ECLI:NL:RBOVE:2015:3706

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 mei 2015
Publicatiedatum
10 augustus 2015
Zaaknummer
C/08/169528 / FA RK 15-665
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot benoeming van een bijzondere curator voor een minderjarige in een zorgsituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 20 mei 2015 uitspraak gedaan in een verzoek van een minderjarige om de benoeming van een bijzondere curator. De minderjarige, die onder toezicht staat van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, heeft aangegeven dat hij het niet eens is met de handelwijze van de gezinsvoogd en dat het contact met zijn vader verslechterd is. De kinderrechter heeft de minderjarige de gelegenheid gegeven om zijn mening te uiten, maar hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Tijdens de zitting op 30 april 2015 zijn de minderjarige, zijn ouders en de vertegenwoordiger van de William Schrikker Stichting verschenen. De ouders steunen het verzoek van de minderjarige, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een concreet en wezenlijk conflict over de verzorging en opvoeding van het kind. De rechtbank heeft overwogen dat de ouders in staat zijn om de belangen van de minderjarige te behartigen en dat er geen belangenstrijd is. De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator afgewezen, met de opmerking dat de gezinsvoogd mogelijk nog kan helpen bij het vinden van een vertrouwenspersoon voor de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/169528 / FA RK 15-665

beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel d.d. 20 mei 2015

inzake

[minderjarige] ,

verder ook [minderjarige] te noemen,
wonende te [woonplaats] , [adres 1]
verzoeker,
Met betrekking tot dit verzoek zijn als belanghebbenden aan te merken:
[belanghebbende 1],
verder ook de vrouw of de moeder te noemen,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,

[belanghebbende 2] ,

verder ook de man of de vader te noemen,
wonende te [woonplaats] , [adres 2] ,

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming,

de gecertificeerde instelling, verder te noemen de GI,
gevestigd te 1102 BP Amsterdam, Zuidoost, Bijlmerdreef 101.

Het procesverloop

Bij op 18 december 2014 ter griffie ingekomen verzoekschrift met bijlagen heeft de minderjarige verzocht om toewijzing van een bijzondere curator.
Op 18 maart 2015 is een reactie van de GI ter griffie van deze rechtbank ingekomen.
De [minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de zitting op
30 april 2015 zijn mening buiten aanwezigheid van de volwassenen kenbaar te maken aan de kinderrechter. Van deze gelegenheid heeft [minderjarige] geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 30 april 2015. Ter zitting zijn verschenen: [minderjarige] , zijn vader, zijn moeder vergezeld door mr. M. Th. M. Demmer. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming is vertegenwoordigd door de heer [P 1] . De standpunten zijn toegelicht. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De beschikking is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

De ouders zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is geboren:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [2002] .
Sinds 24 augustus 2011 staat [minderjarige] onder toezicht, eerst van Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel en later van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming krachtens door Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel aan haar verleend mandaat.
De ondertoezichtstelling is laatstelijk bij beschikking van 7 augustus 2014 verlengd voor de duur van een jaar met behoud van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming als gezinsvoogdijinstelling.

