ECLI:NL:RBOVE:2015:3739

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
12 augustus 2015
Zaaknummer
C/08/164923 / ES RK 14-3440 en C/08/169974 / ES RK 15-998
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 16 juni 2015 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die samen ouders zijn van een minderjarig kind, [J]. De vrouw verzocht de rechtbank om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met [J] naar [X]. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en beide partijen waren vertegenwoordigd door hun advocaten. De vrouw, bijgestaan door mr. T. Hermans, stelde dat zij haar familie en vrienden in [X] mist en dat zij daar een nieuw leven wil opbouwen met haar nieuwe partner. De man, vertegenwoordigd door mr. A. Hurenkamp, betwistte de noodzaak van de verhuizing en stelde dat dit in strijd zou zijn met het belang van [J]. De rechtbank heeft de belangen van beide ouders en het kind afgewogen. De rechtbank concludeerde dat de vrouw onvoldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was en dat de verhuizing negatieve gevolgen zou hebben voor de omgangsregeling met de vader. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming om met [J] te verhuizen afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken en partijen bevolen om over te gaan tot verdeling van de gemeenschap waarin zij zijn gehuwd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummers: C/08/164923 / ES RK 14-3440 en C/08/169974 / ES RK 15-998
beschikking van de enkelvoudige familiekamer voor burgerlijke zaken d.d. 16 juni 2015
inzake
[verzoekster],
verder te noemen: de vrouw
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster
advocaat mr. T. Hermans te Enschede
en
[belanghebbende],
verder te noemen: de man
wonende te [woonplaats 2] ,
belanghebbende
advocaat mr. A. Hurenkamp te Enschede.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende bescheiden:
- het verzoek met bijlagen, binnengekomen op 28 november 2014;
- het exploot van de betekening van 2 december 2014;
- aanvullende stukken en het gewijzigde verzoek van mr. Hermans, binnengekomen op 16 december 2014;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, binnengekomen op
14 januari 2015;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek, binnengekomen op 10 maart 2015;
- een op 7 mei 2015 binnengekomen brief van mr. Hermans van 6 mei 2015 met bijlagen;
- een op 20 mei 2015 binnengekomen brief van mr. Hurenkamp van 19 mei 2015 met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 28 mei 2015. Ter zitting zijn verschenen: partijen beiden bijgestaan door hun advocaat. Namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen “de Raad”, is verschenen de heer [A] .

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] te [plaats 1] met elkaar gehuwd in de wettelijke gemeenschap van goederen.
2.2.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.3.
Partijen zijn ouders van het navolgende minderjarige kind:
[J], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .

3.Het verzoek

De vrouw verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
tussen partijen de echtscheiding uit te spreken;
de verdeling te gelasten van de per datum echtscheidingsverzoek ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon;
te bepalen dat het concept ouderschapsplan deel uitmaakt van de onderhavige beschikking;
e vrouw vervangende toestemming te verlenen om tezamen met [J] te verhuizen naar [X] ;
en beslissing te geven omtrent de kosten van de procedure.

4.Het gewijzigde verzoek

De vrouw verzoekt de rechtbank te bepalen dat het overgelegde ouderschapsplan deel uitmaakt van de onderhavige beschikking.

5.Het verweer tevens houdend zelfstandig verzoek

De man verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1) tussen partijen de echtscheiding uit te spreken;
2) het verzoek van de vrouw om het bij het verzoekschrift gevoegde concept- ouderschapsplan niet integraal in de te geven beschikking op te nemen, voor zover daarin zijn opgenomen de door de vrouw geformuleerde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, het daarmee samenhangende vervoer en de kinderalimentatie;
3) het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om tezamen met [J] te verhuizen naar [X] af te wijzen;
4) te bepalen dat [J] na de echtscheiding zijn huidige vaste verblijfplaats bij de vrouw zal hebben, en waarbij wordt vastgelegd dat het gezamenlijk ouderlijk gezag onverminderd in stand blijft;
5) te bepalen dat de man [J] iedere maandag tot en met woensdag 12.00 uur en om het weekend (vrijdag 17.00 uur tot en met zondag 17.00 uur) bij zich heeft, en de vrouw [J] iedere woensdag vanaf 12.00 uur tot en met vrijdag 17.00 uur alsmede het andere weekend bij zich heeft, een en ander op basis van de omgangsregeling zoals die thans ook plaatsvindt. De vakanties en de feestdagen zullen door partijen zo goed mogelijk in onderling overleg worden vastgesteld.
6) te bepalen dat partijen worden veroordeeld om met elkaar over te gaan tot verdeling van al hetgeen partijen in gezamenlijk eigendom toebehoort, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon;
7) de vrouw in haar verzoeken, voor zover daarom niet uitdrukkelijk is verzocht, niet-ontvankelijk te verklaren en althans deze verzoeken af te wijzen.

