Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[Y],
[Z],
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
2.De feiten
graag pragmatisch met deze materie willen omgaan”.
dat zij ervoor gekozen hebben om alsnog – ondanks alle nadelen van dien – een winkelruimte bij te huren in de binnenstad van [plaats] ”. Daarbij is het college gevraagd of het bereid is de daarmee samenhangende extra kosten en mogelijke derving van omzet/winst te vergoeden.
te behandelen als ware zij in het bezit van een ontheffing op grond van artikel 3.23 Wro voor de uitoefening van detailhandel in de winkelruimte aan [adres 1] te [plaats] ”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
niets wordt opgelost, behalve dat er een lange juridische strijd (“juridisch getouwtrek”) volgt, zonder garantie op een duurzame oplossing.” Volgens deze brief was het college juist voorstander van het indienen van een verzoek om een ontheffing ex artikel 3.23 van de Wro met het oog op eventuele legalisatie van de detailhandelsactiviteiten, gelet op het in 2008 nieuw ontwikkelde beleid dat onder voorwaarden detailhandel op perifere locaties toestaat. Daarbij is expliciet aangegeven dat “
op dit moment nog niet bekend is wat het standpunt van het college zal zijn in deze situatie, simpelweg omdat er nog geen sprake is van een (gemotiveerd) verzoek van de kant van uw cliënt in die richting”. [X] c.s. heeft vervolgens een zodanig verzoek ingediend, met het uitdrukkelijke verzoek om de kwestie pragmatisch te benaderen. Uit voormelde brief van 27 november 2009 blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het college zonder enig voorbehoud handhavend zou gaan optreden, noch is gebleken dat ten tijde van de beslissing van [X] c.s. tot verplaatsing van de winkel van [adres 1] naar de binnenstad van [plaats] sprake was van een zogenoemde vooraanschrijving. [X] c.s. heeft verder onvoldoende gesteld en onderbouwd dat sprake is geweest van enige door het college uitgeoefende (bestuurlijke én) ongeoorloofde druk om voor de detailhandelsactiviteiten vervangende winkelruimte te zoeken in de binnenstad van [plaats] . In dit verband heeft de gemeente uitdrukkelijk betwist dat tijdens het gesprek met wethouder Van den Noulandt gezegd zou zijn dat er zou worden gehandhaafd, in ieder geval blijkt dit niet uit gemelde brief van de advocaat van [X] c.s. van 1 februari 2010, en voorts dat sprake is geweest van “een niet aflatende stroom van berichten en publicaties” die door de gemeente werd gevoed. Het had op de weg van [X] c.s. gelegen om haar stellingen dienaangaande nader te onderbouwen, hetgeen zij echter heeft nagelaten, terwijl een en ander bovendien niet zonder meer onrechtmatig handelen van de gemeente met zich brengt.
- griffierecht € 3.715,00
- salaris advocaat