De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing

1.
De [minderjarige] heeft de kinderrechter verzocht aan hem een bijzondere curator toe te wijzen. [minderjarige] geeft in de namens hem geschreven brief te kennen dat hij het niet eens is met de handelwijze van de GI en dat ook het contact met zijn vader enorm is verslechterd. [minderjarige] is boos op de GI en op zijn vader. Zijn moeder heeft voor [minderjarige] geïnformeerd bij de kinderombudsman. Deze adviseerde om een bijzondere curator aan te vragen. Na overleg van moeder en [minderjarige] heeft [minderjarige] te kennen gegeven inderdaad wel een bijzondere curator te willen hebben.
2.
Op 18 maart 2015 heeft de jeugdbeschermer van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, de heer [P 1] , schriftelijk gereageerd. Hij is de waarnemer voor de gezinsvoogd, de heer [P 2] , die al langere tijd ziek is. In de brief komt hij tot de conclusie dat een bijzondere curator extra dynamiek in deze zaak zal brengen en hij vraagt zich af of dit in het belang van de minderjarige is. Voor de nadere motivering wordt verwezen naar de verdere inhoud van deze brief.
3.
Ter zitting van 30 april 2015 heeft [minderjarige] te kennen gegeven geen behoefte te hebben om zonder zijn ouders met de kinderrechter te praten. [minderjarige] heeft te kennen gegeven graag een bijzondere curator te willen die hem helpt als hij het soms niet eens is met zijn ouders en ook helpt als er andere dingen zijn waar hij het niet mee eens is. De gezinsvoogd is er niet zo vaak. Hij heeft de gezinsvoogd niet proberen te bellen in een situatie waarin hij hulp nodig was. Op dit moment is er niet echt een probleem, ook niet met betrekking tot de omgang met vader, die loopt momenteel wel goed. Het is meer voor het geval er wel iets gebeurt.
4.
Mr. Demmer wijst erop dat de ‘hulp aan huis’ van Ambiq, door de heer [V] , vruchten heeft afgeworpen. Dat was een goed traject. De heer [V] was ook de vertrouwenspersoon voor [minderjarige] . Dit traject was afgerond en is beëindigd. De vraag is hoe deze leemte opgevuld kan worden voor [minderjarige] . Hij is zijn vertrouwenspersoon kwijt. Moeder heeft daartoe veel initiatieven ontplooit en kwam uit op een bijzondere curator. Het zal anders zijn dan met de heer [V] , die kwam wekelijks bij hen. Reden voor een bijzondere curator is als hetgeen [minderjarige] wil strijdig is met wat zijn ouders willen.
5.
Moeder staat achter het verzoek van [minderjarige] . Zij heeft veel strijd met de gezinsvoogd. Ze heeft geen hulp ervaren. [minderjarige] is volgens moeder zomaar in allerlei trajecten gedrukt. [minderjarige] is heel ongelukkig met het door de GI opgelegde traject. Als ouders willen ze [minderjarige] een persoon bieden op wie hij altijd iemand terug kan vallen. Zij en de vader van [minderjarige] hebben veel ruzie met elkaar gehad. Momenteel is het rustig. Moeder wil graag dat de kinderrechter goed nadenkt. Moeder is niet meer bereid om samen te werken met de gezinsvoogd. Zij is van mening dat de GI en de gezinsvoogd alles bij haar hebben gelegd, ook de professionele taken zoals het schrijven van een Plan van Aanpak. Zij moet steeds zelf het wiel uitvinden en dus is de GI in haar ogen niet meer nodig. Moeder betwist de stelling van de GI dat vader en zij het niet eens zouden zijn over de schoolkeuze voor [minderjarige] . Ze hebben [minderjarige] al in januari 2015 opgegeven voor de school van hun keuze.
6.
De vader acht de bijdrage van de GI tot nu toe nihil. Ook [minderjarige] vindt geen klankbord bij de gezinsvoogd. De heer [V] van Ambiq heeft daarentegen prima dingen gedaan, het is jammer dat hij weg moest. Vader ziet voor de ouders een taak liggen, maar hij ziet ook de meerwaarde van een bijzondere curator.
7.
De heer [P 1] vraagt zich af wat de meerwaarde van een bijzondere curator is. Hij is van plan om de ondertoezichtstelling op te gaan heffen. Er zou dan een bijzondere curator kunnen komen, maar de vraag is of dit specifiek voor [minderjarige] is. [minderjarige] kan ook terecht bij zijn ouders, bij de vaste gezinsvoogd, de heer [P 2] of de vervanger de heer [P 1] . Moeder regelt veel vrijwillige hulp.
