] en zag allemaal bloed en glas op [slachtoffer 3] zijn rug en in zijn hals. Ik zag aan de linkerzijde in [slachtoffer 3] zijn nek bloed en glas. Ik veegde het glas uit zijn nek en zag dat het bloed er gewoon uitspoot. (…).”
4.
Het proces-verbaal verhoor aangever van [slachtoffer 2] van 6 oktober 2014, pagina 51 t/m 53, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
“(…) De persoon die op fotoblad A wordt getoond herken ik als degene die mij en [slachtoffer 3] heeft gestoken heeft in discotheek [discotheek] te Balkbrug. (…)”
5.
Een in de wettelijk vorm opgemaakt proces-verbaal, inhoudende als verklaring van [getuige 3] van 5 oktober 2014, pagina 45 t/m 46, zakelijk weergegeven:
“(…) Ik was met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en nog wat andere jongens naar [discotheek] . (…) Ik zag dat een jongen uithaalde naar [slachtoffer 3] . Ik zag dat hij een zwaaibeweging met zijn arm in de richting van [slachtoffer 3] maakte. (…) Ik zag meteen hierna dat [slachtoffer 3] bloed had aan de achterkant van zijn hoofd. (…) Hij had een donker getinte huidskleur. Hij had zwart krullend haar dat hij naar achteren droeg in een soort paardenstaartje. (…)”
6.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, inhoudende als verklaring van [getuige 3] van 5 oktober 2014, pagina 63 t/m 64, zakelijk weergegeven:
“(…) Tonen foto A: Die was erbij. Dat is hem met die paardenstaart. (…) Deze persoon liep te slaan met een glas. (…) Verder sloeg die jongen van de foto, letter A, [slachtoffer 3] . Dat zag ik duidelijk dat [slachtoffer 3] aan de achterzijde van zijn hoofd met dat glas werd geraakt.
Ik zag dat het bloed eruit stroomde bij [slachtoffer 3] . (…)”
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 23 oktober 2014, pagina 47 t/m 49, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
“(…) Tonen foto’s aan aangever. Aan verschillende getuigen en aangevers zijn foto’s getoond van verdachten [verdachte] en [naam] . Op bijgevoegde foto’s staan foto’s aangeduid met A en B. Foto A = [verdachte] . (…)”