6.Het verweer op het zelfstandig verzoek

Naar de mening van de vrouw dient het verzoek van de man ten aanzien van de echtscheiding te worden toegewezen, evenals het verzoek ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en het gezag. Het verzoek van de man ten aanzien van de zorgregeling en de verdeling dient te worden afgewezen.

7.De beoordeling

Inzake zaaknummer C/08/164923 / ES RK 14-3440
De ontvankelijkheid
7.1.
Bij de betekening van het verzoekschrift zijn de wettelijke termijnen en formaliteiten in acht genomen. De in artikel 815 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gemelde bescheiden zijn als bijlagen bij het verzoekschrift gevoegd, met uitzondering van een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan.
7.2.
Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen is de rechtbank gebleken dat partijen van mening verschillen over de verhuizing van [J] naar [X] . Hierdoor zijn partijen niet in staat om een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan te overleggen. Beide ouders hebben naar voren gebracht dat hun onderlinge verstandhouding goed is ondanks de verdeeldheid over de verhuizing. Als de rechtbank een beslissing heeft genomen over het verzoek van de vrouw voor vervangende toestemming tot verhuizing dan zijn partijen in staat om samen een ouderschapsplan op te stellen. De rechtbank zal gelet hierop een beslissing nemen op het verzoek tot vervangende toestemming tot verhuizing en partijen daarna in de gelegenheid stellen om een ouderschapsplan op te stellen en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding vast te stellen. Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek.
De echtscheiding
7.3.
Nu de vrouw stelt en de man niet betwist dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht, staat deze duurzame ontwrichting in rechte vast. Het verzoek tot echtscheiding zal daarom worden toegewezen.
Het gezag
7.4.
De man en de vrouw zijn het eens over de uitoefening van het gezamenlijk ouderlijk gezag over de minderjarige na de echtscheiding. Nu het gezag na scheiding van rechtswege in stand blijft, kan een beslissing daarover achterwege blijven. De rechtbank overweegt dat hoofdregel is dat ouders na de scheiding het ouderlijk gezag gezamenlijk blijven uitoefenen. Hieruit vloeit voort dat personen die beroepshalve bij de minderjarige betrokken zijn, volgens de wet verplicht zijn om aan beide ouders dezelfde informatie te verstrekken.
Vervangende toestemming verhuizing
7.5.
Voor ligt het verzoek van de vrouw tot verlening van vervangende toestemming om met [J] te mogen verhuizen naar [X] .
7.6.
Vast staat dat beide ouders met het ouderlijk gezag zijn belast. De rechtbank stelt voorop dat de gezamenlijke gezagsuitoefening door partijen met zich brengt dat de vrouw voor het wijzigen van de woonplaats van [J] in beginsel toestemming van de andere met het gezag belaste ouder behoeft.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechter worden voorgelegd. De rechtbank echter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
7.7.
Conform de jurisprudentie van de Hoge Raad mag uit voornoemd artikel niet worden afgeleid dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. De rechter zal bij zijn beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen wat er ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind (zie ook de uitspraak van de Hoge Raad van 25 april 2008). De navolgende omstandigheden en belangen kunnen een rol spelen en dienen vervolgens te worden meegewogen:
a. het recht en belang voor de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
b. de noodzaak om te verhuizen;
c. de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
d. de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
e. de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
f. de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
g. de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
h. de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
i. de leeftijd van de minderjarige.
7.8.
Als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de minderjarige en eventueel een nieuwe partner elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval, na een belangenafweging, een degelijke beslissing rechtvaardigen.
7.9.
De vrouw voert ter ondersteuning van haar verzoek aan dat zij haar familie en vrienden uit [X] heel erg mist. Sinds haar relatie met de man is geëindigd is haar reden om in Twente te zijn feitelijk komen te vervallen. De vrouw heeft haar wortels in [X] ; zij is daar geboren en getogen. De vrouw ziet in Twente geen toekomst voor haar weggelegd. Haar werkgever is failliet verklaard maar is bezig met een doorstart. Zij heeft nu een tijdelijk contract ondertekend, welk contract inmiddels is verlengd. Verder heeft de vrouw vanaf mei 2014 een nieuwe partner met een eigen woning in [X] , waar zij voornemens is mee te gaan samenwonen.
De vrouw heeft de mogelijkheid om binnen het bedrijf van haar moeder en haar vennoot te gaan werken. Voorts heeft de vrouw contact gelegd met een basisschool in [X] . Met ingang van oktober 2015, wanneer [J] vier jaar wordt, kan hij op deze school terecht. De vrouw vindt het heel belangrijk dat [J] regelmatig en goed contact heeft het met zijn vader. De vrouw stelt een regeling voor van een weekend per veertien dagen van vrijdag tot zondag 17.00 uur. Verder is de vrouw bereid om de vakanties en de feestdagen zo te verdelen dat [J] 60% van de tijd bij de man verblijft en 40% van de tijd bij de vrouw. De vrouw wil het halen en brengen voor haar rekening nemen. Doordeweeks kan [J] door middel van Facetime contact hebben met zijn vader. De vrouw stelt dat [J] nog jong is en dat jonge kinderen flexibel zijn. Daar komt bij dat [J] feitelijk nog niet geworteld is in [C] .
7.10.
