ECLI:NL:RBOVE:2015:3758

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juni 2015
Publicatiedatum
13 augustus 2015
Zaaknummer
C/08/166819 / FA RK 15-93
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie in verband met faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 juni 2015 een beschikking gegeven inzake een verzoek van de vader om de bij echtscheidingsconvenant overeengekomen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn zoon te wijzigen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.A. Hendriks, verzocht de rechtbank om de alimentatie met ingang van de datum van zijn faillissement, [datum 2], op nihil vast te stellen. De vader stelde dat hij door zijn faillissement niet in staat was om enige bijdrage te leveren aan de kosten van zijn zoon. De zoon, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. B.A.M. Oude Breuil, verzocht de rechtbank om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek of dit verzoek af te wijzen. De zoon betoogde dat het faillissement van de vader niet automatisch betekende dat hij geen alimentatie meer kon betalen en dat er meer duidelijkheid over de financiële situatie van de vader moest komen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat er sprake is van een wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de draagkracht rechtvaardigt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de alimentatieverplichting van de vader kan worden gewijzigd naar nihil met ingang van de datum van het faillissement en voor de duur van het faillissement. De rechtbank heeft ook bepaald dat de alimentatieverplichting herleeft na beëindiging van het faillissement, en dat de vader dan in overleg moet treden met de zoon over zijn verplichtingen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/166819 / FA RK 15-93
beschikking van de enkelvoudige familiekamer voor burgerlijke zaken d.d.
17 juni 2015
inzake
[verzoeker],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker,
advocaat mr. G.A. Hendriks te Almelo
en
[verweerder],
verder te noemen: de zoon,
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerder,
advocaat mr. B.A.M. Oude Breuil.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende bescheiden:
- het verzoek met bijlagen, binnengekomen op 16 januari 2015;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, binnengekomen op
12 maart 2015;
- een op 8 april 2015 binnengekomen brief van mr. Hendriks van 7 april 2015 met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 4 juni 2015. Ter zitting zijn verschenen en gehoord: de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De zoon en zijn advocaat zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is binnengekomen een op 5 juni 2015
binnengekomen brief van mr. Oude Breuil van 5 juni 2015.
1.4.
De beschikking is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De zoon is geboren uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van de vader en [G] (de moeder).
2.2.
Bij beschikking van [datum 1] heeft de rechtbank te Almelo de echtscheiding tussen de vader en de moeder uitgesproken, welke echtscheidingsbeschikking op
18 augustus 2000 is ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand.
2.3.
Bij voormelde echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat de inhoud van het echtscheidingsconvenant deel uitmaakt van die beschikking. De ouders zijn in het convenant overeengekomen dat de vader met ingang van de datum van ondertekening van dit convenant als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding de zoon fl. 400,-- per maand zal voldoen.
2.4.
Ingevolge de wettelijke indexering beloopt voormelde bijdrage met ingang van 1 januari 2015 € 249,11 per maand.

3.Het verzoek

De vader verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bij convenant overeengekomen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de zoon te wijzigen en deze bijdrage met ingang van datum faillissement, te weten
[datum 2] , nader vast te stellen op nihil, kosten rechtens.
De vader stelt dat sprake is van een wijziging van omstandigheden omdat hij per
[datum 2] in staat van faillissement is verklaard. Gezien zijn inkomsten en lasten is hij niet in staat enige bijdrage te leveren in de kosten van verzorging en opvoeding van de zoon.

4.Het verweer

De zoon verzoekt de rechtbank de vader in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dit verzoek af te wijzen.
De zoon stelt daartoe het volgende. Het enkele feit dat de vader in staat van faillissement verkeert, brengt niet met zich mee dat hij geen bijdrage meer kan voldoen in de kosten van de zoon. Van de vader mag worden verwacht dat hij duidelijkheid verschaft over zijn financiële situatie. Voorts blijkt uit de stukken niet dat de rechter-commissaris geen toestemming heeft verleend om bij de berekening van het vrij te laten bedrag (hierna ook: VTLB) rekening te houden met de overeengekomen kinderalimentatie. Verder dient duidelijkheid te worden verschaft over de stand van het faillissement. Ten slotte heeft de zoon verweer gevoerd tegen de verzochte ingangsdatum.

