5.12In dat verband overweegt de rechtbank dat:
- ten tijde van de echtscheiding het jongste kind van partijen bijna 23 jaar was, zodat er geen dagelijkse zorgplicht voor de vrouw was en zij pogingen had kunnen ondernemen om (deels) in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Van eventuele sollicitaties is niets gesteld of gebleken.
- de vrouw niet heeft betwist dat zij, ook nadat alle kinderen de voormalige echtelijke woning hadden verlaten, in deze eengezinswoning is blijven wonen. Door in een goedkopere woning te gaan wonen had de vrouw huurkosten kunnen besparen.
- de vrouw niet heeft betwist dat zij een nieuwe auto heeft gekocht. Zij heeft gesteld dat zij die auto in vier een half jaar heeft afbetaald. De vrouw heeft evenwel niet gesteld dat het voor haar noodzakelijk was om een nieuwe auto, aan te schaffen. De vrouw had er ook voor kunnen kiezen om in plaats van een nieuwe auto een tweedehands auto aan te schaffen en het op die wijze bespaarde bedrag aan te wenden voor haar levensonderhoud.
- de vrouw stelt dat de man nooit de wettelijke indexering over de door hem verschuldigde partneralimentatie heeft voldaan, zodat een betalingsachterstand is ontstaan. Deze achterstand bedraagt over de laatste vijf jaar ongeveer € 4.000,--. De rechtbank leidt hieruit af dat de vrouw haar aanspraak op de wettelijke indexering van de door de man verschuldigde partneralimentatie, gedurende een periode van 12 jaar niet heeft gevorderd. Aangezien volgens de vrouw met die indexering alleen al over de laatste vijf jaar een bedrag van € 4.000,-- is gemoeid, had zij gedurende de 12 jaar dat de alimentatieverplichting bestond, veel meer inkomsten kunnen verwerven dan zij heeft gedaan.
- de vrouw stelt dat partijen ten tijde van de echtscheiding een bedrag van
€ 60.000,-- hadden gespaard en dat zij de helft van dat bedrag van de man wilde ontvangen, maar dat de man geweigerd heeft dit te betalen. Aangezien partijen in gemeenschap van goederen waren gehuwd had de vrouw de verdeling van dit bedrag in rechte kunnen bewerkstelligen en daarmee over een vermogen kunnen beschikken, waarmee zij in haar eigen levensonderhoud had kunnen voorzien. Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van de vrouw gelegen om daartoe de nodige maatregelen te treffen. Dat zij dit niet gedaan heeft komt naar het oordeel van de rechtbank voor haar rekening en risico.
Gelet op het vorenstaande heeft de vrouw in de periode van 12 jaar waarin zij
partneralimentatie heeft ontvangen niet alles gedaan wat redelijkerwijs van haar verwacht mocht worden om tot financiële zelfstandigheid te geraken.