De man stelt dat de verhuizing naar [X] in strijd is met het belang [J] . De man wenst de helft van de zorg voor [J] voor zijn rekening te nemen en alleen de afstand al staat daaraan in de weg. Het betreft een afstand van bijna 300 kilometer, hetgeen aan reistijd (zonder files) bijna drie uur vergt. De beoogde verhuizing zal een verstrekkende invloed hebben op de omgangsregeling, waarbij is uitgesloten dat er een omgangsregeling kan worden bereikt waarbij de man 50% van de zorg van [J] voor zijn rekening kan nemen. De man betwist uitdrukkelijk dat er voor de vrouw in Twente geen toekomst zou zijn weggelegd. Sinds 2005 is de vrouw in Twente woonachtig en heeft zij een vast bestaan met werk en vriendschappen opgebouwd. De werkgever heeft een doorstart gemaakt en de vrouw heeft een nieuwe arbeidsovereenkomst getekend. Volgens de man is er van een noodzaak om te verhuizen geen sprake. Het is niet in het belang van [J] om hem uit de vertrouwde omgeving weg te halen. Naar de mening van de man biedt het voorstel van de vrouw geen enkele verzachting en/of compensatie. Door de verhuizing zal het contact tussen de man en [J] fors worden beperkt. De door de vrouw voorgestelde omgangsregeling staat in schril contrast tot de door de man gewenste co-ouderschap en het feit dat de man voor de helft van de opvoeding en verzorging zorg wenst te dragen. Als [J] ouder is zullen de wedstrijden in het weekend plaats vinden. Het kunnen bezoeken van een training of doordeweekse wedstrijd wordt door de verhuizing onmogelijk gemaakt. De man meent dat [J] ondanks zijn jonge leeftijd wel geworteld is in [C] , alwaar hij naar het kinderdagverblijf gaat, en nu ook gewend is aan een situatie waarin de ouders weliswaar niet bij elkaar wonen maar wel op zeer korte afstand van elkaar.
7.11.
Namens de Raad heeft de heer [A] ter zitting naar voren gebracht dat welke beslissing ook genomen gaat worden, er altijd een verliezer zal zijn. Het zou het beste zijn als de ouders samen deze beslissing kunnen nemen, omdat deze dan ook gedragen wordt. De heer [A] is blij om te horen dat de verstandhouding tussen de ouders goed is. Moeder heeft recht op een nieuw leven, maar vader gaat dan inleveren in het contact tussen hem en [J] . Het is een lastige kwestie. Indien moeder niet gaat verhuizen dan zal ze wellicht minder goed in haar vel zitten, hetgeen ook zijn weerslag op [J] zal hebben. Voorts is de heer [A] van oordeel dat [J] nog geen “sociale omgeving” heeft in de zin dat hij geworteld is in zijn huidige omgeving. Een kind van deze leeftijd is in dat opzicht flexibel.
7.12.
Alle belangen en omstandigheden tegen elkaar afwegende, waarbij het belang van [J] centraal staat, maar niet doorslaggevend is, komt de rechtbank tot de conclusie dat op dit moment onvoldoende is gebleken van de noodzaak tot verhuizing. Door een verhuizing naar [X] zal [J] op 300 kilometer van zijn huidige woonplaats komen te wonen.
Ondanks zijn jonge leeftijd zal verbreking van de continuïteit van de woon- en sociale omgeving ingrijpend zijn met name in het contact met de andere ouder. De echtscheidingsprocedure is aanhangig en de ouders zijn sinds februari 2014 feitelijk uit elkaar. Sindsdien is er een zorgregeling waarbij [J] van maandag tot woensdagochtend alsmede de weekenden in de even weken bij de man verblijft. Een verhuizing naar [X] zal afbreuk doen aan deze regeling. De man zal een andere rol gaan vervullen dan [J] sinds februari 2014 gewend is. Dat dit in het belang van [J] is heeft de vrouw niet althans, onvoldoende gesteld en onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw onvoldoende heeft ondernomen om de gevolgen van de verhuizing te compenseren. De voorgestelde wijziging in 60% van de feestdagen en de vakanties, alsmede contact via Facetime voorziet hier in onvoldoende mate in, nu de rol van de man bij een dergelijke regeling een (wezenlijk) andere inhoud zal krijgen. De rechtbank begrijpt dat de huidige leeftijd van [J] ideaal zou zijn voor een dergelijke verhuizing omdat [J] in oktober 2015 naar school zal gaan, maar de rechtbank acht het op deze leeftijd ook in het belang van [J] dat zijn vader een grote rol speelt in de opvoeding. Bovendien kan de man ook regelmatig contact hebben met de toekomstige school, terwijl de mogelijkheid daartoe door de verhuizing naar [X] nagenoeg onmogelijk is.
Dat de vrouw recht heeft om een nieuw leven op te bouwen met haar nieuwe partner, hoe zwaarwegend op zichzelf dit belang is, betekent nog niet dat de voornoemde belangen van [J] moeten wijken voor haar eigen belang om bij haar partner in [X] en bij haar familie in [X] te wonen.
7.13.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat alle belangen tegen elkaar afwegend het belang van [J] om op dit moment in [C] op te groeien en het bestaande contact met zijn vader te behouden, zwaarder weegt dan het belang van de vrouw om met haar nieuwe partner in [X] een nieuw leven op te bouwen.
7.14.
De conclusie van het voorgaande is dat de rechtbank het verzoek van de vrouw om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [J] naar [X] te verhuizen zal afwijzen.
Het ouderschapsplan
7.15.
Nu partijen nog in de gelegenheid worden gesteld een ouderschapsplan op te stellen, zal de rechtbank een beslissing hierover aanhouden.
De hoofdverblijfplaats, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [J]
7.16.
De rechtbank stelt partijen in de gelegenheid om in onderling overleg over deze aspecten met elkaar in overleg te treden nu de rechtbank een beslissing heeft genomen over het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming tot verhuizing.
Inzake zaaknummer C/08/169974 / ES RK 15-998
De verdeling
7.17.
Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat zij een bevel verdeling wensen en zij de rechtbank niet verzoeken om de verdeling vast te stellen.
De rechtbank zal partijen bevelen om met elkaar over te gaat tot verdeling van de gemeenschap waarin zij zijn gehuwd met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon. Het overige verzochte ten aanzien van het vaststellen van de verdeling, zal de rechtbank als ingetrokken beschouwen.

