ECLI:NL:RBOVE:2015:3703

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 augustus 2015
Publicatiedatum
10 augustus 2015
Zaaknummer
15/1581 en 15/1582
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening geluidsniveau Stratenfestival Zwolle

Op 10 augustus 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het Stratenfestival in Zwolle. De verzoekers, een groep omwonenden onder de naam 'Herrie uit de stad', hebben bezwaar gemaakt tegen de evenementenvergunning en de ontheffing die aan de Stichting Straten Festival Zwolle zijn verleend. Deze vergunningen staan het gebruik van geluidsversterkende apparatuur toe tijdens het festival op 21 augustus 2015. De verzoekers stellen dat de geluidsniveaus, die zijn vastgesteld op maximaal 76 dB(A) en 93 dB(C), hen blootstellen aan onduldbare hinder.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de ingediende stukken en het verhandelde ter zitting op 5 augustus 2015 geoordeeld dat de geluidsniveaus niet leiden tot onaanvaardbare hinder voor de omwonenden. De rechter heeft vastgesteld dat de evenementenvergunning en de ontheffing naar verwachting in bezwaar in stand zullen blijven. De voorzieningenrechter heeft daarbij de belangen van de verzoekers en de organisatie van het festival tegen elkaar afgewogen en geconcludeerd dat de gekozen geluidsniveaus redelijk zijn, gezien de omstandigheden en het belang van het festival.

Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de rechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: 15/1581 en 15/1582
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[verzoekers] , te Zwolle, verzoekers,

en
de burgemeester van Zwolle,
burgemeester en wethouders van Zwolle,
verweerders, gemachtigde: mr. H. van Dop.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Stichting Straten Festival Zwolle,
gemachtigde: J. van Dinther.

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2015 (de evenementenvergunning) heeft verweerder 1 aan derde-partij ingevolge de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) vergunning verleend voor het houden van het Straten Festival Zwolle (verder: stratenfestival) op 21 augustus 2015 van 18.00 uur
  • tot 01.30 uur in de binnenstad van Zwolle, en
  • tot 00.30 uur op het Ter Pelkwijkpark.
Bij besluit van 21 juli 2015 (de ontheffing) heeft verweerder 2 aan derde-partij van de voorschriften in de APV ontheffing verleend voor het gebruik van geluidsversterkende apparatuur tijdens het stratenfestival op 21 augustus 2015
  • van 19.00 tot 01.00 uur in de binnenstad van Zwolle tot maximaal 85 dB(A) en 95 dB(C), en
  • van 19.30 tot 23.30 uur op het Ter Pelkwijkpark tot maximaal 76 dB(A) en 93 dB(C).
Verzoekers hebben tegen beide besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2015. Verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn in persoon verschenen. De overige verzoekers zijn niet verschenen. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, bijgestaan door [vertegenwoordiger gemeente 1] en [vertegenwoordiger gemeente 2] . Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger stichting 1] en [vertegenwoordiger stichting 2] .

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Derde-partij organiseert op 21 augustus 2015 in de binnenstad van Zwolle – onder meer op het hoofdpodium aan het Ter Pelkwijkpark (verder: hoofdpodium) – een stratenfestival. Op het hoofdpodium zal van 19.30 tot 23.30 uur de Grote Live Show van RadioNL en TV Oranje plaatsvinden met live optredens van Nederlandse artiesten. De daarop betrekking hebbende aanvragen voor de evenementenvergunning en de ontheffing zijn op 8 mei 2015 ingediend. Deze zijn gepubliceerd in het Gemeenteblad nr. 42804. Naar aanleiding daarvan hebben verzoekers een gezamenlijke zienswijze ingediend. Op 21 juli 2015 zijn de evenementenvergunning en de ontheffing verleend. Aan beide besluiten zijn voorschriften verbonden.