8.
Artikel 1:250 Burgerlijk Wetboek (BW) luidt als volgt: Wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen dan wel van de voogd of de beide voogden in strijd zijn met die van de minderjarige, benoemt de rechtbank, dan wel, indien het een aangelegenheid inzake het vermogen van de minderjarige betreft, de kantonrechter, of, indien de zaak reeds aanhangig is, de desbetreffende rechter, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen.
9.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verzoek van [minderjarige] tot benoeming van een bijzondere curator het volgende. De rechtbank deelt de mening van de ouders en [minderjarige] dat het fijn zou zijn en belangrijk voor [minderjarige] dat [minderjarige] een vertrouwenspersoon heeft waarmee hij voor hem moeilijke of vertrouwelijke zaken kan bespreken. Een persoon die [minderjarige] nu mist na het vertrek van de heer [V] . Een dergelijke persoon wordt meestal gezocht en gevonden binnen de kring van hulpverleners of professionals in de omgeving van een minderjarige (denk bijvoorbeeld aan een mentor, een leraar waar het mee ‘klikt’, een -school-maatschappelijk werker en dergelijke).
De rechtbank mag slechts tot benoeming van een bijzondere curator overgaan, indien dit in het belang van het kind noodzakelijk is, mede gezien de aard van de belangenstrijd.
Er moet dan wel sprake zijn van een concreet en wezenlijk conflict over de verzorging en opvoeding van het kind of diens vermogen, in de situatie dat de ouders of voogd niet goed voor de belangen van de minderjarige op (kunnen) komen. Er moet dus sprake zijn van een daadwerkelijke strijd tussen de belangen van de met het gezag belaste ouders of voogden en de belangen van het kind.
[minderjarige] heeft ter zitting verteld dat de omgangsregeling met vader nu goed gaat. Ook moeder heeft medegedeeld dat het momenteel rustig is in het contact tussen vader, [minderjarige] en haar.
Mocht er weer een keer wat zijn, dan zou [minderjarige] het wel prettig vinden om op een bijzondere curator terug te kunnen vallen.
De rechtbank stelt vast dat een situatie als vorenstaand zich niet leent voor de benoeming van een bijzondere curator. Er is niet sprake van een concreet en wezenlijk conflict, er is geen belangenstrijd tussen de ouders en [minderjarige] en zeker moeder kan prima opkomen voor de belangen van [minderjarige] . Dit heeft zij de afgelopen periode ook bewezen. Ter zitting heeft moeder gezegd geen hulp te hebben ervaren van de gezinsvoogd. Zij ervaart het alsof ze alles alleen heeft moeten doen. Blijkbaar is ze daartoe ook in staat. De gezinsvoogd heeft dan ook aangekondigd van plan te zijn om de ondertoezichtstelling te gaan opheffen dan wel geen verlenging te vragen.
Mocht hij eens een conflict hebben met een ouder, dan is er wellicht binnen hulpverlening of op school een persoon te vinden waarmee [minderjarige] goed contact heeft en met wie hij over het ontstane conflict kan spreken.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden van [minderjarige] niet voldoen aan de voorwaarden zoals die gesteld zijn in artikel 1:250 BW voor benoeming van een bijzondere curator: er is geen concreet en wezenlijk conflict, geen belangenstrijd tussen ouders en [minderjarige] . [minderjarige] heeft ouders die voor hem kunnen opkomen en dat ook doen, indien nodig.
10.
Hoewel moeder ter zitting heeft verklaard niet meer bereid te zijn om samen te werken met de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, zou de gezinsvoogd voor hij de ondertoezichtstelling eventueel opheft, afsluitend wellicht nog aandacht kunnen besteden aan het vinden van een vertrouwenspersoon voor [minderjarige] .

De beslissing

De rechtbank:
1. Wijst af het verzoek van [minderjarige] tot benoeming van een bijzondere curator.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Flos, in tegenwoordigheid van G. Masselink-Jasper als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2015.