8.De beslissing

De rechtbank:
Inzake zaaknummer C/08/164923 / ES RK 14-3440
1. spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [datum] te [C] gehuwd;
2. wijst af het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming met [J] te verhuizen;
3. houdt iedere verdere beslissing aan;
4. verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 15 juli 2015voor uitlating van partijen;
Inzake zaaknummer C/08/169974 / ES RK 15-998
5. beveelt partijen om, zodra de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, met elkaar over te gaan tot verdeling van de gemeenschap waarin zij zijn
gehuwd;
6. benoemt notaris [O] te [plaats 2] tot notaris, voor wie de werkzaamheden van die verdeling zullen plaats hebben op een door die notaris te bepalen tijdstip en plaats. Dit tenzij partijen binnen veertien dagen nadat de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand een andere notaris kiezen;
Verstaat dat de kosten die de benoemde of gekozen notaris voor deze werkzaamheden maakt, ten laste van de te verdelen gemeenschap komen;
Benoemt mr. [T] , advocaat te Hengelo (O), tot onzijdig persoon om diegene te vertegenwoordigen die weigert aan de verdeling mee te werken;
7. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor zover het de echtscheiding betreft.
Deze beschikking is gegeven te [geboorteplaats] door mr. H.M. Jongebreur en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2015 in tegenwoordigheid van mr. A.C.M. Heerdink, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de Raad voor de Kinderbescherming te [geboorteplaats] en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door die Raad opgenomen in zijn registratie.