3. Het verzoek om een voorlopige voorziening inzake die besluiten is ingediend door een groep van personen, zich gezamenlijk presenterend onder de verzamelnaam “Herrie uit de stad”. De voorzieningenrechter gaat er in het kader van dit verzoek om een voorlopige voorziening voorshands vanuit, dat in ieder geval een of meer van die personen van die groep in de directe omgeving van het hoofdpodium wonen en mitsdien als belanghebbende zijn aan te merken bij het onderhavige verzoek om een voorlopige voorziening. Of de overige personen in deze procedure als belanghebbende kunnen worden aangemerkt laat de voorzieningenrechter uitdrukkelijk in het midden. Dit zal door verweerder in het kader van de bezwaarprocedure en bij een eventueel daarop volgend beroep ambtshalve door de rechtbank worden beoordeeld.
4. Verzoekers stellen zich in hun verzoekschrift op het standpunt dat zij – verkort weergegeven – als gevolg van verweerders besluitvorming inzake evenementen en geluidsontheffingen, in dit geval concreet voor het hoofdpodium van het stratenfestival op het Ter Pelkwijkpark, worden blootgesteld aan onduldbare hinder. Die hinder ziet specifiek op geluidsoverlast, veroorzaakt door het gebruik van geluidsversterkende apparatuur en de nachtelijke opruimwerkzaamheden.
Verzoekers vorderen daarom primair om de evenementenvergunning en de ontheffing voor het stratenfestival te schorsen, voorzover die besluiten betrekking op het hoofdpodium. Subsidiair vorderen zij om:
  • de ontheffing voor het hoofdpodium te stellen op een maximale geluidsbelasting van 63dB(A) en 75dB(C), of
  • een andere passende voorziening te treffen.
5. Op grond van artikel 2.2.2, eerste lid, van de APV is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
Ingevolge artikel 4.1.6, eerste lid, van de APV is het verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer in de openlucht een geluidsapparaat, een (recreatie) toestel of een (bouw)machine in werking te hebben op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt. Het college kan op grond van het tweede lid van dit artikel van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen. Op grond van het derde lid van dit artikel kan het college terreinen of wateren aanwijzen, waar het verbod, vervat in het eerste lid, niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, (recreatie)toestellen of (bouw)machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van (geluid)hinder. De in dit lid bedoelde voorschriften kunnen op grond van het vierde lid van dit artikel onder meer betreffen:
  • het maximale geluidsniveau;
  • de situering van geluidsbronnen;
  • de frequentie en tijden van gebruik.
Op grond van artikel 1.8 van de APV kan de vergunning of ontheffing door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu.
Aan de voornoemde artikelen van de APV is in de “Beleidsregel evenementen in de openlucht 2012” (verder: evenementenbeleid), zoals gewijzigd met ingang van 10 juli 2015, een nadere invulling gegeven aan de kaders waarbinnen vergunning/ontheffingverlening mogelijk is.
6. Verzoekers hekelen vooraleerst het evenementenbeleid. De daarin gemaakte keuze om het Ter Pelkwijkpark aan te wijzen als locatie voor grootschalige evenementen als het stratenfestival achten zij onjuist, omdat daar sprake is van omliggende historische woningen en oude panden met een zeer beperkte gevelisolatie. Voorts menen zij dat het evenementenbeleid onvoldoende duidelijk maakt in welke mate het Ter Pelkwijkpark wordt belast met (overige) evenementen waarvoor een ontheffing dient te worden verleend.
Uit het evenementenbeleid volgt dat het Ter Pelkwijkpark jaarlijks kan dienen als locatie voor:
  • de drie grootschalige evenementen Stratenfestival, Stadsfestival en Thorbeckegrachtfestival (artikel 5, lid 1B);
  • ondersteuning van acht (artikel 6, lid 1) overige grootschalige evenementen (artikel 5, lid 6);
  • vier (artikel 6, lid 4) culturele evenementen (artikel 5, lid 3); en
  • overige (niet-grootschalige) evenementen (artikel 5, lid 5).
De vraag of het evenementenbeleid, terzake van de in deze bepalingen gegeven frequentie van evenementen, als een redelijke beleidsbepaling kan worden aangemerkt, leent zich niet voor toetsing in het kader van de voorlopigevoorzieningenprocedure. Die vraag zal verweerder dienen te betrekken in de behandeling van de bezwaren van verzoekers tegen de evenementenvergunning en de ontheffing en zal vervolgens in een eventueel volgend beroep beroep tegen de beslissingen op die bezwaren dienen te worden getoetst. De voorzieningenrechter laat die vraag derhalve in de onderhavige procedure onbeantwoord.