5.De beoordeling

Ten aanzien van de ontvankelijkheid
Indien een verzoeker - zoals in casu de vader - in rechte aanvoert dat zich sedert de beslissing waarvan wijziging wordt verzocht een wijziging in omstandigheden in de zin van art. 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft voorgedaan die een hernieuwde beoordeling van de draagkracht rechtvaardigt, is hij ontvankelijk in zijn verzoek.
Ten aanzien van het verzochte
Ter zitting op 4 juni 2015 zijn de zoon en zijn advocaat, hoewel derhalve behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Na afloop van die zitting is gebleken dat de advocaat van de zoon het tijdstip van de zitting niet juist in zijn agenda heeft genoteerd. Mr. Oude Breuil heeft bij voormelde brief van 5 juni 2015 verzocht om een nieuwe mondelinge behandeling te plannen. De rechter heeft dit verzoek van mr. Oude Breuil afgewezen, hetgeen door de griffie op 9 juni 2015 mondeling aan hem is medegedeeld.
Vast staat dat de vader en zijn echtgenote, [J] , bij vonnis van deze rechtbank van [datum 2] in staat van faillissement zijn verklaard. Dit omdat zij verkeren in de toestand dat zij hebben opgehouden te betalen, nu zij meerdere schulden bij meer dan één schuldeiser onbetaald laten. Uit de stukken die bij voormelde brief van 7 april 2015 in het geding zijn gebracht leidt de rechtbank af dat het bedrag dat de vader en zijn echtgenote buiten de boedel mogen behouden is vastgesteld op € 1.469,49 netto per maand. Bij de vaststelling van dit bedrag is rekening gehouden met 90% van de voor de vader en zijn echtgenote geldende bijstandsnorm en met hun noodzakelijke lasten. Bij die vaststelling is geen rekening gehouden met de tussen de door vader en de moeder overeengekomen kinderalimentatie. De door de vader overgelegde berekening geldt voor de periode 1 januari 2015 tot en met
30 juni 2015.
Mr. Hendriks heeft ter zitting op 4 juni 2015 gesteld dat het faillissement nog loopt en dat vader en zijn echtgenote over enkele maanden een verzoek zullen doen tot toelating tot de Wettelijke Schuldsaneringsregeling Natuurlijke Personen (WSNP).
De rechtbank gaat ervan uit dat de rechter-commissaris bij de berekening van het vrij te laten bedrag over de periode vanaf 1 juli 2015 ook geen rekening zal houden met de overeengekomen onderhoudsbijdrage. Dit is volgens het beleid van de afdeling insolventie van de rechtbank Overijssel. Hierdoor ontbreekt bij de vader vanaf de datum van het faillissement de draagkracht om kinderalimentatie te voldoen.
Ten aanzien van de ingangsdatum
De rechtbank acht het redelijk de kinderalimentatie op nihil te stellen met ingang van de datum waarop het faillissement is uitgesproken en voor de duur van dit faillissement. Dit houdt in dat de alimentatieverplichting van de vader herleeft na beëindiging van het faillissement. Mocht de vader op dat moment niet in staat zijn om de aan die verplichting te voldoen, dan is het aan hem om hierover in overleg te treden met de zoon en eventueel een wijzigingsverzoek in te dienen.
Ten aanzien van de proceskosten
Nu partijen vader en zoon zijn, zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen zijn eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank:
1. Wijzigt de bij echtscheidingsconvenant van 26 juni 2000 overeengekomen bijdrage van de vader aan de moeder in de kosten van verzorging en opvoeding van de zoon, [verweerder] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en stelt die bijdrage met ingang van [datum 2] en voor de duur van het faillissement nader vast op
NIHIL.
2. Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
3. Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4. Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. A.A.J. Lemain, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2015 in tegenwoordigheid van mr. A.M. Witkop, griffier.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.