De beleidskeuze om het Ter Pelkwijkpark als locatie voor het stratenfestival aan te wijzen acht de voorzieningenrechter voorshands niet in strijd met een redelijke beleidsbepaling. Die keuze is immers weloverwogen gemaakt, omdat het stratenfestival als afsluiter onlosmakelijk verbonden is aan het einde van de zomerkermis en elders in de binnenstad als gevolg daarvan geen locaties van voldoende omvang beschikbaar zijn.
7. Verzoekers voeren – meer concreet – aan dat verweerder 1, met het verlenen van de evenementenvergunning voor het stratenfestival, de in het evenementenbeleid vastgestelde frequentie van toegestane evenementen op het Ter Pelkwijkpark over 2015 ruimschoots overschrijdt. De voorzieningenrechter volgt verzoekers hierin niet.
De voorzieningenrechter laat daartoe wegen, dat deze grief vooral ziet op het houden van evenementen waarvoor een ontheffing noodzakelijk is en waarbij de vrees bestaat voor een onduldbaar hoge geluidsbelasting. Verzoekers hebben echter niet aannemelijk gemaakt, dat alle door hen genoemde evenementen tot die categorie behoren, noch dat deze feitelijk het Ter Pelkwijkpark als evenementlocatie hadden.
Voorts overweegt de voorzieningenrechter in dit verband, dat van de in artikel 5, lid 1B van het evenementenbeleid met name genoemde grootschalige evenementen dit jaar uitsluitend het stratenfestival daadwerkelijk op het Ter Pelkwijkpark zal plaatsvinden. Het komende Stadsfestival (waarvan het Thorbeckegrachtfestival onderdeel is) heeft dit jaar immers het festivalhart gesitueerd op het Rode Torenplein en zal van de locatie Ter Pelkwijkpark geen gebruik maken. Niet staande kan dan ook worden gehouden dat de frequentie van de genoemde grootschalige evenementen op het Ter Pelkwijkpark dit jaar op zichzelf al voor verzoekers leidt tot onaanvaardbare hinder.
8. Verzoekers voeren verder aan, dat verweerder door bij de ontheffing de maximale geluidsbelasting van geluidsversterkende apparatuur op het hoofdpodium te stellen op 76 dB(A) en 93 dB(C), alsook door nachtelijke opruimwerkzaamheden toe te staan, de grens van hetgeen aan geluidsoverlast door hen moet worden geduld heeft overschreden.
Zijdens verweerder 2 is in het verweerschrift aangegeven, dat de nachtelijke opruimwerkzaamheden niet verder strekken dan het afbouwen van het opblaasbare podium en de daar aanwezige geluidsapparatuur en dat de duur daarvan beperkt is. Voorts vinden de schoonmaakwerkzaamheden, anders dan elders in de binnenstad, op het Ter Pelkwijkpark op zaterdag 22 augustus 2015 niet ’s nachts maar tussen 07.00 en 08.00 uur plaats. De afvoer van de stroomaggregaten vindt eveneens op diezelfde ochtend tot 12.00 uur plaats. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter zijn de nachtelijke opruimwerkzaamheden dan ook niet van dien aard dat daaruit voor verzoekers onaanvaardbare hinder voortvloeit.
Terzake van de bij de ontheffing vastgestelde maximale geluidsbelasting overweegt de voorzieningenrechter, dat verweerder 2 bij de beslissing of een ontheffing kan worden verleend van het in artikel 4.1.6, eerste lid, van de APV gegeven verbod om in de open lucht een geluidsapparaat in werking te hebben, op grond van het tweede lid van dat artikel een ruime mate van beleidsvrijheid toekomt. De wijze waarop aan die ontheffing voorschriften betreffende de hoogte van de maximale geluidsbelasting kunnen worden verbonden en of dat voorschrift in redelijkheid aanvaardbaar is te achten is voorts ter beoordeling van
verweerder 2. De wetgever heeft hierover immers in wet- noch regelgeving bepalingen opgenomen.
Bij die beoordeling dient verweerder 2 een afweging te maken van de belangen die betrokken zijn bij het hanteren van zijn bevoegdheid om ontheffing te verlenen alsmede de omstandigheden die een rol spelen bij de vraag of de ontheffing dient te worden geweigerd in het belang van de waarden zoals die ingevolge artikel 1.8 van de APV van betekenis zijn.
Die relatieve beoordeling kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zover strekken, dat een absolute grens – zijnde het punt waarboven sprake is van onduldbare geluidshinder – wordt overschreden. Beoordeeld dient dan ook te worden of verweerder die grens in het onderhavige geval, door de maximale geluidsbelasting van geluidsversterkende apparatuur op het hoofdpodium bij de ontheffing te stellen op 76 dB(A) en 93 dB(C), heeft overschreden.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moet die vraag ontkennend worden beantwoord. De voorzieningenrechter laat daartoe het volgende wegen.
Anders dan verzoekers menen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder 2 voor het bepalen van die grens niet gehouden was om de Nota “Evenementen met een luidruchtig karakter van januari 1996” (verder: Nota Limburg) onverkort te volgen. De Nota Limburg is immers geen algemeen verbindend voorschrift en in het evenementenbeleid wordt daar niet naar verwezen. Verweerder 2 mocht bij het bepalen van de absolute grens van onduldbare hinder het evenementenbeleid derhalve als uitgangspunt nemen, waarbij de voorzieningenrechter van belang acht, dat het evenementenbeleid met name op het aspect van geluidsbelasting nog in ontwikkeling is en het streven bestaat om het maximale geluidsniveau – na nader geluidsonderzoek gedurende het festivalseizoen in 2015 – in 2016 of zoveel eerder als mogelijk definitief vast te stellen.
Voor grootschalige evenementen zoals het stratenfestival is de bovengrens in het huidige evenementenbeleid vooralsnog gesteld op 85 dB(A) en 95 dB(C). Verweerder 2 heeft de maximale geluidsbelasting bij de ontheffing voor het hoofdpodium van het stratenfestival gelet op al uitgevoerd geluidsonderzoek door het bureau DGMR Industrie Verkeer en Milieu B.V. (verder: DGMR) en met het oog op het belang van verzoekers bij een zo laag mogelijke geluidsbelasting echter vastgesteld op 76 dB(A) en 93 dB(C). In het geluidsrapport d.d. 20 juli 2015 van DGMR is gerefereerd aan het niveau van 75 dB(A) en 90 dB(C), zijnde de inmiddels door de gemeente voor de Wijthmenerplas gehanteerde norm, en is aangegeven dat ook voor het Ter Pelkwijkpark die waarden kunnen worden bereikt als het geluidsbronvermogen met enkele dB(A) en met 5 dB(C) wordt verlaagd. Gelet op het belang van derde-partij bij een voldoende bronvermogen op het podium heeft verweerder de geluidsnorm evenwel niet nog verder willen verlagen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet deze afweging als zodanig recht aan de belangen van alle betrokken partijen en is derhalve niet als onredelijk aan te merken.
Nu verweerder 2 de geluidsbelasting op het hoofdpodium voorts heeft beperkt tot een duur van vier uren (van 19.30 tot 23.30 uur in plaats van 19.00 tot 01.00 uur) en het stratenfestival dit jaar slechts het enige grootschalige evenement met een dergelijke geluidsbelasting is dat op het Ter Pelkwijkpark plaats zal vinden, oordeelt de voorzieningenrechter dat in dit concrete geval verweerder na afweging van alle belangen in redelijkheid tot de verleende geluidsontheffing heeft kunnen komen, nu daardoor ook geen situatie ontstaat waardoor verzoekers te maken krijgen met onduldbare hinder.
9. Uit het vorenoverwogenene volgt naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter dat de evenementenvergunning en de ontheffing naar verwachting in bezwaar in stand zullen blijven, zodat geen grond bestaat om deze besluiten te schorsen noch om de maximale geluidsbelasting van de ontheffing bij te stellen.
10. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.K. Witteveen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.